WIJ ZIJN ALS VLINDERS.
Wij zijn als vlinders in den tuin van Uw vermogen, en speuren zoete geuren waar Uw bloemen staan. Wij zijn de vlinders van Uw nectar en de oogen verlustigen zich keurend in Uw kleurenbaan.
Zoo kon het zijn! Maar ach, wij waren niet als [vlinders tevreden met zoetheid van Uw goedheid, Heer. Wij gingen eigen weg en waren grage vinders in vreemden tuin... en vonden toen geen honing
\meer. Geen honing in de kille, klatergouden kleuren, geschikt door handen van den boozen hovenier... Maar als Uw storm ons tegenkomt en wij weer ' [treuren om eigen schuld aan d' oever van Uw grensrivier.
gaat het verlangen naar Uw zuiv're tuinen open, en onze vleugels sidd'ren van de nieuwe kracht, die Gij ontlaadt, en ons den weg terug doet loopen naar 't blijde land waar Gij ons blijvend [tegenlacht.
Dan zweven wij Uw goede gaarde zingend binnen, en schouwen onze oogen in het lichtste licht. Dan gaan wij onvermoeid de zoetste honing winnen in nieuwe hoven door Uw handen opgericht.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 maart 1951
De Reformatie | 8 Pagina's