GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater,

In nog kerkelijken kring heeft men het in onze dagen druk over l^t „probleem" kerk en wereld.

De kerk, zoo zegt men dan, heeft zich in de vorige eeuwen, inzonderheid ia. de negentiende eeuw, al meer laten terugdringen, zoo zelfs, dat velen dachten, dat bet met godsdienst en kerk gedaan was. De natuurwetenschap had beide lamgeslagen.

En wel waagde dan een Schleiermacher bijv. den godsdienst nog te redden door hem vast te leggen in het „vroom gevoel", van algeheele afhankelijkheid, de kerk liet zich tbclh ook bij hem terugdringen tot een klein, hoekje^ msx agi dan nog jyezien mo$!)i.t.

Maar de leleursMlingen, dïe weïenschap en ëultuur boden, zouden de kerken een nieuwe kans bieden, Zg moeten zich nu liefst in wereldverband opmaken om de wereld aanvallend te lijf te gaan. Met een maximum van eenheid en een minimum van getrouw belgden. De wereld van vandaag kent haar inflatie in allerlei opgeblazenheid; ook de kerk moet zulke inflatie aandurven. Hoe minder inhoud in haar belijden, des te meer omvang van stem en werk.

Het oecumenisdh pogen is druk .aan den gang. Er worden wereldcongressen gehouden, van kerk en van jeugd, de jeugd voorop, en in ons. goede vaderland gaat de Ned. Herv. synode orthodox en vrijzinnig vereenigen, vooral in de opvoeding van jonge lieden van beiderlei kimne, die straks de wereld zullen bekeeren.

En om de gereformeerde jeugd te behouden maken de Luchtigheidjes, met of zonder doctorstitel, zich op, om den vroolijken krijg met de , , cultuur der wereld" aan te vangen, cultuur dan gezien als ontspanning en die dan gechristianiseerd.

Er is daarom reden om de verhouding van kerk en wereld met elkander te bespreken, iets wat in den vrijgemaakten kring dan ook geschiedt. Want nooit is het gevaar inzondeittieid voor de verbondsjeugd grooter, dan wanneer de kerk vriendelijke blikken zendt naar die wereld, en de wereld gaat doen, alsof zij zulks vriendelijk gaat beantwoorden.

Wij moeten daarbij tweeërlei blijven vasthouden.

Vooreerst, 'dat de wereld als Gode-vijandige macht de eeuwen door een vinnigen strijd voert tegen de kerk des Heeren. En in de tweede plaats, dat zij daartoe velerlei, wapentuig heeft, maax dat de kerk eigenlijk slechts één wapen heeft, en dat is de getrouwe verkondiging van het Woord Gods.

De wereld verstaat dit gemeenUjk beter dan de kerk van £!hristus.

Ais deze kerk onwankelbaar vasthoudt aan het Woord, is de woede van de wereld groot. Laat zij zleh echter maar eenigermate van dit hechte fundament aftrekken, dan begint de wereld vriendelijk te doen.

Zij heeft velerlei wapenen, zeide ik.

Daar is de staatsmacht, het zwaard der overheid; daar is .de maatschappelijke dwang der uitsluiting; daar is de wetenschap, wijsbegeerte, natuurwetenschap en techniek; daar is de bijbelcritiek die daarop steunt, en dan die fraaie cultuur met haar verblindende verleiding.

En als de kerk nu de gehoorzaamheid aan het Woord Gods meer of minder loslaat, grijpt ook zij naar die wapenen.

Ook het zwaard der overheid, ook sociale dwang, ook wijsbegeerte en wetenschap, ook bijbelcritiek en valsohe profetie, en ten slotte ook de cultuurvermakelijkheden.

En hoe Eum en machteloos schijnt dan veelal de getrouwe kerk des Heeren, die niets wil hebben dan het Woord en de goede belijdenis.

De strijd zinkt nu eens in, en laait dan weer op, nu eens ui dezen, dan in dien sector.

Het kan niet kwaad zijn, om als vsdj den gang van zaken nagaan eerst eens te letten op een sector, waar de kamp eenigermate is verflauwd, omdat de kracht der Wereld door allerlei eigen onzekerheid daar voor een moment is afgenomen.

Ik bedoel den sector der natuurwetenschap.

Want daar is de kruitdamp nu ietwat opgetrokken en de stofwolken hebben zich gelegd. Wij kunnen het terrein dus thans goed overzien. Om alle verwijt, te veel naar mij toe te trekken te voorkomen, wil ik my beroepen op een der nieuwste geschiedenissen der Westerscihe philosofie, n.l. die van den grooten, veel geprezen Engelsch-Amerikaanschen wijsgeer Betrant... Russell. Hij weet dien strijd op onderhoudende wijze te teekenen.

Een strijd, die inzonderheid in de zeventiende eeuw werd ingezet, hoewel in de zestiende reeds voorbereid, en in de achttiende eeuw met kracht voortgezet, om haar hoogtepunt in de negentiende eeuw te bereiken, toen de wereld met haar natuurwetenschap de algeheele overwinning dacht te mogen vieren.

En zeer zeker mocht zij de verslagenen der kerk bij duizenden tellen.

Russell volgt de meening, dat de Christelijke kerk haar eigen natuurwetenschap, haar eigen „wereldbeeld" had. Zooals zij de wijsheid van Aristoteles christianiseerde in haar scholastiek, zoo nam zij het wereldbeeld der antieke wereld, n.l. dat van Ptolemasus over. De aarde was het vaste centrum van het heelal, en rondom die aarde bewoog zich het heele hemelgewelf, zon en maan en sterren. En op die aarde was het dan de mensch, waarom het in alles ging.

Wij hebben met die beschouwing omtrent dat „wereldbeeld" zelfa in onze eeuw, in de dagen van den Geelkerkenstrijd, nog last gehad.

In de zestiende eeuw kwam echter de grootsche ontdekking van Copernicus, eigenlijk reeds in de antieke wereld voorbereid. En die ontdekking hield dan in, dat niet de zon om de aarde zich bewoog, eiken dag weer, maar dat de aarde draaide om haar as. Dat was heel wat anders.

Deze Copernicaansche vinding nu had, naar men beweert, voor het geloof in den Bijbel als het Woord van God geweldige gevolgen.

Het was alsof heel de wereld als werd omgekeerd.

Als er nu ergens een grootsche omwenteling in het iïenEen Eomï, ëpfeekï wiëtf ^Sn' eëh" Cope'rtiieaan'scKe revolutie.

Laat ons bijv. maar eens zien, wat een Karl Heinj er van zegt in zijn: „Glaube und Leben", het eerste hoofdstuk over den stand van het debat tusschen theologie en natuurwetenschap.

Hij spreekt van een tweeduizendjarigen kamp en dan nader over drieërlei fase ook inzake de kerkelijke apologetiek: ten eerste het verval van het ptolemaeïsch wereldbeeld, ten tweede het Darwinisme, en ten derde het psychologisch onderzoek van den la^tsten tijd.

Hoe geweldig was het gevolg van de instorting der antieke astronomie. Het heilig terrein van het Christelijk geloof bleef onaangetast, zoolang de mensch zich bewoog op het vaste tooneel der aarde, waaromheen de hemel van zon en maan en sterren zich bewoog, en zij de voetlichten waren ter belichting van het groote drama van zonde en genade. De mensch gevoelde zich op die vastliggende, niet te bewegen aarde, als het centrum van alle gebeuren en de kerk was het centraal heiligdom in het vaste midden van Iheel den profanen kosmos. ''

Maar nu werd alles anders. Die aarde werd een kleine bol, geslingerd door de groote wereldruimte; alles wat groot en gewichtig scheen, werd klein en nietig, en hoewel de godsdienstige consequenties niet aanstonds werden beseft, daar Copernicus en na hem Kepler ten slotte nog de zon wilden zien als het centrum van den kosmos, het werd nog erger voor de kerk, toen ook die zon een van de vele zonnen werd, in ontzettende vaart voortgas, nde door de ruimte. Ook de zon, die door Kepler nog als werd aangebeden, verloor die „religieuse rol".

Giordano Bruno kwam op het tooneel, en na hem Galilei. Alle grenssteenen tusschen mensch en natuur werden weggeruimd en met de documenten, den Bijbel voorop, die immers het oude wereldbeeld kende, stortten tempels en altaren ineen. De mensch was uit het centrum van heel den kosmos weggerukt, en moest zich al kleiner gevoelen, als een nietig atoom. Want als de aai-de werd een speldepunt in het groot heelal, hoe klein moest zich die mensch dan wel niet gevoelen.

Hij verloor het geloof ook in den Drieëenigen God, Die, naar hij eerst dacht, heel de wereld zou besturen. Alles werd gebonden aan de souvereine natuurwet. »

En toen daarna Darwin kwam en dien mensch ook nog uit zijn exceptioneele stelling van den t ij d verdrong, in de negentiende eeuw met haar alle geloof verslindende evolutie, toen had de natuurwetenschap den godsdienst glansrijk verslagen.

Ook Russell volgt dien gang van zaken, maar hij wil oordeelen ook over de wetenschap als een eeriijk man.

Van die, nederigheid van den wetensdhappelijken mensch, dus zegt hij, kwam niet veel terecht. Hij oordeelt als Prof. Isaac van Dijk, die eens spottend opmerkte : als de natuurkundigen den ^nensch maken tot een nietig atoom, dan moet gij maar eens zulk een wetenschappelijk atoom op zijn teenen trappen, en gtj zult weten, wat die wetenschappehjke ootmoed alzoo beteekent.

Russell zegt, dat wij veeleer moeten gewagen van een geweldige verheffing van den menschelijken hoogm.oed. In de middeleeuwen gold, dat nederig en klein te zijn voor God goed was, want God zou den hoogmoed straffen, en ondervond men niet Z\jn oordeelen in pestilenties en aardbevingen en watervloeden. Turken en Tartaren en cometen?

Maar hoe kon de mensch nederig blijven onder al die wonderUJke ontdekkingen der natuurwetenschap, ontdekkingen van Copernicus en Kepler en Galilei en Newton!

En hij haalt een paar bekende versregels aan:

Nature and Nature 's laws lay hid in night, God said , , Let NevHon be" and all was light.

Natuur en natuurwetten lagen in het donker, maar Newton kwam en alles was licht.'

En wat het oordeel Gods betrof, zou God een mensch kunnen verdoemen, die zoo grOote dingen ontdekte? En zou men vreezen nog voor cometen na Halleys leer? Daar kwamen nog bij de ontdekkingen van Noord-en Zuid-Amerika, van Afrika en Indië, van China en Japan.

En als men nu dat alles bedenkt, is het dan wonder, dat de mensch reeds in de zeventiende eeuw zich ging houden voor een kostelijk schepsel en zich afwendde van de prediking op den Zondag, dat hij een miserabele zondaar zoude zijn?

Zoo veriiief zich dus de mensch door zijn weten, zijn kennis van de natuur, en de godsdienst zou, naar velen meenden, zooals in onze eeuw de marxistische dichter Gorter het dorst te zingen, als een laffe schim van de aarde vluchten.

En als men dan nog naging, hoe vruchteloos en dom de kerk zich verweerde, dan werd de zegepraal nog grooter.

Daarover echter een volgenden keer.

Want het slot dezer geschiedenis is, als het er op aankomt, niet weinig vermakelijk. Het doet denken aan wat de Schrift ons zegt, hoe in den hemel gelachen wordt om den waan van den goddeloozen mensch.

Met hartelijke groeten en heilbede.

Uw toegenegen,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 april 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 april 1947

De Reformatie | 8 Pagina's