GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

A en B voorheen en thans, III.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

A en B voorheen en thans, III.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er bestonden echter tusschen A en B nog andere verschilpunten.

Daartoe behoorde ook deopleidingskwes tie. .

Wederzijds had men een school voor de opleiding tot den Dienst des Woords; de „Afscheiding" de in 1854 opgerichte Theologische School als opleidingsschool der Kerken, en uit den kring der Doleantie was opgekomen de vereeniging voor Hooger onderwijs met de Vrije Universiteit te Amsterdam, die nog niet zoo'n lang leven had, en ook niet kerkelijk was.

Het is bekend, hoeveel wrijving dat van het begin van de oprichting van de Vrije Universiteit af gegeven heeft, omdat men van de zijde der „Afscheiding" op het standpunt stond, dat de opleiding kerkelijk behoorde te wezen, terwijl de broeders van de Doleantie na de oprichting van de Vrije Universiteit van meening waren, dat de Kamper School best kon verdwijnen. De broeders van A hebben daaraan echter met hand en tand vastgehouden, en het voortbestaan van de Theologische School tot voorwaarde voor de vereeniging gemaakt, en dat is door de mannen van de Doleantie daarop geaccepteerd; dat was het bekende „beding". Een jaar na de vereeniging begon dr A. Kuyper echter al weer over vereeniging van beide inrichtingen te schrijven en zette, ondanks protesten van de A-broeders dat voort, totdat in 1902

de moordaanslag op de Theologische School werd gedaan, waarbij iedereen dacht, dat het nu met haar uit was. Maar de taaie volharding van de A-broeders heeft dien middellijk op een mislukking doen uitloopen, al heeft men dan toen de School ook „cadeau gedaan aan een minderheid" en was zij, volgens „De Heraut" „de School van een fractie geworden".

Ook na dien tijd is die Theologische School een wrijfpunt gebleven, en men kan in de classisbesluiten van die classes, waarin de meerderheid B was, onder meer uitspraken vinden, waarin de arbeid van den „Wachterbond" wordt afgekeurd, een bond, die zooveel heeft gedaan voor den bloei van onze Theologische School. ".

Feit is, dat er overigens van de A-zijde veel meer con amore met de Vrije Universiteit is meegeleefd, dan van de B-zijde met de Theologische School.

Dit zijn de voornaamste geschilpunten, die er tusschen A en B in het verleden hebben bestaan.

Kerkrechtelijk was er ook nog wel wat verschil, maar dat was ^an minder beteekenis.

Op dat verschil wordt in de reeds genoemde brochure van prof. de Cock even gewezen. De doleerenden legden zeer sterk nadruk op de zelfstandigheid van de plaatselijke Kerk, terwijl de „Afgescheidenen" van de Kerken samen ook weer spraken als de „Kerk".

Prof. de Cock teekent dat met de volgende woorden: „Dr Kuyper wil niet van de Christelijke Gereformeerde kerk weten; hij wil alleen kerken ken-• nen. En dit is zoo dikwijls en op zoo verschillende wijzen gezegd geworden, dat door velen geloofd werd dat het niet gereformeerd is om de kerken in een land als e e n of als d e kerk te beschouwen".

Voorzoover ik echter in staat beiT om dat te beoordeelen, is het met deze kwestie echter zoo gegaan, dat de „Afgescheidenen" zich op den duur steeds meer bij het kerkrechtelijke standpunt van de Doleerende kerken hebben aangesloten, en dat' ook van harte hebben gedaan, omdat zij tot het inzicht kwamen, dat dit zuiverder was, dan de opvattingen, die in hun kring hadden geleefd.

Daarom is dat bij de vereeniging oók geen punt van geschil geweest, 'en ook later niet .weer. En om die reden meen ik, dat men in kerkrechtelijk opzicht niet spreken kan van een verschil tusschen A en B. Wel tusschen de „Afgescheidenen" en Doleerenden, maar niet meer tusschen A en B.

Ook de kwestie van het Reglement van 1869, waartegen van de zijde der Doleantie nog al bezwaren werden ingebracht (en niet geheel ten onrechte: in art. 2 en 3 werden de kerkeraden met den naam - van besturen betiteld, en dat deed denken aan de Hervorm'de kerkbesturen, al was het ook niet zoo bedoeld) , werd met de vereeniging in 1892 tot een goede oplossing gebracht, want men heeft het Reglement toen losgelaten.

Men heeft de vraag wel eens gesteld, of de kerkelijke strijd van vandaag ook weer de kwestie A-B is?

Daarover is bij mijn--weten nog niet veel geschreven, maar er wordt wel over gesproken, en vermoedelijk nog meer over gedacht.

Wat mij persoonlijk aangaat, heb ik, toen in Dachau een en ander over het kerkelijke gebeuren tot ons doordrong, en we merkten, welken kant het dreigde uit te gaan, dadelijk gedacht: „Daar is de oude'' kwestie van zooveel jaren weer!"

Maar toen ik na den terugkeer daarover bij dezen en genen, die er wel iets van konden weten, ging navragen, werd mij verzekerd, dat er inderdaad wel waren, die dat meenden, doch dat dit geheel ten onrechte was, en dat men er dat óf ter goeder, óf ter kwader trouw van maakte.

Ik heb echter ook andere stemmen gehoord, die zeiden: , , Het is precies dezelfde kwestie in optima forma, alles inbegrepen, ook de tegenstelling Kampen-Amsterdam !''

In „De strijdende kerk", no. 19, wijdt ds H. Volten er een paar regels aan, en zegt daar, dat de „synode" heeft gemeend, dat 1905 begraven was, maar dat zij zich daarin heeft vergist, en dat oud-A weer wakker werd, daar men zidh daar herinnerde, hoe vroeger in den huiselijken kring over de kwestie van de veronderstelde wedergeboorte werd gesproken. De „synode" heeft volgens hem psychologisch m i s g e-t a s t, doordat zij te weinig contact met de kerkleden had en niet op de hoogte van hun gevoelens was, en zoo is het ongeluk gebeurd.

Is die voorstelling juist, dan staat de zaak zoo, dat ds Volten meent: Het is jammer, dat de „synode" niet nog een poosje heeft gewacht, en.het was beter geweest, dat ze zich er eerst van vergewist had, of oud-A al genoeg ingeslapen was om niet te merken dat de Kerken officieel in den weg van B zouden geleid worden.

Ik geloof dan ook „inderdaad, dat men met dat ingeslapen zijn al een heel eind op weg was. Intusschen spreekt ds'Volten zich er nog al vaag over uit, of het de oude kwestie is, of niet; hij zegt. niet ronduit, dat het die WEL, en evenmin, dat het die NIET is.

Prof. dr G. M. den Hartogh wil het in zijn reeds genoemde brochure laten voorkomen, dat er eigenlijk heelemaal geen principieel verschil inzake de veron­ derstelde wedergeboorte heeft bestaan tusschen de mannen van de „Afscheiding" en de Doleantie.

1942 was heelemaal „in de lijn der Afscheiding", en prof. de Cock, nu ja, dat was prof. de Cock.

Het is niet noodig, daaraan veel woorden te verspillen. De broeders van A hebben toch zeker niet voor niets hun bezwaren op de Synode van 1905 gebracht?

Er zijn echter ook andere stemmen. In de bekende brochure: RONDOM 1905 wordt er uitdrukkelijk op gewezen, dat het, althans wat het dogmatische betreft, heden om precies dezelfde kwesties gaat als voor en na (ook na!) 1905.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 januari 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

A en B voorheen en thans, III.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 januari 1948

De Reformatie | 8 Pagina's