GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De fabel van Jotham-Buffinga

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De fabel van Jotham-Buffinga

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Strijdende Kerk, die ons steeds van bevriende zijde welwillend wordt toegezonden, bracht dezer dagen een door Ds Buffinga geschreven fabel. Origineel werk is het weliswaar niet. Het is de fabel van Jor tham, voor den tegenwoordigen tijd oververteld door Dfe N. Buffinga. En daar een fabel een „kort moraliseerend verhaal uit het natuurleven" is „met planten of dieren als handelende personen" zochten we naar de moraal van het geval. Toen we meenden die gevonden te hebben, dachten we: de litterator Buffinga heeft ditmaal gefabeld oftewel „verzinsels opgedischt". Maar dat zeiden we ditmaal „in ons haasten". Want toen we het schoone stuk nogmaals hadden doorgenomen bleek ons, dat Ds Buffinga ditmaal toch geen fabeltje verteld had, maar al fabuleerend een getrouw verhaal gedaan had van de jongste kerkgeschiedenis.

Hier volgt eerst de fabel:

DE BOMEN DIE EEN KONING ZOCHTEN.

Br was een tijd, waarin er wanorde heerste onder de bomen en ieder van hen deed wat goed was in eigen ogen. Er ontstond onrust. De leerstellingen, die zolang onder hen hadden gegolden, vonden geen algemene instemming meer. Almeer werd de .behoefte aan éénhoofdige leiding gevoeld. Ze besloten een Koning te zoeken.

De benoemde Deputaten gingen het eerst een bezoek afsteken bij de olijfooom.

Hij ontving hen op hoffelijke wijze, zoals het een ridder onder de bomen van het bos betaamde. Op hoofse wijze, met ironische tinteling in de ogen, legde hij hun uit, waarom hij niet aan hun verzoek kon voldoen. Hij stemde hun toe, dat hij een vorstelijke school had doorlopen, waar hij de lessen had genoten van een Bomenkoning jure suo, maar die in zijn colleges het stelsel voordroeg, dat het bomenvolk geen gekroonde Koning moest hebben, maar een Democratie moest blijven. Neen, hun verzoek moest hij afwijzen. Voorzitter zijn van een ridderhof, dat zou gaan, maar geen Koning. , , Zoude ik mijn vettigheid verlaten, die God en mensen in mij prijzen, en zoude ik henengaan om te zweven over de bomen? "

De afgezanten hielden raad en besloten tot de vijgeboom zich te wenden. Kom gij, wees Koning over ons.

Met alle vriendelijkheid werden zij begroet. Maar de grote Ffits onder de bomen, moest hen teleurstellen. Hij ook stond op het stSndpunt van zijn wijze Leermeester. Geen éénhoofdig bestuur. Een regeringswijze naar de eisen van de democratische tijd. Bovendien, hij had ook een persoonlijke reden voor hun aanzoek te weigeren. Hij maakte wel eens een vergissing en dat mag een Koning niet doen. Hoewel ook Die niets menselijks vreemd is, moet hij zich door scholing zo getraind hebben, dat hij aan het maken van vergissingen ontkorrien is. Neen, bij mij kunt gij niet terecht. „Zoude ik mijn zoetigheid en mijn goede vrucht verlaten om te zweven over de bomen? "

De Deputaten richtten zich tot de wijnstok: Kom, wees gij Koning over ons. Hij geeft hun hartelijk gehoor. Maar hun verzoek kan hij al evenmin inwilligen.

Hij heeft gezeten aan de voeten van dezelfde Leermeester als de vorigen, die hem de ogen er voor opende, dat hij schatten van wijsheid bij Calvinus kon ontdekken. Geen Vorst over de bomen. Natuurlijk geen wildgroei van het bos. Geen vermenging met ander gewas. De nodige bedijking en inperking. Maar alles naar ordelijke regel op democratische wijze. „Zoude ik mijn most verlaten, die God en mensen vrolijk maakt, en zoude ik henengaan om te zweven over de bomen? "

Toen kwam er verschil onder de legaten der bomen. Ze konden het niet eens worden over de vraag, tot wie ze zich nu moesten begeven. Hun wegen gingen uiteen. Maar. een deel wist het wel.

Toen zelden al déze bomen tot de doornenbos: „Kom gij, wees Koning over ons".

De ontvangst was allerbemlnnelijkst en het antwoord niet onbevredigend. Ik voel voor ïiet absolutistisch Ko-• ningschap. Met al die Democratie is het niets gedaan! Maar bedenkt het wel: het absolutistische Koningschap stelt zijn eisen, volstrekte gehoorzaamheid en volgzaamheid. L'etat c'est mol. „Indien gij mij in der waarheid tot een Koning over u zalft, zo komt, vertrouwt u onder mijn schaduw, maar indien niet, zo ga vuur uit de doornenbos en vertere de cederen des Libanons".

N. BUFFINGA.

En nu de moraal:

In de dertiger jaren ontstond in de Gerefonneerde Kerken onrust. Vanwege „nieuwe" leeringen, die afweken van de „gangbare meeningen". De verontrusten vonden, dat er wat gebeuren moest. En wendden zich tot Prof. Dr J. Ridderbos. Maar deze — hoewel van oordeel, dat er inderdaad iets gedaan moest worden — dankte voor de eer het zaakje alleen op te knappen.

Toen heeft men den „grooten Frits", zijnde Prof. Dr F. W. Grosheide, in den arm genomen. Maar ook deze voelde er weinig voor. Vervolgens poogde men Prof. Dr K. Dijk voor 't karretje te spannen. Maar ook deze waagde het er niet op; hij had al sedert zijn studententijd reeds niet van gehouden alléén te staan

Goede raad was dtiur.

Maar hij werd gevonden.

„Deputaten" — het is ook uit uitlatingen (zwart op wit) van Prof. Dr G. M. den Hartogh bekend — hebben zich na alle mislukkingen om te komen tot een éénhoofdig bewind zich ten slotte gewend tot een veelhoofdig gezelschap: de synode. Die trapte er in. Die bleek voor een absolutistisch koningschap te gevoelen. En zij hield woord. Want toen er waren die haar absolutistisch koningschap niet aanvaardden, ging vuur van den , , doomenbosch" uit, dat „cederen van den Libanon" heeft verteerd.

Ge begrijpt: dat laatste hadden we zo niet met toepassing op onszelven durven zeggen. Maar de vergelijking is van Ds N. Buffinga.

Dat is wel een veianderde man.

Er kan toch in zes jaren heel wat gebeuren. Want ter Particuliere Synode van Zuid-Holland ten Zuiden anno 1944 sprak Ds N. Buffinga nog anders. Toen daar gesproken werd over de opheffing van de schorsing van Dr K. Schilder, heeft Ds Buffinga eens uit de doekjes gedaan, waarom er wel vuur moest uitgaan van den synodalen doomenbosch.

Want — zoo doceerde Ds N. Buffinga — het kón zoo niet langer. „De Reformatie" was zulk een zielenbe^ dervend blad, dat hij het gevaarlijk achtte. Als er onder de huisgenooten van Ds Buffinga jonge menschen waren, die zich voorbereidden voor de openbare geloofsbelijdenis sloot hij het blad weg. — A!s de eerste Avondmaalsgang achter den rug was, was het gif zeker niet zoo schadelijk meer, dachten we zoo toen we de uiterst beschaafde toespraak van het moderan^enlid Buffinga hoorden. Ds Meyster, praeses der vergadering, zat er instemmend bij te knikken. Of hij aan zijn eigen meditaties in „De Reformatie" dacht, weten we niet. Maar hoe het zij, Ds Btiffinga vond het blad zielsbedervend. Vooral zoo in den stillen tijd, die volgens hem aan het afleggen van de belijdenis vooraf moet gaan

En nu dit loffelijk getuigenis!

Cederboomen

Ds Toornvliet heeft bepaald geslapen, toen hij dit schoone stukske doorzond naar de drukkerij.

D. E. C.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 november 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

De fabel van Jotham-Buffinga

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 november 1950

De Reformatie | 8 Pagina's