GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Aangaande mij en mijn huis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aangaande mij en mijn huis

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Die zijn roede inhoudt, haat zoon". (Spr. 13 : 24a). zijn

Het gaat hier over den vader. Een mensch als andere menschen, maar toch meer: een mensch met gezag bekleed, een gezagsdrager; een goddelijke gezagsdrager. En die ten bewijze daarvan de roede draagt,

Zooals de overheid het zwaard draagt, en dat niet tevergeefs; Want zij is (3ods dienares, een wreekster tot straf dengene. die Icwaad doet.

Zoo draagt ook de vader de roede niet tevergeefs; hij is ook Gods dienaar, een wreker tot straf van elk zijner kinderen, dat kwaad doet.

De roede, die hij hanteeren mag, in goddelijke opdracht; en bij tijden hanteeren moet — is maar niet een ding, waarmee hij kan doen, wat hemzelf belieft; dat hij gebruiken of niet gebruiken kan naar eigen goedvinden, maar dat de Heere hem met een bepaalde bedoeling gegeven heeft.

God heeft hem, den vader, gesteld als souverein in zijn gezin, over zijn kinderen. Zeker, dat houdt ook in, dat hij de zijnen zal liefhebben —• dat zelfs allereerst en allermeest; dat hij voor hen zal zorgen; dal hij hen zal beschermen; maar ook dat hij in den kring van zijn gezin het recht zal handhaven; het recht des Heeren; en dat gezin de wet zal stellen, overeenkomstig den eisch des Heeren; dat hij, die goed doet d.i. die deze wet, dit recht onderhoudt, zal beloonen, maar ook dengene, die het door hem gestelde recht schendt, mag, ja, moet straffen!

En ten teeken daarvan heeft de Heere hem de roede in de hand gegeven.

Natuurlijk wil dat niet zeggen, dat de vader altijd met deze tuchtroede klaar zal staan, om zijn kind bii elke overtreding daarmee rake, gevoelige klappen toe te dienen.

Het is ook hier, als met de overheid, die het zwaard draagt. Neen, het zwaard is niet het eenige middel, waarmee ze straf oefent en het recht handhaaft; zij legt ook boeten op, of hechtenis, of gevangenis­ straf^ zelfs wel voorwaardelijk, volstaat soms met een waarschuwing — maar maakt ook als het wezen moet, gebruik van het zwaard of een ander wapen.

Al spreekt daarom Rom. 13 alléén van het zwaard, daarin zijn inbegrepen al de andere straffen, die zij ter beteugeling en ter bestraffing van het kwaad mag toedienen, met inbegrip zelfs van de doodstraf.

Zoo is het ook met de roede, die de Heere in de hand van den vader legt. Als zijn kinderen overtreden, m o e t hij ze straffen; d.w.z. hij moet hun te verstaan geven, dat zij daarmee de rechtsorde hebben geschonden, dat ze daarom schuldig staan en moeten boeten en in de toekomst zich voor kwaad-doen hebben te wachten ; dat tengevolge van hun zonde de goede verhouding tusschen hem, den vader, en het stoute kind is verstoord (zooals ook elke zonde de gemeenschap met den Heere verstoort) — alléén de wijze, waarop — dat staat aan de wijsheid van den vader zelf:

Soms kan het met hen zuur aan te zien, waarop verdriet, misnoegen, teleurstelling te lezen staat (zelfs dit deed Eli niet eens!); soms met een dreigend opgestoken vinger; of met 'n vriendelijk, soms ook met 'n streng vermanend woord; of door hun een g: unst te onthouden: het aantal strafmiddelen is legio — in heel erge gevallen, en vooral bij onze nog heel jonge kinderen, met een gevoelige tik; met een pak slaag ; maar altijd alléén in het uiterste geval.

Dit alles te zamen is hetgeen waartoe de vader geroepen is vanwege de „roede-macht", welke hem aoor den Heere is verleend. En elke vader, die hierin nalatig is; die het kwade niet straft, en in zekeren zin zijn Idnderen hun gang maar laat gaan, zoodat ieder doet, wat goed is in zijn oogen; die hjdeUjk toeziet, als zijn kinderen zijn geboden en verboden niet achten — dat is een, die zijn roede inhoudt; die wandelt in de voetstappen van Eli.

Dat is heel erg. Want zulk een vader veracht het recht des Heeren; is zelf den Heere ongehoorzaam; is een ontrouwe dienaar zijns Gods en haalt daardoor een oordeel over zich.

En toch komt het zoo herhaaldelijk voor, ook in (Sereformeerde gezinnen.

Bij sommigen is het gemakzucht. Altijd maar weer klaar staan, om in te gaan tegen de zonde en de zondige neigingen van hun kinderen; altijd de kans te loopen van herrie in huis: het kind kwaad, of schreien; weg de huisehjke vrede! Hoeveel gemakkehjker, maar wat toe te geven en door de vingers te zien. Het zijn toch ook nog maar kinderen.

Rust boven alles begeert de vader in de enkele oogenblikken, dat hij thuis is. En daarom — laat maar gaan!

Zeker, dat is geen hoog motief! Of eigenhjk heelemaal geen motief. Is daar eenige verontschuldiging voor: in zijn hooge roeping ontrouw te zijn, eenvoudig, omdat het gemakkelijker is?

Maar er zijn ook anderen, die, volgens him zeggen, uit pure liefde tot hun kind, steeds geneigd zijn, hun lieve kind zijn zin te geven. Wat ze graag willen — och, laten we het daarin zijn gang laten gaan. „Liever niet naar de kerk" — waarom hen te dwingen! „Liever met verkeerde vriendjes op stap" — laten we hun dat genoegen doen! „Liever naar het voetbalveld, dan over hun boeken te zitten!" — och, hoe ging het ons vroeger! „Liever spelen, dan voor moeder een boodschap doen" — ja, het is ook te begrijpen! „Hun straf geven, als ze verkeerd gedaan hebben!" — het is immers toch al gebeurd, en waarom ze dan zoo hard te vallen; het zal wel niet meer gebeuren!

Inderdaad, het schijnt dat zulk een vader dan toch wel heel veel van zijn kind houdt; het krijgt altijd zijn zin; het wordt niet lastig gevallen; het volgt de lust van zijn booze hartje, zonder de pijn van de roede ooit te voelen. En het vindt, dat het een lieve, een beste vader heeft (al weet hij heel goed, dat het een sul van een vader is; van wien het zich niets heeft aan te trekken!)

En de Heere zegrt kort, maar vlijmscherp: „zulk een vader haat zijn zoon". Hij is oorzaak, dat zijn zoon ten verderve gaat, en daaraan werkt hij mee; daarvan is hij de oorzaak en hij doet het vrijwillig, eiken dag weer, met open oogen.

Is zulks dan met hot duidelijk bewijs, dat hij zijn zoon haat?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 augustus 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Aangaande mij en mijn huis

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 augustus 1950

De Reformatie | 8 Pagina's