GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Gemeenschap in de arbeid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gemeenschap in de arbeid

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

POLITIEK EN SOCIAAI LEVEN

IX

SAMENVATTING VAN HET VOORGAANDE:

Na de beschouwing van het liberalistisch, socialistisch en solidaristisch maatschappelijk gemeenschapsidealisme wacht ons nu te taak om na te gaan, hoe het daarmee is gesteld op het erf van het Calvinisme. Wij zullen ons daarbij, evenals bij onze voorgaande, korte schetsen, in hoofdzaak bepalen tot wat het eigen land in deze aan gedachtengoed heeft opgeleverd. In het laatst van de voorgaande en in de eerste decennia van deze eeuw zien wij dan in het sociale levensaspect twee figuren in het bizonder op de voorgrond treden, n.l. dr Abraham Kuyper en ds J. C. Sikkel. Zonder dat daarmee gezegd wil zijn, dat dit de enigen zijn, die hierbij onze aandacht verdienen, — vermelden wij slechts o.a. de arbeid van Talma en de Christelijk Sc ciale Studiën van dr J. R. Slotemaker de Bruine —, daar komen zowel Sikkel als Kuyper ons voor wat thetische arbeid betreft tot de meest prominenten te behoren. Kuyper gaf met zijn werken de stoot tot een sociaal réveil in eigen kring en zette zijn „mannenbroeders" tot veelzijdige, intensieve, maatschappelijke activiteiten aan. Sikkel is degene, die voortbouwende op en uitgaande van wat Kuyper in deze met name in zijn Gemeene Gratie theoretisch had ontwikkeld, als eerste en naar het ons voorkomt tot dusver als enige, in een min of meer afgeronde publicatie had openbaar gemaakt, wat volgens hem de oplossing zou zijn van het sociale vraagstuk van onze tijd, namelijk de vorming van de organische gemeenschap in de arbeid.

Omdat deze ideeën tot in onze tijd toe de Christelijk sociale actie bUjven richten en ook omdat zij stammen van onze eigen directe geestverwanten, en dus voor ons ook van de meeste betekenis zijn te achten, zullen wij dit onderdeel iets uitgebreider gaan behandelen. Want dat men b.v. in ons midden de sociale gedachten van iemand als ds Sikkel algemeen behoorlijk zou kennen, kan o.i. niet worden gezegd.

Vooraf willen wij evenwel nog even hetgeen in voorgaande artikelen opgemerkt werd over de ideeënwe-

reld van het liberalisme, het socialisme en het R.K. solidarisme kort samenvatten. Wat het liberalisme betreft kenmerkt zich dit niet door zulk een exclusief individualisme, dat het alle gemeenschap zou afwijzen, het staat integendeel zowel in zijn politieke als in zijn economische verschijning een bepaalde wijze van gemeenschapsvorming voor. Dat het dit doet kan originair blijken uit de leus der Franse Revolutie, uit welke revolutie het liberaUsme voortkwam, in welke leus o.a. ook de broederschapsgedachte nadrukkelijk wordt gepredikt. Het spreekt ook tot ons uit bepaalde geschriften en wetgevende handelingen uit deze en de voorgaande eeuw, die onder invloed van het liberalisme tot stand kwamen. Het sterk op de voorgrond plaatsen van de vrijheidsgedaohte naast de gemeenschapsgedachte leidt bij dit überalisme. evenwel tot een individualistisch getint gemeenschapsidealisme. Waar het zich in de periode dat het aan de macht was geplaatst zag voor het probleem van de maatschappe- Ujke instabiliteit als uitvloeisel of althans als begeleidend verschijnsel van de geweldige, industriële en technische ontwikkeling die met het begin van de vorige eeuw een aanvang nam, daar wist het tot herstel van het geschokte maatschappelijke evenwicht en tot bestrijding van de sociale ellende bij grote bevolkingsgroepen niets anders te doen dan te volharden bij zijn geloof in de menselijke rede, die alleen maar door de lange, naar men oordeelde reeds millioenen jaren aan de gang zijnde, natuurlijke evolutionaire processen te vervolgen en denkend te vervolmaken zou kunnen komen tot verheffing van het maatschappelijk levenspeil en tot ontsluiting van een gelukkiger toekomst voor alle mensen. Voor de bereiking van dat gemeenschapsideaal dienden in toegewijde, humane plichtsbetrachting en krachtsontwikkeling alle krachten te worden ingespannen. De steun of de basis van godsdienstige normen kunnen noch behoeven daarbij als allen bindend te worden aanvaard, daar de mens aan zijn redelijk inzicht in deze genoeg heeft.

Wat dit laatste betreft stemt het liberalisme overeen met de socialistische stromingen, zowel met de extreem linkse, de communistische, als met de reform socialistische en de personalistisch socialistische bewegingen, die aan de godsdienst geen besüssende, hoogstens een niet bindend adviserende functie toekennen. Het Communisme, dat in zijn naam de commune, de gemeenschap, nadrukkelijk als hoofddoel op de voorgrond plaatst, streeft langs uitgesproken revolutionaire weg naar de volledige socialisatie van de samenleving en van de productiemiddelen, waarvan deze zich bedient. Zo wil het komen tot één groot arbeidsleger, wacr arbeid de enige waardemeter is, één grote wereldgemeenschap, waarbij alles en allen volledig geïncorporeerd zijn in de totalitaire wereldstaat. Dit streven houdt in één massale colleotivering van mens en mensheid, waar het allerminst voor nationale grenzen halt wil houden en ideologisch ook niet kan houden. De enkele mens gaat hier volledig op of beter gezegd onder in de gemeenschap. Het is tegen deze laatste gevolgen van dit extreme sociaUs- Me, dat het Personalistisch .Socialisme zich te weer stelt.

OOA dat Personalistisch Socialisme streeft naar een socialistische maatschappij niet minder dan het Communisme. Het volgt daarbij evenwel andere wegen. Zo wil het daarbij de menselijke persoonUjkheid haar waarde doen behouden. Het lichtende doelwit van de socialistische maatsghappij wil het dan voorts strijdend langs de weg der gestadige ontwikkelingen, die iu het proces der maatschappelijke evolutie volgens dit Socialisme onvermijdelijk op moeten volgen, trachten te bereiken. Terwijl het zijn uiteindelijk doel scherp voor ogen houdt, aanvaardt het iedere phase in dit proces, ook als men het doel er niet direct uitgesproken in kan herkennen, mits het maar een etappe is op de weg naar het definitieve doel: de socialisatie. Zo moet het dan ook worden gezien, dat het thans meegaat en meedoet met hen, die voorstanders zijn van de ordeningsgedachte, zowel in de kringen der Protestants Christelijke als der Rooms Katholieke sociale actie. Ordening van het bedrijfsleven is voor dit Socialisme geen doel, het is middel, voorbereidend middel, dat door zijn centraliserende, samenvoegende werking, de financiële socialisatie helpt voorbereiden en als zodanig dus aanvaardbaar is. Doel is en blijft de socialistische maatschappij met een volledig gesocialiseerd bedrijfsleven. Want dit staat voor het Socialisme vast, de Ordening biedt de oplossing der moeilijkheden niet. Wat nu door ordening gevormd wordt vraagt straks ideologisch en praktisch om zijn sluitstuk, zodat wat nu geordend wordt straks kan gaan fungeren als onderdeel in decentralisatie van de centrale Staat, die aUes omvat en de topleiding in handen heeft.

Wij zullen ons door hetgeen wij vandaag uit de mond van aanhangers van dit Personalistisch Socialisme horen over hun waardering van de ordening niet laten misleiden, zodat wij niet meer in rekening zouden brengen de werkelijke doelstellingen. Wanneer wij b.v. lezen in het Rapport van de Plancommissie van de P.v.d.A. dat men kiest voor een stelsel „waarbij naast de publieke sector een belangrijke particuliere sector zal blijven bestaan" („De weg naar de vrijheid", blz. 36) dan klinjit dit. voor wie het collectivisme vreest nogal geruststellend in de oren, doch het komt maar op de gedachte bestaanswijze van die zogenaamde particuliere sector aan. Wanneer men dan de door de schrijvers van dit Rapport gegeven wenk opvolgt en nagaat wat door hen in het hoofdstuk over „Productieve verhoudingen" over die beoogde bestaanswijze wordt ten beste gegeven, dan blijkt dat in de plaats van de ondernemer als bezitter of als beheerder namens bezitter(s) van de productiemiddelen komt de productiemiddelen komt de „ondernemerbedrijfsleider" van de wat de handelingsbevoegdheid betreft, gesocialiseerde onderneming (a.v. blz. 75). De vergemeenschappeUjking van de ondernemingen, waarvan zowel de Protestants Christelijke, als de Rooms Katholieke, in eensgezindheid met de Socialistische samenwerkende, vakbondbestuurders hart en mond vol hebben voert hier, geheel passend in het sociaUstische tijds- en werkschema tot de socialisatie van de ondernemingen, van de bedrijfstakken, straks van het gehele maatschappehjke leven. Zij het ook, dat men dit beeld van de socialisatie ons in fragmenten, in gedecentraliseerde vorm, die een schijn van particuliere zelfstandigheid poogt op te houden, voor ogen stelt.

Het samengaan van het Personalistische Socialisme, dat socialisatie nastreeft en de andere politieke stromingen als A.R., C.H. en R.K., of om in de sociale sfeer te blijven van de in de Bedrijfsunie verenigde Vakbeweging van C.N.V., K.A.E. en N.V.V. wordt er bij dit alles des te merkwaardiger en des te riskanter om. Het lijdt o.i. geen twijfel of ongewild doen de bondgenoten van het Socialisme dienst als wegbereiders naar de socialistische maatschappij.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 september 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

Gemeenschap in de arbeid

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 september 1952

De Reformatie | 8 Pagina's