GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De martelaren.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

XVIII.

PIERRE BBCLY.

Pierre Bruly is van geboorte een Franschman geweest. Hij werd te Mercy-le-Haut in het Departement van de Meurthe en Moezel geboren. Opgevoed onder het Pausdom, werd hij monnik. Nadat hem echter de oogen geopend waren voor het Evangelie der genade, werd hij prediker der waarheid. Volgens sommigen zou hij reeds iu 1537 het Evangslie gepredikt hebben te Gent. De ijver, om dezen prediker te hooren, was zoo groot, dat niet alleen een schare van ruim drie honderd hoorders hem volgde, maar er ook waren, die, daar zij niet genoeg Fransch verstonden, om hem te volgen, zijne woorden voor geld lieten vertalen. Van 1541—1544 heeft Bruly de plaats van Calvijn te Straatsburg ingenomen, als predikant bij de Fransche en Waalsche vluchtelingen. In . laatstgenoemd jaar vroegen de geloovigen in de Zuidelijke Nederlanden hem te leen voor de kerk van Straatsburg. Nadat dit toegestaan was, kwam Bruly, van getuigschriften en brieven van Martinus Buccius voorzien, herwaarts over en doorreisde de steden Valenciennes, Doornik, Arras en Rijssel, overal het Woord Gods predikende. De Heere gaf getuigenis aan de prediking van zijnen dienstknecht, zoodat niet weinigen tot de gemeente des Heeren werden toegevoegd. Na zijn rondreis volbracht-te hebben, keerde hij weer naar Doornik terug, waar hij het Woord Gods ijverig predikte, soms zelfs met open deuren.

Toen de overheid en raad van Doornik dit vernam, vaardigden zij een bevel tot gevangenneming van Bruly uit. De poorten werden bovendien gesloten en een bloedprijs op zijn hoofd gesteld. De geloovigen waren door dit heftig optreden van de regeering niet weinig verschrikt. Eenige dagen hielden zij hunnen leeraar verborgen. Toen besloten zij hem uit de stad te verwijderen. Zij deden met hem als de geloovigen van Damascus met Saulus. Zij zetleden hem in een mand en lieten hem des nachts over den muur. Ongelukkig viel er bij zijne nederlating een groote steen uit den muur op hem en brak zijn been. Hij kon dus niet ontvluchten. Des anderen daags vonden de vijanden hem in zijnen droevigen toestand, namen hem op en brachten hem naar de gevangenis. Toen hij in den kerker was, dankte hij den Heere, door wiens wonderbare voorzienigheid hij in Doornik teruggehouden was, om daar openlijk zijnen naam te belijden voor de vijanden der waarheid. Gedurende zijne gevangenis bleef hij volstandig bij de belijdenis der ware leer, zoowel voor zijne rechters als in bijzondere gesprekken en brieven.

Sommigen zochten den gevangen prediker op uit nieuwsgierigheid, anderen om met hem te redetwisten, anderen om door hem onderwezen te worden. Ook vertroostte hij zijne vrouw en medegevangenen door brieven en gesprekken.

Uit zijne ondervragingen heeft hij zelf iets medegedeeld. Zoo werd hem gevraagd, hoe hij over de mis dacht. Zijn antwoord was, »dat de geloovigen, die van den dienaar het brood en den wijn ontvangen, waarlijk het lichaam en bloed van onzen Heere Jezus Christus genieten, niet met den buik of den mond, maar met het hart, de ziel en het gemoed en door den Geest, die het geloof in hen opwekt en versterkt hetwelk de beloften aangrijpt, die er worden voorgehouden, van welke beloften deze de eerste is : Dit is mijn lichaam dat voor u gegeven wordt; en de andere: Dit is mijn Moed des N. Testaments, hetwelk vergoten wordt tot vergeving der zonden. Dit antwoord bewijst, dat Bruly de Gereformeerde belijdenis toegedaan was. De leer der wezensverandering verwierp hij natuurlijk. Zelfs ontzegde hij den naam van Heilig Avondmaal aan de mis. Aangaande zijn gevoelen omtrent het vagevuur ondervraagd, gaf hij te kennen, dat hij slechts één vagevuur of reiniging kende, nl. de zuivering dooir het bloed van Jezus Christus. »Vergeeft God dan de schuld met de straf? " vroeg hem zijne tegenstander, waarop zijn antwoord bevestigend luidde. Maar de missen, gebeden en goede werken dan voor de dooden! Die waren buiten het Woord Gods ingesteld, was Bruiy's antwoord. Evenzeer verwierp hij de vereering der heiligen, terwijl hij hunne aanbidding en aanroeping eene godslastering noemde, die men niet behoorde toe te staan. Evenzeer gaf zijne belijdenis omtrent den vrijen wil geen onzeker geluid. «Vooreerst geloof ik, dat de eerste mensch, die naar ^het beeld en de gelijkenis van God geschapen is, vrijheid gehad heeft zoowel tot het goede als tot het kwade; maar de ellendige en onzalige mensch behield de gave van God niet lang en verloor die door de zonde, en niet alleen hij, maar ook allen, die uit het natuurlijk zaad van Adam geboren zijn." Maar aan eenen Christen, gedoopt in het bloed van Christus, die nu in nieuwigheid des levens wandelt, geeft Christus zijnen vrijen wil terug en vernieuwd di=n tot alle goede werken, echter niet volmaakt. »Den vrijen wil bezitten wij dus niet meer, zooals de eerste mensch dien bezat, die het goede, zooals hij wilde, ook kon volbrengen en doen." Wanneer (nu) de werken (in den wedergeborene) goed zijn, komt dat niet voort uit de menschelijke natuur en macht, maar alleen en geheel uit de kracht en de genade van Christus, die in den mensch woont en die werken volbrengt." Op de vraag naar de rechtvaardiging, handhaafde Bruly, dat wij door het geloof gerechtvaardigd worden. Alleen die menschelijke instellingen nam hij aan, welke tot eenige wettelijke of burgerlijke bedoeling dienstig waren, maar hij verwierp die de gewetens der menschen bonden. Zijne tegenstanders hielden onzen prediker voor een wederdooper, maar hij toonde aan, dat de doop zoowel aan de volwassenen, die in hunne kindschheid niet gedoopt waren, als aan de kinderen moest bediend worden. Alleen die beloften achtte Bruly geoorloofd, welke Gode aangenaam waren. Beslist verwierp hij de Paapsche oorbiecht, daartegenover handhavende de schuldbelijdenis voor God in alles en voor de menschen in die dingen, welke tegen hen gedaan werden. Nog veel andere punten bespraken de geestelijken met hem en voor de rechters beproefden zij hem voor een ketter te doen doorgaan. Doch Bruly ontving van den Heere vrijmoedigheid, om voor de waarheid uit te komen, die naar Gods Woord is. Desniettemin kon dit niet beletten, dat hij, na vier maanden in de gevangenis doorgebracht te hebben, werd veroordeeld om levend verbrand te worden op een langzaam vuur. Dien dood onderging hij zeer standvastig om den naam van Jezus Christus, den igden Februari 1545. Het lot zijner volgelingen was verschrikkelijk. Myoche werd den 3osten Januari 1545 levend verbrand; de prediker Johan de Bar gebant en Rolland de Grun au pont herriepen voor hun dood, en werden met het zwaard gedood den 3isten Januari en den 5den Februari. Hetzelfde lot onderging den 26sten Februari Jacques de Ie Tombe, een kleermaker uit Roubaix, en zijne vrouw Marie de Ie Pierre werd levend begraven. Uit Valenciennes vielen op het schavot Henry Rolland, Arraand Lignier, die onthoofd, Charles en Ant'honius Saudrugt, die levend verbrand, eindelijk Jennette Barens, die levend begraven werden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 juni 1890

De Heraut | 4 Pagina's

De martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 juni 1890

De Heraut | 4 Pagina's