GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Wij beleven wel wonderlijke dagen.

Mocht er na dezen „tijd nog weer een dag komen van betrekkelijke rust en vrede, dan zuUen de menschen, de historieboeken lezende, zeggen: wat heeft ons voorgeslacht het toen toch benauwd gehad. Geen vreugd, geen lach, maar, naar Chiu-chill's woord, bloed en tranen, in en na dien wereldkrijg.

Het zou een vergissing zijn.

Want de menschen van onzen dag hebben-het druk niet feestvieren en pretmaken en genieten. Willen zij nog eens flauwvallen van angst en ontzetting, dan hebben zij aan atoombom en bolsjewist niet genoegl; dan moeten zij naar den schouwburg, waar Sartre's hel wordt verbeeld.

Echter, epn ander deel der menschheid geniet in gezapige gezelligheid, in — laat ik het toppunt van alle vinding in dat opzicht noemen •— het competitiespel, wedstrijd in slagvaardigheid en verstandsgraad, dat de christelijke radio thans weet te bieden.

Wij zijn volkomen modern, maar op onze eigen wijze natuurlijk.

Democratisch ook, vóór de gelijkheid, maar dan gelijk in wedstrijd met gelijk. En in gezinskring, volkomen „organisch".

Wij zetten dan slager tegenover slager en kruidenier tegenover kruidenier en intellectueel — blflft U zitten, als het U belieft — tegenover intellectueel.

Men zei mij: U moet dat eens hooren. En ik moet zeggen: het was spannend.

Vooreerst die fijnzinnige himior in de studio; daarna de moeilijke opgaven met die letter. De twee gezinnen paraat — alles in orde.

Daarbij te denken, dat heel Nederland met de overzeesche gewesten en Amerika en Zuid-Afrika met ons luistert naar de vlugheid van geest der mededingende families.

Ja, het was spannend en wat mij zelf betreft zeer verootmioedigend.

Ik werd nog nimmer zoo overtuigd van mijn stupiditeit dan in dat gedenkwaardige halve uur.

Zie, wij hadden, toen de jongenskiel ons om de schouders gleed, ook soortgelijk spel, maar dan heel primitief, want sedert dien ging de „algenieene kennis" en de slagvaardigheid hard vooruit.

Maar hoe geweldig waren thans de beproevingen.

Daar was dan de letter v en de opgaaf was: noem vogels welker naam met die-letter begint. En terwijl ik mij half suf zat te denken over dat wonderlijke geval, een vogel met een v, klonk het daar van weerszijden, van Noord-tot Zuid-Nederland: vink, vink één, vink twee, nota bene. Hpe kon. het?

Ik ben versterkt opgestaan en zeg nu met minister Lieftinck: Nederland wacht een harden strijd, doch wanhopig is het niet.

En zoo kom ik tot die andere nog veel belangrijker competitie, die deze week gespeeld isrerd voor de radio.

Kruideniers en metaalbewerkers en intellectueelen zijn ten slotte toch maar gewone menschen. Wij kwamen nu in hoogere regionen. Een comipetitie tusschen twee der voornaamste leden van de partij van den arbeid: minister Lieftinck, wiens stem fijner was dan ooit, en een nog hoogere, Koos Vorrink, wiens stemvolume het toppunt bereikte van datgene, wat zooal in dit stadium van ontwikkeling mogelijk is.

Misschien dat de heer Paul de Groot hem daarin nog kan overtreffen, mstar dat weet ik zoo niet.

Ik zei niet: de heer, maar ik zei: Koos Vorrink. Dat mag, als wij te doen hebben met 'menschen wier grootheid door niemand in twijfel wordt getrokken. En dat „Koos" beteekent nog iets meer dan een de-mocratische tegemoetkoming; ook dat natuurlijk, want groote mienschen moeten zich altijd naar ons neerbuigen, maar hier is meer.

Minister Lieftinck moge dan de vergrootende trap in de taaicompetitie zijn, er is een overtreffende: Koos Vorrink.

Opperminister, superstaatsman, Ueber-politicus, driemaal Romme.

Ja — daar mag de voorzitter van de R. K. Volkspartij, de goede heer Andriessen, wat tegen pruttelen, , maar men verandert de harde, meedoogenlooze feiten niet maar zoo.

Nu kwam eerst minister Lieftinck jubelen over de Marshall-milliarden, van welke we ook ons partje zullen krijgen. Leve de dollar.

Geen krachtiger middel in den strijd tegen het kapitalisme dan dat wonderlijke, mjachtige ding.

En die Marshall-millioenen kwamen net op tijd, zei de minister. Het was, na al die jaren van zeer vooruitstrevende politiek met veel wetten en nog meer controle, net op het nippertje. Wij waren er zoo geweest

Maar de minister kent zijn pappenheimers en hij was blijkbaar bang, dat zijn partijgenooten nu zouden zeggen: hoe strooieii wij met die dollars het best, en hoe slaan wij ons er het gauwst door? D|aarom sloeg hij zeer voorzichtig de rem aan.

Hard werken, zei hij, en sober leven.

Dit is het devies, dat dezen minister trouwens heelemaal „ligt".

Hij werkt zelve hard en dan moet een mensch sober leven.

En hij leert het ons allemaal. Tracht zulks te doen ten minste.

Ik heb nu in een week tijds drie belastingbiljetten gekregen, die bij mij de vraag deden rijzen: blijft er nog wat voor mij zelve over?

Sober leven Ik weet niet hoe de menschen daarop reageeren, maar ik hoorde van een, die zei: als het' toch op moet, wil ik er ook.nog een beetje van hebbén.....

Maar dit daargelaten, de vermaning van den minister was uitstekend.

Onze methode van soberheid is blijkbaar anders dan • die in Engeland. Dat zit zonder auto's, zegt men. En hier wem, elt het van luxe wagens. En'is er nu een soberder ding dan 'n auto? Elk uur, zegt men, levert er men bij Ford één af. Zoo aan den loopenden band. En wij versoberen ook aan den loopenden band. En worden — versoberd.

Toen de minister geëindigd had te spreken gebeurde er iets heel bijzonders. Vooreerst was er een halve minuut stilte, die niet werd benut voor het afdraaien van een gramofoonplaat. Ik vermoed, dat er nog wel protesten zullen komen omtrent dat verloren oogenblik. Moeten wij in onzen grooten tijd niet elk moment gebruiken?

Wij wachtten in stijgende spanning. En toen zei de radioman: wacht even luisteraars, , daar komt van den minister nog een toevoegsel.

Wat zou dat kunnen wezen? Maar na weer 'nminuut van innige stilte zei de man va» de radio: het is wel wat gek, luisteraars, maar er komt geen toevoegsel.

Wat was er inmiddels gebeurd? Ik meen een oplossing voor deze gewichtige vraag te mogen wagen.

Want aanstonds werd ons medegedeeld, dat de partij van den arbeid een groote vergadering had belegd in de ApoUohal in Amsterdam en spoedig weerklonken door onze huiskamer de geweldige geluiden eener socialistische redevoering, met het machtig slot: Amsterdam wordt geen Praag. Donderend applaus.

Jawel...... ; een psiar dagen vóór Hitler de macht in Duitschland veroverde, was er in Berlijn een geweldige openluchtsamenkomst van de sociaal demoeraten, duizenden bij duizenden. Berlijn — geen nazistad.

Maar een paar dagen later was heel die partij als weggeblazen en zat de groote Scheidemann bevend in den rijksdag te luisteren naar de felle woorden van den dictator met het hakenkruis.

Wie zal zeggen, hoe Koos Vorrink nog eens zal zitten tegenover een Paul de Groot? De bijzondere vrijwillige landstorm zal wel mee moeten zorgen, dat hem zulk een pijnlijk moment wordt bespaard.

Maar hij bereikte zeker dezen avond het toppimt van welsprekendheid en geluid. Ik heb met stijgende bewondering geluisterd naar zoovee! groote woorden en zoo weinig zin.

Hoe moest deze geweldige verdedigen, dat de socialisten in alle door Moskou overweldigde gebieden telkens zoo miaar omvielen; zich buigen bij den eersten stoot van de terreur, zich voegen in de rijen van hamer en sikkel met een gedweeheid, die den hoogmoed té voren in graad ver overtreft.

Hoe? , Och, riep de heer Vorrink: onze menschen trachtten er dan nog van te maken, wat er van te maken viel

Nu, dat "zouden wij hier ook kunnen beleven. Och, arme.

Maar goed — is het nu niet denkbaar, dat, toen minister Lieftinck zich gereed maakte voor zijn toevoegsel, de heer Vorrink hem heeft gezegd: daar zal ik wel voor Mirgen?

Hij deed het immers ? Hij riep toch uit, dat de partg van den arbeid het in den komenden verkiezingsstrijd wel niet brengen zal tot eenenvijftig leden, maar zij wordt de sterkste partij en de Roomschen zullen dan gedwee moeten volgen.

Dat komt van de sociale politiek van Drees, die zooveel geeft, en de belastingpolitiek van minister Lieftinck, riep Koos Vorrink uit. De belastingpolitiek, die, naar hij zei, is een herverdeeli ngs politiek.

Minister Lieftinck zei: wij moeten na vier jaren op eigen beenen kunnen staan. Koos Vorrink verklaarde: wij zullen na vier jaren staan op andermans beenen. Herverdeeling van het nationaal inkomen.

Verspreiding van bezit. Herverdeeling.

Zal dat de menschen riiet lekker smaken?

Ik hoorde verhalen, dat een lid der partij van den arbeid, die er nogal warmpjes inzat, op een goeden dag bij zijn accountant kwam binnenstuiven, een paar belastingbiljetten in zijn hand, en roepende: kijk nu eens hier, wat een schandaal, zij plukken mij kaal

Toen zeide dé accountant: ik zie die dingen natuurlijk geheel zakelijk en niet politiek, maar behoorde U zich in dezen gang van zaken niet te verheugen? Herverdeeling van het bezit.

Jawel, zei de man mokkend, maar zoo heb ik het niet bedoeld.

Ik wil graag net als minister Lieftinck op eigen beenen blijven staan. Ja — zei zijn rekenmeester, U zal er zich op moeten voorbereiden, dat er straks anderen op komen te rusten. En dan dansen.

Was deze wedstrijd tusschen minister Lieftinck en de voorzitter zijner partij niet geweldig? Die van de N.C.R.V. was er niets bij.

Alleen — daar was nog de opgave: noem groote mannep, wier namen beginnen met een V, en ik zelf zei subiet: Vorrink.

Wat beleven wij toch wonderlijke dagen.

Ik zei: geen vreugd, geen lach?

Toen het radiogeweld stil was geworden, ging ik weer naar het boek, dat ik lezende was. „Droom en gestalte" van den barthiaanschen professor van Ruler. Ook een machtig man in het schrijven.

Hij vertelt in dat boek, wat de Ned. Herv. volkskerk met al haar raden wel zal bereiken. Want dis professor werkt met droom en visioen. Hij zet de wereld maar zoo in brand en het rijkste visioen speelt dan door de hoog opgaande vlammen.

Af en toe bemerkt hij nog eenige tegenspraak Maar vooraf zegt hij dan, dat hij die tegenspraak ontmoet met een glimlach.

Daar wordt een mensch stil van. Droom en gestalte, en dan die hooge, voorname glimlach.

En daar rees een gestalte voor mijn verbaasde oogen op.

Moskou? Uebermensch? Neen — het groote Baby-Ion vóór zijn val.

De antichrist..... Die lachen zal op zijn tijd.

Maar het Woord Gods kent óok den lach.

Den lach van Hem, Die in den hemel woont.

En ik werd weer rustig toen ik las: Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne en gij op den weg vergaat, wanneer zijn toom maar een weinig zoude ontbranden. WelgelukzaJig zijn allen, die op hem betrouwen.

Met hartelijke groeten en heUbede, uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 april 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 april 1948

De Reformatie | 8 Pagina's