GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE ADVIEZEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE ADVIEZEN

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Alle inzendingen, deze rubriek betreffende, aan Ds D. van Dijk, Akkerstraat 26, Groningen.)

„fflet overflrijvgn".

II.

In ons vorig artikeltje tradhtten wij' duidelijk te maken, dat iets, wat in zichzelf goed is, door overdrijving nooit verkeerd kan worden.

Zuinigheid kan nooit .overdreven worden tot gierigheid, omdat gierigheid niet ligt in het yer^ lengde van zuinigheid, maar precies den anderen kant uitgaat.

Wanneer een Gereformeerd mensch zich onthoudt van allerlei dingen in de wereld, dan v, 'ordt hij' daardoor niet doopersch; de onthouding van den Gereformeerde komt immers op uit een geheel anderen wortel, dan de onthouding van den doopersche; ook gaat zij in een geheel andere richting en streeft een geheel ander doel na.

Terwijl de Gereformeerde zich onthoudt om daardoor zichzelf, in den strijd tot verovering van de wereld voor Christus, gaaf te houden, wordt de Doopersche gedreven door de gedachte: „de wereld is immers toch ten verderve opgeschreven; hoe minder ik mij' met haar bemoei, hoe beter het is".

Dat laatste kan nooit geboren worden uit overdrijving van het eerste.

Datzelfde nu geldt ook met betrekking tot wat men noemt „Verbondsprediking". ,

Ook daarvan zegt men: „'tis goed, dat ge in de prediking weer meer dan wel eens gebeurd is, aan het Verbond plaats geeft, maar pas op, dat gij het niet overdrijft, dat gij niet eenzijdig wordt. Vergeet niet, dat er behalve het Verbond ook is| de Verkiezing."

Dr Brillen burg Wurth heeft daarover laatst geschreven. Hi| noemt dat „schtematiseeren"; lalle dringen in één bepaald schema, hier dan het „schema van het Verbond" en daardoor andere dingen, die toch ook in de Schrift geleerd worden, verwaarloozen en over het hoofd zien.

Maar ook hier zeg ik: „Men kan de Verbondsprediking niet overdrij'ven, zóó, dat daardoor andere waarheden teruggedrongen worden.

Wat toch is de zin en de waarde van het Verbond?

Nooit mag men het Verbond zien als een weldaad naast andere weldaden.

Het Verbond is die betrekking tussdhen God en Zijn volk, op grond v/aarvan, binnen het raam waarvan ons alle andere weldaden toekomen.

Het is onmogelijk, om de heerlijkheid des Ver honds te schilderen zonder te noemen de goederen, die God ons binnen dat Verbond schenkt.

Dat geldt ook van de Verkiezing.

Het is niet juist gezegd, dat er behalve het "Verbond ook de Verkiezing is.

Neen, want God werkt de Verkiezing uit juist 'door het Verbond, zóó, dat de Verbondsaanvaarding alléén de zekerheid geeft van verkoren te zijn.

Wie zoo'n voorstelling van zaken geeft, dat daardoor de indruk gewekt wordt, dat Verbond en Verkiezing twee naast elkander liggende dingen zijn, die ook naast elkander in het oog moetea worden gevat, loopt gevaar, dat hij' de vastigheid en de troost van het Verbond ondennijlnt en dat hij de Verkiezing maakt tot een oorzaak van zorg en angst.

Ook, ik herhaal het, van de Verkiezing kan in 't midden der gemeente van Christus nooit goed worden gesproken, dan alléén wanneer men haar ziet in verband met het Verbond.

Daarom mag men het geen schematiseeren noemen, dat iemand heel zijn prediking zet in het teeken des Verbonds, in het raam des Verbonds; want God geeft niets en doet niets aan Zijn volk, dan alléén in en naar het Verbond.

Alles wat ik, als vader, voor mijn kinderen ben, aan mijn kinderen geef, met mijn kinderen doe, wordt gedragen door het feit, dat ik hun vader ben, dat zij' mijn kinderen zijn.

Wie zou er ooit aan durven denken, te zeggen: „kinderen, denkt er aan, behalve het feit, dat jullie kinderen van vader bent, hebben julUe nog zooveel andere weldaden; julhe krijgt immers ook eten en drinken en zóó?

Wie zou ér ooit aan durven denken te zeggen: „als gij' bij de bespreking van het lot en leven dier kinderen altijd uitgaat van hun kind-zijn, dan zij t gij bezig te schematiseeren" ?

Het preeken uit het Verbond kan nooit overdren ven worden. Indien er in dezen een fout wordt gemaakt, dan is het deze, dat men nog niet klaar genoeg den alomvattenden zin van het Verbond heeft gezien, dat men nog niet heeft onderkend, dat het Verbond (in plaats van te zijh een weldaad naast andere weldaden) alles omvat.

Met andere woorden, dan is men met de Verbondsprediking nog niet ver genoeg gegaan, in stee van dat men die te ver zou hebben doorgedreven en tot een éénzijdig schema zou hebben gemaakt.

Ik las onlangs: „eenzijdigheid is altijd de oorzaak geweest van ketterij".

Het komt mij voor, dat dat niet juist is. Neem nu b.v. eens de rechtvaardigmaking en de heiligmaking.

Als iemand de rechtvaardigmaldng zóó zou prediken, dat de heiligmaking daardoor in gedrang zou komen, dan wordt dat ketteriji.

Maar die ketterij is geen vrucht van eenzijdigheid, doch hiervan, dat men de rechtvaardigmaking zelf niet zuiver ziet. Daar ligt de fout.

Wie de rechtvaardigheid goed ziet. Schriftuurlijk, die zal in de prediking daarvan nooit te ver kunnen gaan, die zal de heiligmaking niet kunnen verwaarloozen, want de Schriftuurlijke beschouwing van de rechtvaardigmaking brengt den eisch van de heiligmaking vanzelf mee.

V\^ij moeten daarom niet hebben een theologie,

die zegt: „houdt toch dea gulden middenweg, hoedt u voor overdrij-ving naar den eenea of naar den anderen kant".

Wat wij noodig hebben, dat is een indenken en kloordenken, naar de Schrift, van elk stuk der Waarheid.

Dan vinden wij ook het onderling verband en zóó blijven wij bewaard voor eenzijidigiheid en schematiseeren.

Wie in de theologische wetenschap het evenwicht wil behouden door telkens te zeggen: „pas op, niet te ver naar dezen, niet te ver naar dien 'kant", die krijgt een evenwicht als er heerscht in een mechanisme, waar angstvallig elk onderdeel tegenover het andere moet worden afgewogen.

Dat is dood; dat moeten wij niet hebben.

Maar, zooals in een organisme, doordat elk orgaan zijn taak zuiver vervult, de organen elkander vanzelf in evenwicht houden, zoo moet ook in de theologische beschouwing het evenwicht behouden worden, doordat elk onderdeel tot in zij'n uiterste consequenties doordacht en naar zijp. aard tot heerschappij gebracht wordt.

Dan zal vanzelf alle eenzijdigheid len geschematiseer zijn voorkomen of worden weggenomen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 maart 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

GEESTELIJKE ADVIEZEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 maart 1939

De Reformatie | 8 Pagina's