GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Op verstrooidenreis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op verstrooidenreis

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV

Dinsdagmorgen op reis naar Poerwokerto.

De snelste reisgelegenheid was het vliegtuig, dat den dienst op Bandjoemaas onderhoudt. Vandaar per auto verder naar Poerwokerto. Dokter van Leeuwen, meergemelde gamizoensarts, tevens mijn gastheer, bracht me naar het vliegveld. En dat was maar goed ook, anders was ik niet meegekomen. De dienst op Bandjoemaas wordt n.l. niet gevlogen door de K.L.M., maar door Coördinatie Militair Vervoer. Deze toestellen nemen ook burgers mee, voorzoover de ruimte dat toelaat. Maar bij militairen moet je (soms!) precies op tijd zijn. Nu was ik wel precies op tijd volgens de gegevens van den luitenant C.M.V. die een en ander met dokter van Leeuwen gefikst had. Maar ik was volgens de officieele gegevens te laat. Ik moest drie kwartier voor vertrek op het vliegveld zijn en ik was er veertig minuten tevoren; er mankeerde dus vijf minuten aan (de luit had gezegd dat dertig minuten genoeg was, maar daar had de sergeant, die met de regeling belast was, geen boodschap aan, zei hij) en die vijf minuten waren benut om mij van de passagierslijst te schrappen, omdat het vliegtuig toch al overbelast was en de sergeant vreesde, oat de piloot met die zware kist niet weg zou willen. Of ik nu al zei, dat de jongens, die in maanden hun dominee niet gezien hadden daarvan de dupe zouden worden, het hielp allemaal niks. Maar toen kwam de dokter tusschen beide. Blijkbaar was de sergeant van meer respekt voor een dokter dan voor een dominee vervuld, tenminste als die dokter zijn gamizoensarts is. In ieder geval, ik mocht er nog bij, als ik niet te zwaar woog en niet te veel bagage bij me had. Toen de sergeant mijn lichaamsgewicht hoorde, trok hij wel een bedenkelijk gezicht. Maar een Chinees, die nog meer woog en later geboekt had dan ik moest het gelach betalen. Hij mocht niet mee, hij woog teveel!!!

In vaktermen heet dat: „Hij werd uit het toestel getrapt". In werkelijkheid komt daar geen trappen bij te pas. Het beteekent alleen, diat je onverrichter zake naar huis terug kunt gaan omdat andere, dringender gevallen voorgaan.

De vliegtocht naar Bandjoemaas had mooi kunnen zijn, als er niet enkele bezwarende factoren waren geweest. Vooreerst is een toestel van het CMV altijd een wat we hier luchtbedja noemen. Een bedja is een kruising van een taxi en een bakfiets op drie wieler^ Een luchtbedja is een transportvliegtuig waarin enkele banken zijn gefabriekt, waarop de passagiers netjes naast elkaar plaats nemen. In het middenpad is het vrachtgoed opgestapeld, zoodat je veelal je beenen niet behoorlijk kunt uitsteken. Naar buiten kijken is zonder halsbrekende toeren met je nek nietmogelijk.

Een luchtbedja dus. En het was regenachtig weer, dat wil zeggen dat het onrustig was in de lucht. Ten derde: we moesten in dit onrustige weer een bergketen passeeren. En tusschen de bergen is het toch al zoo nimoerig in de lucht. Enfin, er kwam een groote emmer bij te pas. Iedereen, die zijn tol kwijt wilde kon hem daarin deponeeren. En tol stinkt nu eenmaal altijd. Een chineesch passagier begreep de bedoeling van dien emmer niet. Hij dacht, dat zijn beroerdigheid over zou gaan als hij het ding als een dierbare schat tegen zijn maag drukte. Wat hij dan ook deed. Maar toen het toestel geland was kwam hij toch niet zonder tolgeld het toestel uit. Met den emmer tegen zijn maag gedrukt deponeerde hij zijn tribuut op den vloer van het toestel. Bijna iedereen vond dit niet leuk. En toch stak er humor achter het geval.

We kwamen dus veilig beneden. Voor wie er nieuwsgierig naar is: ik kwam zonder betalen door den tol. Dat lapte ik heni ais kwajongen ook wel eens als ik den tol te Warmond moest passeeren.

En bovendien ontsprong ik den dans op weg naar Poerwokerto.

Ik werd" afgehaald door br Vegter, hoofd van het boschwezen. Die rijdt in de omgeving van Poerwokerto rond in een mooie taxi van de MTD. Als eenige bewapening in deze linke (militaire term voor gevaarlijk) buurt voerde hij een revolver mee, veiUg opgeborgen in zijn actetasch. De weg naar Poerwokerto was van Bandjoemaas toch immers veilig. Zonder incidenten kwamen we dan ook in Hotel van Beek aan. Toch keken we elkaar wel even aan toen we dienzelfden middag het bericht doorkregen, dat een uur, nadat 'wij gepasseerd waren, een luxe auto met automatisch vuur was bestookt en tot een wrak was geschoten. Dit incident had twee dooden geëischt. Shiipmoordenaarswerk. Intimidatie.

Toch wilde ik weten waar de knapen lagen, die ik op mijn bezoeklijstje had staan. Daartoe was het beste een gang naar het stafbureau van de brigade. De kamergenoot van mijn gastheer, een Christenbatakker en 'vurig nationalist, reed me er heen. Aanvankelijk ging alles goed. De kolonel was niet aanwezig, en.een korporaal-schrijver was dadelijk bereid mij dte gewensehte inlichtingen te geven.

Maar midden in dit bedrijf kwam de kolonel binnen. Een kerel als een boom. Een geroutineerde houwdegen van het Koninklijk Nederlandsch Indisch Leger. Kennismaking was onvermijdelijk. En de korporaal ging mij voorstellen. Nu had ik dien korporaal alleen maar gevraagd te zeggen, waar enkele met name genoemde militairen te vinden waren. Maar ik werd als volgt voorgesteld: „Kolonel, hier is een dominee, die wil graag weten waar de troepenonderdeelen liggen".

De kolonel (die in mijn persoon geen dominee had herkend, alweer vanwege mijn khakipak, en die düs dacht, dat die dominee nog in de antichambre zat) ant

woordde met een krachtterm, dat die dominee daar voor de hier en gaunter niets mee te maken had.

Zoodalt het me gewenscht voorkwam zelf in te grijpen: „Kolonel, het gaat natuurlijk niet om te weten waar uw troepen liggen, daar heb ik niets mee noodig, maar graag zou ik enkele militairen van de kerken die ik dien, willen opzoeken", zei ik.

„Bent u beroepsdominee? " baste de baas (hij bedoelde te vragen of ik legerpredikant was).

Ik: „Neen, ik ben burger".

De kolonel: „Dan kan ik u niet helpen. Ik heb al genoeg om mijn eigen menschen te beschermen, dan dat ik ook nog convooi kan geven aan burgers. U moet dat maar op eigen risico doen".

Ik: „Kolonel, ik vroeg niet om convooi, ik vroeg alleen te mogen weten, waar die en die liggen, dan zal ik zelf wel zorgen dat ik er kom".

De kolonel: „Maar ik verbied u beslist om naar Tjilatjap te gaan, en u mag ook niet naar Boemiajoe en Proepeek. U mag alleen naar Wonosobo en Bandjarnegara. Nu ja, u moet het tenslotte ook zelf weten, u bent burger en mag gaan waar u wil. NatuurUjk krijgt u een paar bloemen op uw graf, maar dat is ook het: eenigste wat ik u garandeeren kan".

Ik: „Dank u wel, kolonel. Mag ik nu weten waar die knapen liggen? "

De kolonel werd nu gemoedelijk. Hij bleek het te waardeeren, dat ifc me niet had laten afblaffen. „Steekt u een cigaret op" zei hij. Ik accepteerde. We praatten wat. Hij bleek een Groninger te zijn, wat zijn spraak trouwens al openbaar had gemaakt. En ik kreeg mijn adressen. Daar ging het maar om. Nie-Daand van de gezochten bleek in de door den kolonel aangegeven gevaarlijke zone te liggen. Wel lagen er een paar in Bandjoemaas. Ik vroeg langs mijn neus weg: „Ik mag toch wel naar Bandjoemaas, kolonel? " „Natuurlijk, " was het antwoord, „daarheen kunt u net zoo veilig rijden als van R'dam. naar Amsterdam". Fijn, zei ik. Maar ik dacht zoo: „Hij weet zeker nog niets van die auto, die vanmiddag tusschen Poerwokerto en Bandjoemaas in de soep geschoten is".

Voor dien middag was het nu genoeg. Om zes uur avondklok, dus vroeg op honk. Dien avond had ik een lang gesprek met den eerder genoemden Christenbatakker, den kamergenoot van mijn hospes.

Natuurlijk over „de politiek". Interessant, en ontdekkend. Ontdekkend vooral daarom, omdat deze menschen nimmer van de zending geleerd hebben, dat Christen-zijn beloften en geboden heeft ook voor dit leven. „Wij hebben niet de machtsmiddelen om onze nationalistische idealen te verwezenlijken" zoo zei hij. „Militair kunnen we ons van het Nederlandsche gezag niet ontdoen, maar we iennen nu de macht van het wapen „politiek"." „Of hij dan bij de huidige hanteering van dit wapen geen last had van het vijfde gebod" vroeg ik. Nu, blijkbaar niet in het minst. Moet men deze menschen daarom hard vallen? Ik geloof dat de schuldigen elders te zoeken zijn. Ze zijn te zoeken bü een zending, die door dr Zuidema nog niet zoo lang geleden in „Trouw" is ontmaskerd', die plaats biedt aan de communistische vijfde kolonne en er dus bUjkbaar alleen maar op uit is zooveel mogelijk zieltjes te winnen. Ik wou zeggen: „voor de eeuwigheid". Maar ik vrees dat het nog meer gaat om de versterking van de protestantsche coalitie tegen Rome en het Mohammedanisme.

Toch is het mooi uit den mond van dezen nationalist enkele bekentenissen te hooren. Tegen de A.R. partij koestert men een diep wantrouwen. In dit opzicht heeft de leugenpropaganda haar werk gedaan. Maar Van Mook is met zijn verdeel-en-heersch-politiek ge-' heel doorzien. En deze nationalist uit het federalistische kamp wüde toegeven dat het voor Indië nog het beste zou zijn geweest als Starckenborg G.G. gebleven was. Want de wanorde van thans is een ramp voor deze landen, dat wordt ingezien. Hij zei ook: „als de Nederlanders dadelijk de republiek hadden geëhmineerd, was er geen recht-geaard nationalist geweest, die met Soekamo in zee had willen gaan, want Soekamo is een collaborateur en de Jappen zijn bij de Indonesiërs gehaat. Maar wat is er gebeurd? Na de capitulatie van Japan gingen de bestuursambtenaren uit de intemeeringskampen gewoon naar hun gouvemementskantoren terug en elk Indonesiër vond dat vanzelfsprekend. Maar ze zijn op bevel van Van Mook de kampen weer ingegaan, omdat het te gevaarlijk was, zoo heette het. Toen hebben de Indonesiërs gedacht: De Hollanders zijn bang geworden. Die gedachte kon te gemakkelijker post vatten, omdat in den oorlog met Japan door het Nederlandsch militair apparaat ter zee wel uitstekend is gevochten (ook de luchtmacht deed het goed) maar te land is er niet veel van terecht gebracht. Toen na de capitulatie van Japan dat op vrees gegronde bevel aan de bestuursambtenaren kwam: in de kampen terug, toen kregen de extremisten, die eerst bezig waren een goed heenkomen te zoeken, hun kans".

Als je dit als Nederlander aan moet hooren, zit je je wel diep te ergeren. Ook als blijkt, dat de nationalisten de situatie volkomen door hebben, politiek ge-^en. Wat noodig is, is een politiek die eerhjk het eenmaal beloofde nakomt, maar nu ook een eind maakt aan het tavarren (afdingen), waarin de Indonesiërs meesters zijn. Er moet een regeering komen, die zegt: dit is nu de uiterste prijs, en die daarnaar ook handelt. Maar de nationalisten weten het wel: „Er wordt we! veel door Den Haag geroepen: dit is nu „harga betoel' (de uiterste prijs), maar ze meenen het niet. Ze zijn nog wel tot nieuwe concessies bereid". Zoo is inderdaad de situatie.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 augustus 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Op verstrooidenreis

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 augustus 1949

De Reformatie | 8 Pagina's