GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen het kerkelijk conflict te Amsterdam was gekomen, schreef de RefoTmirte Kirchtnzeitung, dat hetgeen de Gereformeerden in Neerlands hoofdstad gedaan hadden, hetzelfde was wat eenmaal Calvijn te Geneve deed, toen hij de Libertijnen van het heilig Avondmaal weerde.

Na dien tijd liet de redacteur, die eenmaal met zooveel sympathie de stichting der Vrije Universiteit kwam begroeten, zich over het verloop van onzen kerkdijken strijd niet uit. Telkens namen wij de /? •ƒ. Kgtz. ter hand, in de hoop dat daarin onze broeder Calaminus, haar redacteur, een woord van waardeering, of indien dit niet zijn kon, een broederlijke critiek over onze houding zou geschreven hebben, doch tot onze spijt steeds tevergeefs. Wij van onze zijde bleven a»et belangstelling volgen, wat er op Duitschlands erve gedaan werd om de Gereformeerde leer weder tot eere te brengen; met name van de handelingen van denGerefoimeerden bond werd door ons kennis genomen, al konden we de beginselen, waarvan deze Bond uitgaat, niet beamen. Maar tot onze spijt was dit niet wederkeerig. Ofschoon wij meenen te weten, dat pastor Calaminus goed Hollandsen verstaat en ook De Heraut leest, werd geen taal of teeken gegeven waaruit ons bleek, dat onze broeder onze beweging op kerkelijk gebied volgde.

In het nummer van 3 December verbreekt echter de redactie haar stilzwijgen over onze aangelegenheden. Onder de rubriek »Kerkelijke berichten" vinden we ook een zestal regels aan onzen strijd gewijd. We lezen daarin letterlijk het volgende : In Holland zijn 80 Calvinistisch-Gereformeerde gemeenten en verder in ongeveer 80 gemeenten groote minderheden, uit de ongeloovig geworden landskerk getreden. Zonder de voogdij eener staatskerk willen zij zich kerkelijk opbouwen. In de Vrije Universiteit te Amsterdam hebben zij eene opleidingsschool voor hare predikanten.”

Meer lezen wij niet.

Wanneer nu dit bericht voorkwam in een of ander Luthersch orgaan, wij zouden er ons niet over verbazen. Doch dat deze regels te lezen zijn in een Gereformeerd blad, waarvan de redactie beter op de hoogte kón zijn van onze toestanden, dit deed ons leed. De redactie van de Eef. Kztg. kan toch weten, dat we in Nederland geen Gereformeerde »Landskerk" bezitten; dat ten onzent aan de woorden «Calvinistisch" en «Gereformeerd" ongeveer dezelfde beteekenis wordt gehecht; dat de Gereformeerden, die het synodaal verband verbraken, beweren, niet uit de vaderlandsche kerken te treden, doch volhouden, dat zij door bet afwerpen van het juk der synodale organisatie van 1816, de voortzetting zijn van de aloude Gereformeerde kerken van deze landen; — kortom, dat ons bedoelen niet is uittreding uit, maar reformatie van de historische kerk.

Wij hopen dan ook zeer, dat de Ref. Kztg. weldra een rectificatie van haar bericht geven zal. o Mocht deze aldus geschreven zijn, dat wij het opnieuw mogen opmerken, dat het door br. Calaminus en zijne medearbeiders gevoeld wordt, dat de zaak, waarvoor wij lijden en strijden, ook hunne zaak is.

»Wij zijn en blijven van meening, dat over het algemeen de kerkeraden niet beter aan den opbouw van kerkelijk en Christelijk leven zullen medearbeiden, indien niet in de gemeenten, die haar ouderlingen te kiezen hebben, weer besef komt van de beteekenis en de plichten van het ouderlingschap." Deze uitspraak vinden wij in het nummer van 25 Nov. van de Allgem. Ev. Luth. Kztg. De schrijver toont wel, geen hoogen dunk te hebben van het ambt van een ouderling, daar hij enkel spreekt van het medearbeiden der ouderlingen met de predikanten en dus de opzieners der gemeente enkel erkent als medehelpers voor de leeraren. Doch ook bij dezen lagen maatstaf staat het in vele streken van Duitschland treurig met genoemde ambtsdragers; in vele gemeenten schijnt het besef zelfs gansch verloren, dat een ouderling moet arbeiden naar de mate van zijne krachten en gaven aan de uitbreiding van Gods Koninkrijk. Een predikant, die een tijdlang een dorp bediend had, schrijft omtrent zijne ervaringen het volgende :

»De ouderlingen waren ons van den aanvang af met groote vriendelgkheid tegemoetgekomen. Maar het scheen ons bedenkelijk, dat zij eenstemmig den toestand der gemeente prezen en van oordeel waren, dat hunne gemeente de beste was van den ganschen omtrek. De vergaderingen der eerste maanden moesten gewijd worden aan de regeling van uitwendige belangen. Inmiddels hadden wij gelegenheid om eens in de gemeente rond te zien. Een der jammerlijkste dingen, die ons daarbij troffen, was de schandelijke wijze, waarop het bij begrafenissen toeging. De predikant moest de lijkstatie, die gewoonlijk onder klokgelui naar het kerkhof kwam, bij den ingang afwachten en dan naar de groeve begeleiden, terwijl daarna het lijk zonder ceremoniën ter aarde werd besteld. Wanneer de begrafenis om 4 uur besteld was, kon de stoet eerst te 5 of 6 ure, ja soms eerst te 7 ure de poort der begraafplaats binnen. Maar wij moesten elk oogenblik gereed zijn om den stoet te ontvangen Als om drie uur de gasten genoodigd waren, dan verzamelden zij zich op dat uur, doch dan ging men niet aanstonds het huis uit om den treurigen plicht te volbrengen, doch dan liet men zich eerst onthalen op koffie en koek, brandewijn en bier. Hoe meer er geschonken werd, hoe langer men bleef; de eene flesch volgde de andere, de eene sigaar werd na de andere gerookt; de predikant moest intusschen maar wachten. Het spreekt vanzelf, dat de werking van den sterken drank zich ook bij het ter aarde bestellen deed gevoelen; men maakte veel te veel gedruisch, de aangezichten waren rood en de bewegingen waren onzeker. Eens geschiedde het, dat, nadat het lijk bij de groeve was nedergezet, twee der dragers de welvoeglijkheid zóó uit het oog verloren, dat zij vier schreden van het graf aan een behoefte voldeden, die met het vele drinken in verband stond. De anderen lieten inmiddels de kist in de groeve neder, luide elkander toeroepende, hoe een iegelijk moest aanvatten, trekken, heffen en rukken, als zij zouden gedaan hebben, wanneer zij landelijken arbeid verrichtten. De dragers waren enkel gezeten lieden, twee van hen waren lid van den kerkeraad. Toen meenden wij niet langer over die zaak te moeten zwijgen en brachten haar in den kerkeraad. Ik deelde het voorgevallene mede en verzocht dringend, dat de kerkeraad zijne medewerking zou verkenen om aan zulke treurige dingen een einde te m-.ken. Maar de kerkeraad wilde er niets van weten; wanneer het op het kerkhof onordelijk toeging, dan moest men het maar aan de politie bekend maken en de straf zou niet uitblijven; het was zoo de volksgewoonte en daaraan moest men niet tornen. Wat wij ruwheid genoemd hadden, was slechts dorpsche onbeschaafdheid. Den volgenden morgen wist het geheele dorp ervan, hoe de pastor in de kerkeraadsvergadering had geklaagd. Sommigen, die aan de begrafenis deelgenomen hadden, meenden, dat de predikant hen in hun eer getast had; bij zulk een prediker konden zij niet meer ter kerk gaan, De meesten bezochten de kerk nooit en zij, die gewoon waren de prediking te hooren, kwamen na een drietal Zondagen.

Andermaal brachten wij de zaak voor den kerkeraad en deden het voorstel om bij de begrafenis eerst het knapenkoor te laten zingen en er aan mede te werken, dat ons besluit, om voortaan naar het sterfhuis te gaan en het lijk af te halen, door de gemeente goed opgenomen werd. Doch ook dit werd geheel afgewezen. Toch besloten wij, om naar de sterfhuizen te gaan. Tot tweemalen toe ging dit goed, doch toen wij het voor de de derde maal doen wilden, werd ons verzocht den lijkstoet bij het kerkhof af te wachten. Deze pogingen waren dus geheel op niets uitgeloopen. En toch droeg ons optreden goede vruchten. Zulke ergerlijke dingen als waarvan wij in het begin getuigen waren, kwamen niet meer voor.”

EindelijK. gelukte het den predikant, die deze dingen mededeelt, één ouderling te krijgen, die althans niet meer tegenwerkte, en eindelijk kwam hij tot de ervaring, dat tenminste enkele ouderlingen er toe te bewegen waren, om aan den arbeid tot uitbreiding van Gods konmkrijk mede te werken.”

Welke toestanden! Nog jammerlijker schijnt het in de provincie Posen gesteld, waar vele gemeenten geen kerkgebouw hebben, maar slechts van tijd tot tijd samenkomen in eene schuur, waar de onderwijzer een preek leest.

Frankrijk. Langen tijd hebben deFransche Gereformeerden zich gevleid met de hoop, dat zij steeds in aantal toenamen. Doch het schijnt dat zij te spoedig hebben geloofd, wat zij zoo gaarne wenschten. Althans, een schrijven in Z« Christianisme du XIX Siècle geeft toe, dat de officieele opgave van 650.000 zielen naar waarheid is, al geven vele Gereformeerden het aantal Protestanten als 1.200.000 op. Reeds in r8o2 was dit cijfer aldus, een bewijs dat het Protestantisme terrein verloren heeft.

Waaraan dit treurig verschijnsel toe te schrijven ? Het heeft toch niet ontbroken aan allerlei vereenigingen, die trachtten propaganda te maken voor het Protestantisme. Uit het buitenland is daarvoor veel geld gegeven.

Ons dunkt, dat de Fransche Gereformeerden het tegenover Rome moeten verliezen, omdat zij de kenmerkende stukken der Gereformeerde leer als verouderd, ja zelfs als ongerijmd ter zijde hebben gesteld. Onlangs nog werd het in Le Christianisme als iets curieus medegedeeld, dat men zich in Nederland nog warm maakte voor de leer der verkiezing. Hetzelfde blad schreef dezer dagen nog, dat aan de verachtering der Gereformeerde kerken door het Réveil geen einde was gemaakt: »Het Réveil is nooit opgekomen uit de diepte van de ziel der Hugenoten", zoo verklaarde het. Dit is maar al te waar.

Doch des te meer is het te bejammeren, dat er niet één profeet in Frankrijk opstaat, die genade van God heeft ontvangen om het aan het Protestantsche Frankrijk toe te roepen, dat het om het verlaten van de oude paden niet gedijen kan. A. Monod en anderen hebben wel uitgezien naar eene herleving van de Gereformeerde kerk, zonder daarvoor voorberei­dend te mogen arbeiden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 december 1887

De Heraut | 6 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 december 1887

De Heraut | 6 Pagina's