GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Het woord stijl wordt op allerlei wijze in onze dagen: nogal vaak gebruikt. En aangezien het goed is, dat wij, als wij een woord hooren, daarbij ook iets denken, is hét niet kwaad, als wij er eens een gesprek met elkander over houden. Wat is stijl?

De afleiding van het woord kan ons eenig licht geven. Daar zijn er, die bij het woord stijl vooral denken aan de architectuur en die beweren, dat dan het woord moet afstammen van stylos, een woord dat kolom, pilaar beteekent, want in de antieke bouwkunst speelde de kolom een groote rbl. Maar de mannen der litteratuur zeggen: neen, het woord stijl komt van Stylus, en dat was in de oudheid een puntig voorwerp, waarmee men schreef op de wastafels.

De naam van het werktuig ging dan over op datgene wat geschreven werd. De wijze van schrijven.

Nu kan dit op tweeërlei duiden. Wij hooren in onze dagen weer veel van schriftkundigen, die zeggen: geef mij een paar regels schrift van u, en ik zal zeggen wie gij zijt.

De antieken zinspeeldeü echter met den stijl meer op de gedachte, die werd neergeschreven in de was. En dan zei men: zooals de mensch daar toont te denken, zoo is hij. En gemeenlijk, als er over stijl wordt gesproken, en vooral de Franschen maakten er zich nogal druk over, haalt men het woord van Buffon aan: Ie style e'est l'homme. De stijl is de mensch. Dit is zoo klaar, dat het ons feitelijk niet veel verder brengt. Trouwens, Buffon heeft dit niet eens gezegde Hij zei: de stijl is de mensch zelf. En hij WEIS een dierkundige, die meende, dat de mensch zich door zijn geluid, dat hij gaf door zijn taal, onderscheidde van de andere dieren, als de leeuw bijv. die brult. De mensch spreekt. En zoo is hij mensch.

Maar hij zei toch ook: de ideeën, die zijn de stijl„ niet de woorden. En de Engelsche schrijver Emersoit bedoelde allicht hetzelfde als hij zei, dat de stijl is de stem van den menschelijken geest.

Men moet niet meenen dat dit in allen tijd wordt onderschreven. Ik denk nu aan de litteraire beweging van het laatst der negentiende eeuw, bij ons de zgn. tachtigers, die voomameHjk letten op de klank, het woord.

Bekend is het op zich zelf kunstig geraas van van Deyssel over het proza. Daarin werd het woord verheerlijkt.

Ik houd van woorden, zoo zegt hij dan, die plotseling aankomen als van heel ver, goud, te voren schietend uit een bres in den blauwen horizont, of als donkere steenklompen hoog in de lucht, kantelend diep uit een worstelenden en brandenden afgrond. Ik houd 'van woorden die op mij neerbonken als vallende balken, van woorden, die voorbijsissen als kogels. Ik houd van woorden, die ik ineens zie staan als klaprozen, of als blauwe korenbloemen En zoo gaat het in allerlei beelden door.

Hier denkt men onwillekeurig aan wat Vinet eens zei van den woordkunstenaar Victor Hugo: die woorden vereenigen zich, verdringen zich aan den drempel van Hugo's geest, zij komen op ons aan met groot misbaar, trachten elkander te verstooten, buitelen over elkander heen, maken ons doof, verblinden ons. Ik moet eerlijk zeggen, dus Vinet, dat ik met mijn zwakke hoofd daar niet lang tegen kan. Het begint mij te duizelen, als ik enkele pagina's heb gelezen en die duizend en één beelden zijn dan voor mijn geest als een „danse enflammée".

Wat soortgelijke poëzie betreft herinnert hij aan een oud gezegde: wat niet waard is gezegd te worden dat zingt men. Maar wij moeten niet meenen, dat achter al dat lawaai der tachtigers, die ook hun goede zijde hadden, geen gedachte school. Het was de ou^-liberale, met wat materialistische aanmenging.

Inzake den stijl komt de vraag echter meer dan eens; op den voorgrond: komt het nu aan op de fijnheid van. het woord of op de gedachte, die het wil uitdrukken. Op het ornament of op het wezenlijke ding. De romantiek houdt van het ornament en wij hebben er in onze dagen nog al iets mee te maken.

De menschen van onzen tijd, onze humanisten sieren hun armelijk denken gaarne op met heel mooie en groote woorden. Zelfs als zij zeggen „zakelijk" te zijn. Men zou vergeten hoe weinig, daar werkelijk achter school.

Ook is er een stijlmethode, die den wereldraad der kerken kenmerkt. Men gebruikt dan een woord der Schrift of uit de belijdenis en zejgt dan: een ieder moet dat maar opvatten zooals hij dat wil. Want wij willen eenheid. Wonderlijke eenheid voorzeker. Een eenheid

Kiie feiteUjk niet dan leugen is en waarin de leugen overheersciht.

En het is hierop, dat w^j in onze dagen zeker heel ernstig moeten letten. Vooral omdat het hier dan gaat om het gebruik of liever misbruik dat men maakt van het Woord Gods.

Dan is er wel stijl, en het woord is zeer fraai, het kliiikt velen in de ooren als een echt Evangelie, maar het is een val sch e stijl. Het is dan precies alsof wij de aloude goede belijdenis hooren, alle woorden worden gebruikt, en met veel pathos. Er is een geraffineerd woordenspel, dat menigeen van streebrengt. Maar het feit is, dat achter al dien woordenpraal niets anders sdmiil gaat, niet alleen als bij de straksgenoemde tachtigers een liberaal humanisine, maar erger, paganistische wijsbegeerte en paganistische mystiek en gnostiek.

Zelfs lieden, die zich gereformeerd noemen, worden daarvan het slachtoffer en trachten anderen tot slacht­ offer te maken.

Ik hoorde onlangs nog van een zelfs vrijgemaakt man, die een Barthiaansche prediking had beluisterd en toen naderhand zei: wat een fijne preek! Ik zou zoo'n man alleen antwoorden: bedenk, goede vriend, wel, dat die mystiek, die ten slotte den mensch op den troon zet, altijd een aanknoopmgspunt vindt in elk menschenhart. Maar leer toch goed onderscheiden. 'Onze vaderen spraken van „discretie". Die hebben wij dubbel noodig in onze dagen.

Goede stijl is, als ons woord duidelijk aangeeft de gedachte en als die gedachte onderworpen is aan de Schrift. Als zij is ware profetie. En dan moet zeker ook aan het woord zelve nauwkeurige aandacht worden geschonken. De Fransche schrijver Flaubert zat heele nachten soms bij één woord, want hij wilde het „unieke" woord vinden, volkomen in overeenstemming • met wat hij wilde zeggen.

Wij behoeven niet te meenen dat wij menschen, die van nature allen leugenachtig zijn, in staat zijn dat unieke woord te vinden. Dat unieke woord is alleen iet Woord Gods, maar wij moeten dan ook met groote nauwkeurigheid na willen gaan, wat elk woord daarin ons wezenlijk wil zeggen.

Als ik hierover spreek denk ik aan prof. Greijdanus en aan zijn, tot in het uiterste nauwkeurige zorg, dat hij het woord der Schrift toch nauwkeurig mocht duiden en verklaren. Welk een arbeid zat daar achter «n wat hij dan doceerde zal zijn studenten wel eens hebben vermoeid en het vermoeit ook den luien lezer wel. Wij hebben liever lichte kost. Een makkelijke, vloeiende stijl, die ons de meening bijbrengt, dat wij liet al wel begrijpen, terwijl dat toch waarlijk niet z«o Is. Dat werk van Prof. Greijdanus', dat is stijl in den besten zin van het woord.

En zulk een stijl moet er in heel ons leven ? ijn, zoodat onze daad precies past op hét goede èn mooie - woord, dat wij schreven of spraken.

Dan geldt wat iemand schreef: wij moeten niet een stijl, wij moeten s t ij 1 hebben.

En zoo kom ik tot de stijlloosheid, die er ook is. Ik denk nu aan het doen van de sjTiodocratische auteurs. En aan de handelingen hunner synoden.

Zie, ook al zou er vergissing bij hen zijn in hun doen en spreken, er zou toch stijl daarin kunnen zijn.

Als zij zeiden: zöo zegt het de Heere in Zijn Woord en zoo zegt het onze belijdenis. En dat handhaven wij in gehoorzaamheid. En wie daarnaar niet spreken of handelen wil, zal door onze censuur worden getroffen. Dié moet onze kerken verlaten.

Als zij daarvoor stonden als flinke mannen, die hun verantwoordelijkheid kennen, al vergisten zij zich. Als van hen gelden kon Romeinen 10 : 2 : want ik geef hun getuigenis, dat zij eenen ijver tot God hebben, maar niet met verstand.

Dan aou er met hen ook in de procedures te spreken zijn, want dan was er royaliteit, flinkheid. Woord en daad en houding pasten bij elkander. Wij zouden Jkunnen zeggen: daar zit toch stijl, daar zit karakter in.

Maar helaas —• zie nu dat armzalig geknoei. Dat eerst met kracht optreden, schorsen, uitbannen enz. En als dan de gevolgen wat gevaarlijk blijken, een terugkrabbelen, in schijn, in woorden, in zestien punten, in een revisie synode, die de meest schaamtevolle sjmode kan genoemd, welke de kerkhistorie kent. Een nieuwe formule alsof alles is veranderd, terwijl het toch niet zoo is. Een spel met woorden en tegelijk een verklaring, dat er niets is veranderd. En dat alles verdedigd door wat zich dan „Strijdende kerk" noemt en misleiding heeten moest.

En daarna een zeuren over broederschap en een trachten om tot een gesprek te komen, dat beginnen zal met de verdoezeling der werkehjkheid. Een doodzwijgen van alles wat van onzen kant wordt aangevoerd, men denke aan het boek van ds Janssen en dat van ds Schilder.

Het verschijnen van de leiders dezer actie aan het graf van Greijdanus, en daarna een zich verheffen op dit bewijs van zooveel goedheid. Zie, wij arme lieden worden becritiseerd en uitgescholden, — dat schelden is dan een ander woord voor het noemen der feiten, — en toch zoo goed zijn wij, en ten slotte dat conventioneele briefje aan de familie van prof. Greijdanus, . dat in „De Reformatie" werd gepubliceerd met het stijlvolle antwoord. Zie, dat is stijlloosheid, dat laatste niet dan leege conventie, die doet denken aan het woord van een cynicus, die zei: de zekerste weg lof van zekere lieden te oogsten is, dat men zelf den laatsten adem uitblaast.

Daar zit geen stijl in, en het is onbegrijpelijk, hoe er onder ons kunnen zijn, die in deze gevaarlijke stijlloosheid van het met mooie woorden bedekken van slechte daden, nog kunnen raden tot een even stijllooze samenspreking, die beginnen moet feitelijk met toe te geven, dat er eigenhjk niets in onze kerken is gebeurd. Er was alleen zoo'n meeningsverschilletje Meer niet. Heusch!

Als onze kerken daarop ingingen, zouden zij heel de rijke genade, die onze God ons in de vrijmaking schonk, verloochenen.

Eigenlijk zou men kunnen zeggen: het was al te veel, toen onze deputaten voorstelden een schriftelijk zoeken van een gezonde teekening der situatie. Dat voorstel werd afgewezen en het is duidelijk om welke reden. Men wil die duidelijke situatieteekening niet, want dan zou uitkomen, wat er wezenhjk is geschied, en welke stijlloosheid heel het doen aan den kant der synodocratie beheerseht, waar een ieder nu leeren kan wat hij wil en spelen met de besluiten, die daar liggen

voor Gods aangezicht. Stijlloosheid? Of zit er wel een stijl in, n.l. de valsche, de stijl der hiërarchie, die een ladder kent van gradatie? Synoden, hoogstaande menschen, die de zaakjes wel zullen beredderen, daarna predikanten, die volgen, ouderlingen die niet op de hoogte behooren te zijn, leeken, die van niets weten? Zoo is de toestand.

Daar is maar één ding, dat wij mogen doen: dat is zeggen tot die hoogstaande lieden, die njets anders kennen dan zelEhandhaving: bekeert u van uw zonden, keert toch terug tot de eenvoudige gehoorzaamheid aan den Koning der kerk, aan Zijn Woord, aan de goede behjdenis.

Met hartelijke groeten en heilbede uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 oktober 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 oktober 1948

De Reformatie | 8 Pagina's