GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Danken en dienen met eerbied en godvruchtigheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Danken en dienen met eerbied en godvruchtigheid

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Daarom alzoo wij een onbeweeglijk koninkrijk ontvangen, laat ons dank betoonen, door dewelke vnj weibehaaglijk God mogen dienen, met eerbied en godvruchtigheid, want onze God is een verterend vuur". Hebr. 12 : 28, 29.

Er zijn christenen die meenen, dat ze nooit meer bang hoeven te zijn. Ze hebben naar ze zeggen nooit meer iets te vreezen. Ze hebben toch Gods beloften" Hun zonden zijn toch vergeven? En als ze eens zondigen dan is er toch vergeving? Nu dan, wat zouden ze nog te .vreezen hebben? En ze vinden het maar kleingeloovigheid als anderen het soms benauwd hebben met hun zonden.

Er zijn ook christenen die meenen, dat ze nooit gerust mogen zijn. Ze zijn toch maar zondige menschen? En God toomt toch ten allen dage op de zonde? Er dreigt toch hel en verdoemenis? Nu dan, hoe zouden ze ooit rustig kunnen zijn? Tot hun dood toe blijven velen in voortdurende onrust leven.

En de echte rust en de echte vreeze ontbreken vaak bij. beide soorten christenen.

De Schrift weet van vreugde en vreeze in het leven van denzelfden christen.

Zoo dikwijls als we Gods beloften met een waar geloof aannemen zijn we in den HEERE gerust. Dan weten we, dat we een onbeweeglijk koninkrijk ontvangen.

Daar zijn we dan echt dankbaar voor. En we loven God voor Zijn onuitsprekelijke gave. Maar dan dienen we Hem ook met eerbied en godvruchtigheid. Dan vreezen we God en zijn bang voor Zijn toom. Want onze God is een verterend vuur.

Laten we zien wat onze tekst hiervan zegt.

In VS 27 was sprake van beweegUjke en onbeweeglijke dingen.

Beweeglijk, voorbijgaand zijn alle geschapen dingen.

De gedaante dezer wereld gaat voorbij (1 Cor. 7 : 31-). Hemel en aarde zullen voorbijgaan (Matth. 24:35).

Maar er is een onbeweeglijk, onvergankelijk, eeuwig koninkrijk.

We lezen in Jes. 51 : 6: Heft uw oogen op naar den hemel en aanschouwt de aarde beneden; want de hemel zal als een rook verdwijnen en de aarde zal als een kleed verouden, en haar inwoners zullen insgelijks sterven; maar mijn heil zal in eeuwigheid zijn en mijn gerechtigheid zal niet verbroken worden".

Tegenover al wat voorbijgaat in deze wereld staat een onbeweeglijk koninkrijk.

Aardsche koninkrijken komen op, bloeien eenigen tijd om dan weer te vergaan.

Ze mogen eeuwen duren, maar eens komt aan hun bestaan een einde.

Zoo is het niet met het koninkrijk der hemelen. Dat vergaat nimmermeer.

Daarvan lezen we reeds bij Daniël: En hem werd gegeven heerschappij en eer en het koninkrijk, dat hem alle volkeren, natiën en tongen eeren zouden; zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet vergaan zal en zijn koninkrijk zal niet verdorven worden" (Dan. 7 : 14).

Aan de heerschappij van Grods genade door Jezus Christus komt geen einde.

Die genade-heerschappij wordt bedoeld met het onbeweeglijk koninkrijk.

Zoo zeker als God leeft in alle eeuwigheid, zoo zeker blijft dat koninkrijk.

Zoo zeker als Jezus Christus gisteren en heden dezelfde is en tot in eeuvsdgheid, zoo zeker bUjft het koninkrijk der hemelen.

Dat koninkrijk ontvangen de geloovigen. Ze krijgen deel aan de voorrechten daarvan. Gk)d geeft in zijn genade vergeving der zonden en eeuwig leven.

Hij schenkt aan alle onderdanen onvergankelijke zaligheid.

Nu ontvangen we daarvan reeds een Eens de volle genieting. voorsmaak.

God schenkt uit goedheid zonder peil het eeuwig,

zalig leven. We koopen de voorrechten van Gods koninkrijk niet. Voor al het geld der wereld niet. We dringen ons in dat koninkrijk niet in door onze verdiensten.

Het is uws Vaders welbehagen ulieden dat Koninkrijk te geven (Luk. 12 : 32).

Wat is dat een onuitsprekelijk voorrecht: Kinderen des koninkrijks te mogen zijn. Onderdanen van het rijk van Jezus Christus. Ongelooflijk mooi en heerlijk.

Vele menschen zouden wel graag Amerikaan zijn. Want Amerika is rijk en sterk. Als Amerikaan geniet men voorrechten en bescherming, die anderen missen.

Maar wat heeft dat te beteekenen bij het voorrecht onderdaan te zijn in het Koninkrijk Gods? Welnu, dat voorrecht ontvangen we door het geloof in Jezus Christus.

Maar dat voorrecht, dat God uit genade geeft, legt verplichting op.

Daarvan is sprake in onzen tekst. De Statenvertaling heeft: Laat ons de genade vasthouden. Alle nieuwe vertalingen hebben: Laten we dankbaar zijn. Of: Laat ons dank betoonen. En deze vertaling is juist.

Dat spreekt toch eigenlijk vanzelf? Als we een groot geschenk ontvangen zijn we toch dankbaar? Als iemand ons tegen onze verdienste in een weldaad bewijst, behooren we toch dank te betuigen?

Hoe dankbaar moeten we dan wel niet zijn, dat God ons doet deelen in de voorrechten van zijn genadeheerschappij ?

Het kan in de kerk zoo worden, dat niemand die voorrechten nog waardeert.

Het koninkrijk der hemelen is dan een klank geworden, een mooi woord, een prachtig luchtkasteel. Waar niemand wat aan heeft. Waar niemand rijk in is.

En dan gaat men jagen naar deze wereld, die voorbijgaat; met haar grootschheid des levens en begeerhjkheid der oogen en begeerlijkheid des vleesches (1 Joh. 2 : 16, 17).

Maar als we door het geloof verstaan, dat God ons door Zijn Woord en Geest regeert, ons bij de verworven verlossing beschermt en bewaart, eeuvdg onze God en Vader wil zijn in Christus Jezus, dan zullen we dankbaar zijn.

Dan zullen we God loven en prijzen voor zijn grondelooze barmhartigheid.

Dan zullen we bij ons bidden de dankzegging nooit vergeten.

Dan zullen we altijd dankbaar zijn, ook al treft ons iel verdriet en al ontvalt ons alles wat ons lief is. Dan zullen we dankbaar zijn voor al wat blijft tot in der eeuwigheid. En dan zullen we dat toonen in heel ons leven.

Dan zingt ons hart. En dan zingt onze mond. Dan komt er veerkracht in onzen gang door het leven. En dan zullen we God dienen.

Wie dient doet niet wat hij zelf wil, maar wat hij wil, dien hij dient.

Als we God dienen vragen we niet wat ons behaagt, maar wat God behaagt.

Dan vragen we niet wat wij begeeren, maar wat God begeert, dat wij doen zullen.

Dan leeren we eigen wil verzaken en Gods wil, die alleen goed is, zonder eenig tegenspreken gehoorzaam zijn. Dan leeren we eer van alle schepselen afgaan en die varen laten, eer dat we iets tegen Zijn wil doen.

Dan dienen we God met eerbied en godvruchtigheid. Met eerbied. Daar staat in het Grieksch een woord, dat beteekent: voorzichtig met iets omgaan. Het wordt ook wel vertaald met: godsvrucht.

God is niet „onze lieve Heer", dien we als onze gelijke aanspreken.

God is de Heilige. HeiUg, heilig, heilig is de HEERE der heerscharen, de gansche aarde is van zijn heerlijkheid vol (Jesaja 6 : 3).

God is zoo groot en verheven, dat alle menschelijke grootheid bij Hem vergeleken stof en asch is. Minder dan niet en ijdelheid.

Daarom zullen we God dienen met eerbied. Met diep ontzag. Hoe grooter onze dankbaarheid is, dat we kinderen van Gods koninkrijk mogen zijn, hoe ootmoediger en eerbiediger we den HEERE zullen vreezen.

We zullen God dienen raet godvruchtigheid.

Daar zit het woord vrees in. Heilige schroom zullen we hebben in den dienst des HEEREN. We zullen nauwlettend toezien, dat we niet afwijken naar rechts of naar links van wat Hem welbehagehjk is.

Ik vond voor de kenteekening van dit woord het volgende beeld: Stel u voor, dat ge in een donker, onbekend bosch loopt. Eindeloos strekt zich het woud uit. Diepe stilte omringt u. Ge vermoedt geheimzinnige gevaren van alle kanten. Er is maar één stevig begaanbaar pad. Aan weerszijden strekken zich moerassen uit. Zult ge het goede pad houden? Zult ge niet links of rechts misstappen? Voorzichtig tast ge het pad af en angstvallig waakt ge om het niet te missen.

Daar hebt ge een aanduiding van godvruchtigheid. Het is vrees om van het goede pad af te raken. Heilige zorg om van de wegen des HEEREN niet af te wijken.

We leven in een verdorven wereld. Zijn omringd door gevaren. En uit onszelf zijn we zoo zwak, dat we niet één oogenblik zouden staande blijven.

Daarom moeten we wakend en biddend onzen weg

gaan. Met heilige voorzichtigheid om niet te doen wat God mishaagt.

Want onze Gkjd is een verterend vuur.

We lezen in Ex. 24 : 17: En het aanzien der heerlijkheid des HEEREN was als een verterend vuur, op het opperste des bergs, in de oogen der kinderen Israels".

En in Deut. 4 : 24: Want de HEERE uw God is een verterend vuur, een ijverig God".

Zonder twijfel wordt daarmee uitgedrukt, dat God toomt op zijn volk als het van zijn wegen afdwaalt en doet wat Hem mishaagt.

Als iemand daarin volhardt, dan'zal het vuur van Gods toorn hem verslinden.

Dan zal hy vergaan onder Gtods grimmigheid.

Ik las bij een verklaarder, dat er tot onzen troost stond: O n z e God is een verterend vuur. Ik denk ook wel, dat het tot onzen troost zoo geschreven is.

Maar ook tot ernstige waarschuwing. Laat on-s onzen God maar vreezen.

Want het is niet zóó, dat God op zijn eigenj volk niet meer toornen kan.

De HEERE zal zijn volk oordeelen (Hebr. 10 : 30),

Heele geslachten, van het oude volk des HEEREN zijn verteerd door het vuur van Gods toom. En heele geslachten van het nieuwtestamentische volk Gods ook.

We moeten den ernst van dit woord niet wegnemen door te zeggen: Onze God kan op o n s nooit meer toornen. Want God is geen aannemer des persoons.

Zoo Gods kindren ontheiligen wat God heeft voorgeschreven, dan mogen zij gewis voor zijn straffen beven (Ps. 89 : 13).

Door dit woord wil de HEERE bij ons wekken rustig vertrouwen.

God geeft uit louter genade ons de schatten van zijn eeuwig koninkrijk.

We mogen ze geloovig aannemen en wie volhardend gelooft komt niet beschaamd uit.

Maar de HEERE wil ook wekken kinderlijke vrees, eerbied en godvruchtigheid.

Heerlijk, als we sterk mogen gelooven. Dat behaagt den HEERE.

Heerlijk ook als we echt mogen vreezen. Bang zijn voor des HEEREN toom.

Opdat we Hem zoo dienen en naarstig doen wat Hem behaagt.

De HEERE kent degenen die de zijnen zijn.

En: en iegeUjk, die den naam van Christus noemt, sta af van ongerechtigheid (2 Tim. 2 : 19).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 juni 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

Danken en dienen met eerbied en godvruchtigheid

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 juni 1951

De Reformatie | 8 Pagina's