GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Thans vermeet ik mij U iets te vertellen van wat ik vond in het orgaan van de gereformeerde studentenorganisatie: Libertas et Veritate, van welk orgaan een vriendenhand mij enkele nummers, thans die van Augustus-September j.l. en October, deed toekomen.

Nu is dit voor mij een gewaagd ondemeinen, want ik miste een universitaire oplei-ding en leerde het studentenleven bij ervaring niet kennen.

De studentenwereld heeft altijd iets heel aparts en duldt minder goed critiek van buiten af. Binnen eigen kring is zij er heel gul en eerlijk mee, dat bl!tjkt mij uit haar orgaan.

En ook elke reimist, die dus een gewoon — zij het ook buitengemeen geleerd mensch — werd, heeft een zeer zwakke plek in zijn hart voor het vroegere studentenleven en isi licht geneigd tot mij te zeggen: waar bemoeit U zich mee?

Allicht is het studentenleven thans echter wat anders dan toen Kneppelhout zijn studententypen en hun verachting voor de philisters teekende, en zelfs zal men daar een Flanor, het sympathieke type bij uitnemendheid, voor Kneppelhout althans, niet meer zoo ontmoeten.

Ik heb een opleiding als onderwijzer gehad en dan zelfs niet eens in normaalschool of kweekschoolverband, dus hoofdelijk, zoo op mijn eentje of hoogstens met zijn tweetjes. En de meester gaf les in alle vakken. Het was zeker gebrekkig, maar het werd eenigszins vergoed door het feit, dat die meester een zeer wijs man was.

Ik lees in „Libertas et Veritate", dat de studentenpers ook door wanproducten wordt ontsierd. Bescheidenlijk meen ik, dat dit moeilijk ontkend kan worden.

Ook jon^e menschen plegen, ondanks alle officieele en niet-officieele jeugdzorg met rijkssubsidie, wel eens dwaasheden te zeggen.

En voorheen meende men, dat dit gevaar vooral voor onderwijzersverbanden zou bestaan. Ik had in mijn jonge jaren onder de studenten een goede kennis, die placht te^zeggen: kijk eens mijn jongen, jullie wordt gevoed met halve, wij met h e e 1 e wétenschap.

Ook de laatstgenoemde schijnt echter voor mallighedfen niet te behoeden.

Toch ergerde ik mij vaak aan wat den onderwijzers werd verweten.

Zelfs in Kramers woordentolk, die juist wij, die geen Grieksch en Latijn leerden^ telkens noodig had-, ; ^ den.

Daar stond: pedant: d.i. verwaand, schoolvossig. En pedanterie: schoolvossige, aanmatigende verwaandheid; belachelijke neiging om alles te minachten dan wat men zelf kent en uitoefent.

Nu — pak maar aan.

En nog erger werd het, als men mij vriendelijk voorhield, dat er onder , de honderd schoolmeesters , slechts één wijs was.

Nu wat ouder geworden en de tegenwoordige wereld aanziend, meen ik, dat dit percentage nog niet zoo ongunstig moet geacht.

Mijn leermeester zei echter: te gimstig mijn jongen, en dan las hij uit dé Schrift voor: Romeinen' 3 VS 10 e.v.: „daar is niemand rechtvaardig, ook niet één; daar is niemand, die verstandig is; daar is niemand die God zoekt; allen zijn zij afgeweken; te zamen zijn zij onnut geworden; daar is niemand, die goed doet: daar is ook niet tot één toe".

Maar dan wees hij aanstonds ook op 2 Tim. 3..15: , , en dat gij van kinds-af de heilige Schriften geweten hebt, die u wijs kminen maken tot zaligheid, door het geloof, hetwelk in Christus Jezus is".

En h ij dacht, dat dit gold voor heel ons leven in alle verbanden, voor tijd en eeuwigheid.

Wij doen waarlijk verstandig overal en altijd dicht bij dat Woord te blijven, en bij de belijdenis der ware kerk, óp dat Woord gegrond. *

Ik meen dat die raad goed was.

Nu ik U toch wat van mijn opleiding vertel, denk ik meteen aan wat die meester opmerkte over de paedagogiek, waarmee wij thans in nog sterkere mate geplaa!gd worden dan toen. Paedagogiek, zoo zei hij, is een ^wetenschap, die elk gewoon verstandig mensch van zelf leert kennen, maar de onderwijzers moeten haar nog uit een boek leeren. En — die paedagogen zijn gemeenijk de slechtste onderwijzers en opvoeders. Maar, zoo zei ik dan: die mooie methoden?

Och, mijn joïigen, antwoordde hij: die methoden zijn heel fraai, nlaar het komt op het resultaat aan. Wij hadden thuis een timmerman, die niet < fens een maatstok had. Toen hij een deur moest maken, mat hij de hoogte dus: twee kalkbakken, een truffel en twee vingers.

Maar de deur WEIS perfect en : (ijn afgewerkt.

En nu nog een raad, die mij thans van pa.s kwam.

Als je ooit recht boos wordt op iemand en gevaar loopt ui^ te varen, loop dan eerst naar het venster en doe het raam open en dicht of dicht en open, al naar het seizoen.

En keer dan rustig terug.

Dit kwam mij nu net van pais, toen ik bij de lezing van enkele artikelen in „Libertas et Veritate" mijn ergernis soms moeilijk kon bedwingen.

Dfe herinnering aan die les is dan gemeenlijk voldoende.

En zoo hoop ik ook maar, dat, als men in den studenten-of reunistenkring mijn critiek leest, men niet boos wordt of den neus optrekt voor de stoutheid van dezen „outsider". ,

Trouwens, ook al geschiedde zulks wel, een argument is het niet.

En nu dan, na deze al te lange inleiding, het studentenorgaan.

Men wil in de S.S.R. de eenheid bewaren boven de waarheid, en dat is een geweldige fout.

Want staan onze jonge studenten, die volgens dr Popma in hun kring allen mondig zijn, nu zóó vast in hun belijden naar de Schrift, dat zij zonder gevaar allerlei onbekookte wijsheid kunnen verteren?

Het eerste artikel in het nummer van October heeft tot opschrift: Op vaste koers. En dan wordt alle nadruk gelegd op het belijden alleen van den Christus

en gezegd: dat er van de jeugdconferentie van Oslo een levend Christusgetuigenis uitging tot de wereld.

Ik geloof, dat wij daarbij veeleer te denken hadden aan de waarschuwing van onzen Heiland omtrent de velen, die zullen zeggen: ziet de Christus is hier of daar — en zullen velen verleiden.

In het Augustus-September nxunmer vond ik een artikel over: de actualiteit van den zondeval. Niet dan heidensche dwaasheid. Met een herinnering aan het Bijbelverhaal, met, zoo werd. gezegd, „zijn strakke lijnen en schoone symboliek".

Gelukkig vond ik in een volgend nummer kostelijke tegenspraak. Trouwens er stonden in de twee nummers heel goede bijdragen, maar men zag aanstonds, dat deze kwamen van jonge lieden, die de belijdenis kennen en getrouw voor heel hun leven willen bewaren. '

Ik vervolg met de verwijzing naar een artikel oveij „den eersten mensch", waarin heel geleerd wordt gesproken over palaeozoölogie en embryologie. Ik heb daar geen verstand van.

Maar als deze schijver met deze wetenschappen evengoed op de hoogte is als met den Bijbel, dan zal hij nogal eens op een tentamen moeten verongelukken.

Hij heeft de wpnderijke ontdekking gedaan, dat het Oude Testament verhaalt van het Israelietische volk, vanaf het begin — ik spatieer —. Dus, zoo wordt gezegd, zou deze eerste mensch eigenlijk de stamvader zijn van het Israelietische volk en niet van deze wereld.

Is dat, zoo wordt gevraagd, juist? Waar stammen dan Pygmeeën, Inca's, Mongole^ èn Indianen van af? Wij weten het niet, enz.

Wat hadden die Joden het toch mis, toen zij tot den Heere Jezus zeiden: wij hebben Abraham tot een vadir.

Want Adam-was de eerste Jood.

Dit is toch waarijk niet onschuldig. Het doet mij denken aan dien kennis-student, van wien ik reeds sprak, die op een goeden dag wanhopig op mijn kamer kwam en riep: wat een strop. Zes maanden. Die prof deed niet dan strikvragen. Hij vroeg: waarvoor heeft Ezau zijn eerstgeboorterecht verkocht? Ik dacht zoo: die lieden waren veehandelaars en zei: voor twee koeien professor. En deze zei: uitnemend mijnheer, zes maanden ^,

Maar de arme jongen voegde er haast huilend bij: och, waarom hebben mijn ouders mij niet naar een school met den Bijbel gezonden?

En hij was zoo klaar in de critiek van Wildeboer en consorten.

Dat alles is buitengemeen pijnlijk. Arme jongens met hun palaeozoölogie en embryologie, en gepakt door de verleiding der evolutieleer.

Zulke jongelieden mogen dan mondig zijn in hun verband en klaar om mee een commissie voor dit verband op te stellen, als dr Popma verhaalt, maar ik ben zoo vrij om te vragen: wat moet er van terecht komen?

Ik kom zoo tot het artikel van dr Popma: Gebruik en misbruik van kerkelijke belijdenis.

Ik-heb dat artikel van een man, wiens geschriften ik menigmaal met vreugde las, thans met de grootst mogelijke verbazing gelezen.

Hij snijdt het menschelijk leven — al dan niet naar de Wijsbegeerte der wetsidee — in zeer vele stukjes, verbanden, kringen, elk met een eigen souvereiniteit, elk bevoegd een eigen voor dat verband geldige belijdenis op te stellen als grondslag voor het leven van dat verband.

Maar al deze confessies hebben met de kerkelijke belijdenis — immers ook weer zoo'n apart verband naast al die andere verbanden —, niets te maken. Het moge waar zijn, dat wij openlijk voor Gods aangezicht in die kerk die belijdenis voor gansch ons leven bezworen hebben en beloofd, dat wij ons aan haar, d.w.z. aan het volle Woord Gods, zouden onderwerpen, om, als wij ons mochten te ontgaan, de vermaning en> tucht der kei-k, de uitoefening van haar sleutelmacht blijmoedig en trouw te zullen aanvaarden, zoo gauw wij de kerk hebben verlaten en in andere verbanden zijn opgetreden, hebben wij daarmee niets meer van doen. Elk wezenlijk verband komt automatisch, zelfs tegen den wil der leden, tot zijn eigen confessioneele uitdrukking.

Zoo kan ook een studentenorganisatie geen kerkelijke confessie voor haar verband.aanvaarden. Wie dit doet misbruikt de kerkelijke belijdenis, ja doet een aanslag op de kerk. De kerk heeft een boodschap, o, zeker, maar een k e r k e 1 ij k e. Zij heeft invloed, maar nimmer buiten haar verband, nooit direct, wel indirect. Zij blijft alleen een zegen voor het leven als zij aorgt niet in aanmatigende bemoeizucht te vervallen — d.w.z. nimmer haar door God opgedragen taak te vervullen — en zelfs niet vergeet, dat elk tijdperk zich opnieuw bewust wordt vat? haar karakter.

Wat moet die kerk dus voorzichtig zijn. Het wordt haast een eierdans. Zij moet ontzien verbanden en tijdperken. Zij, aan wie God de verkondiging van Zijn Woord gaf.

Dr Popma heeft deze monstrieusiteiten met een voorbeeld willen toelichten.

De óndervidjzer, dus zegt hij, die zijn eigen kind in 2ajn klas heeft, oefent in schoolverband geen vaderlijk gezag over dat kind uit. Hij is onbevoegd in schoolverband gezinstuohtrecht over zijn kind te laten gelden.

Hieruit volgt natuurlijk, dat, als hij^ zulks wel waagde, het kind zou moeten protesteeren.

Dit herinnert mij levendig aan het verhaal uit een garnizo^nsplaats, waar de chef, een kolonel, ook een zijner zoons als soldaat onder zijn bevelen had.

Zijn jongen komt op een goeden morgen het bureau van dèn kolonel binnen en zegt: vader, ik wou vader eens vragen.

Aanstonds bulderde de kolonel: vader? Wat vader? Ik ken hier geen vader. Hier is alleen de kolonel. Af!

De jongen verdwijnt.

Maar de vader ziet des avond zijn zoon wandelen, zeer dierbaar, met een meisje, dat hem — den kolonel — niet bevalt.

Hij roept den volgenden morgen zijn zoon op zijn bureau en zegt: mijn jongen, ik zag je gisteravond wandelen met een meisje, dat ik niet ken. Je vader —

Dan brult de zoon: vader? Wat vader? Ik ken hier geen vader. Hier is alleen de kolonel. Af! En hij verd!wijnt.

Dit verhaal is minstens even erg als de gansche bijdrage van dr Popma. En — want ik moet voor ditmaal eindigen en kom er graag nog in een volgenden brief op terug — ik vraag mij af, of, waar er af en toe ook in studentenkringen van zoo iets als de „kolder" gesproken wordt: was hier de kolder bij dezen geleerden reunist in vollen zin terug?

Met hartelijke groeten en heilbede, uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 november 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 november 1947

De Reformatie | 8 Pagina's