GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Getuigenis eens Afrikaans.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Getuigenis eens Afrikaans.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

III,

sGedurende al dien tijd" — zoo gaat Gustavus Vassa voort - sbleven wij te Cadix, totdat ons schip de lading ingenomen had. Den vierden van Slachtmaand gingen WIJ onder zeil. Wij hadden een voorspoedige reis, en kwamen in het begin der volgende maand tot mijn groote bhjdsGhap te Londen aan, terwijl mijn hart vervuld was met gevoelens van dankbaarheid aan God voor zijn onwaardeerbare gunstbewijzen. Bij mijn terugkomst vond ik mij bezwaard door eene plaats in den Bijbel, t. w. Rom. II : 6. (Indien het door genade is, zoo is het niet meer uit de werken; anderszins is de genade geen genade méér. En indien het is uit de werken, zoo is het geen genade meer; anderszins is het werk geen werk meer). Gehoord hebbende, van een leeraar, met name Romaine (oöt onder ons geen onbekende) en van zijn groote kennis van de Heilige Schriften, verlangde ik zeer, hem te-'hooren prediken. Ik begaf mij derhalve onder zijn gehoor er tot mijn groote blijdschap en verwondering predikte hij juist over dienzelfden tekst. Hij toonde zeer duidelijk het onderscheid aan tusschen 's menschen werken en de verkiezing der genade, welke is naar Gods vrijmachtigen il en welbehagen. Ik vond al mijne zwarigheden opelost en ging ter kerke uit met een verruimd gemoed. iet lang daarna, ging ik naar de kapel van Westminster en ontmoette eenige van mijn oude vrienden die zich verblijdden, toen zij de wonderbare verandering, welke e Heere in mij gewerkt had, bespeurden ; inzonderheid mijn waarde vriend G. S , een man van veel doorzicht en ervaring, en zeer ijverig in "s Heeren dienst. Ik geoot zijn omgang tot zijn dood toe, welke voorviel n het jaar 1784. In deze zelfde kapel werd ik andermaal onderzocht en tot het Avondmaal toegelaten. Ik verheugde mij in den geest, en mijne ziel prees den Heere voor al zijne weldaden. Nu zou ik niets meer gewenscht hebben, dan ontbonden te worden en met Christus te zijn. Doch ik moest wachten op 's Heeren tijd."

Op een zijner reizen ontmoette onze Gustavus Vassa een Indiaanschen prins, die heiden was. Terstond gaf hij zich moeite met dezen in betrekking te komen en in de leer des Christendoms, van welke hij ten eenenmale onkundig was, te onderwijzen. »Dezewas, " — zoo verhaalt onze Afrikaan verder — »tot mijn groote blijdschap zeer opmerkzaam en ontving met genoegen de waarhedeo, welke ik door 's Heeren hulp hem voor mocht dragen. Ik leerde hem ook, in den tijd van elf dagen, alle letters kennen; ja, hij kon zelfs twee of drie tezaraenvoegen en spellen. Ik had de historie der martelaren met platen bij mij en hij had grooten zin, om dat boek te doorbladeren en deed mij dikwijls vele vragen aangaande de Paapsche wreedheden, die erin afgebeeld waren, welke ik hem verklaarde. Ik maakte zulk een voortgang met dezen jongeling, inzonderheid met opzicht tot den godsdienst, dat, wanneer ik op onderscheiden uren van den nacht mij ter ruste begaf, terwijl hij reeds te bed lag, hij menigmaal opstond, om met mij te bidden. Eer hij ook in de kajuit met de heeren aan het eten ging, was hij gewoon bij mij te komen om te bidden. Dit behaagde mij zeer; het wekte mijne genegenheid tot hem op en ik bad menigwerf tot God om zijne bekeering. Dagelijks hoopte ik de blijken in hem te bespeuren van die verandering des gemoeds, welke ik hem zoo vurig toewenschte.

Doch ik kende de listen des Satans niet, die vele zijner werktuigen gereed, had, om onkiuid te zaaien, zoo ras ik hem van den Heere sprak. Dus ging ik voort, gedurende omtrent vier vijfde deelen van onze reis, toen het eindelijk den Satan gelukte, de overhand te krijgen. Eenige zijner getrouwe dienaren, ziende dezen armen heiden zeer ingetogen en godsdienstig leven, begonnen hem te vragen, „of ik hem tot het Christendom bekeerd had? " Zij lachten en dreven den spot met hem. Ik bestrafte hen daarover, zooveel ik kon. Doch het gedrag van die menschen bracht den prins tot wankelen. Eenige van die echte Belialskinderen, die aan geen toekomenden staat geloofden, zeiden hem, dat hij voor den duivel niet bang behoefde te zijn, want dat er geen duivel was, en zoo de duivel ooit bij den prins kwam, begeerden zij, dat hij tot hen gezonden mocht worden. Dus kwelden zij van tijd tot tijd den armen jongeling, zoodat hij niet langer in zijn boek wilde leeren. Hij wilde met dat goddelooze volk niet zuipen en zwelgen; maar hij verkoos ook niet bij mij te zijn, zelfs niet om te bidden. Dit bedroefde mij zeer. Ik poogde hem op allerlei wijzen te bewegen, maar hij wilde niet komen. Meer dan eens verzocht ik hem mij de reden te willen zeggen, waarom hij dus te werk ging. Eindelijk vroeg hij mij: »Hee komt het, dat alle blanken aan boord, die lezen en schrijven kunnen, die de zon waarnemen en alles weten, nochtans vloeken, liegen en zich dronken drinken, en dat gij alleen zulks niet doet? " Ik antwoordde hem, dat de reden daarvan was, dat die menschen God niet vreesden en indien iemand van hen in dien teestand stierf, hij niet tot God kon gaan, noch gelukkig wezen. Hij zeide hierop, dat, als die menschen naar de hel gingen, hij ook naar de hel wilde gaan. Ik was zeer bedroefd, toen ik dit hoorde. En dewijl hij somwijlen kiespijn had, en anderen op het schip terzelfder tijd daarmee gekweld waren, vroeg ik hem, > of hunne kiespijn dé zijne dragelijker maakte? " »Neen, " zeide hij. Daarop deed ik hem begrijpen, dat, indien hij en die menschen tezamen ter helle gingen, hunne smarten de zijne niet zouden verlichten. Dit antwoord scheen een diepen indruk op hem te maken. Zijn geest werd erdoor nedergeslagen; , en hij verkoos altoos, na dien tijd, gedurende de reis, meest alleen te zijn." Nimmer vernam Gustavus Vassa meer van hem.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 maart 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Getuigenis eens Afrikaans.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 maart 1889

De Heraut | 4 Pagina's