GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Ders.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Ders.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het Geref. Volksblad onder redactie van Ds. De Haas las men over de Synode te Middelburg dit, even gunstig oordeel:

Met welk een gevoel van verruiming en blijde tevredenheid, door ons Gereformeerde volk de uitkomst van de Generale Synode te Middelburg begroet wordt, kan o. m. blijken uit de volgende correspondentie van een vriend aan zijn vriend. Deze broeder dan schreef:

Het Gereformeerde volk en zij, die in het Woord dienen, hebben vier weken van 's Heeren wege vol blijde en gezegende verrassingen gehad.

Zal de dank, die deswegen den Ontfermer wordt gebracht beantwoorden aan de mate waarmee Hij het heeft gezegend, nu de vijanden werden beschaamd en zij, die op verwarring en verdeeldheid en twistingen zonder eind hoopten, zijn beschaamd?

Ik bid en hoop het, maar ik vrees ook voor geweldige tekortkomingen.

Wat bemoedigende toon en venvachtingen van zijn genade, van wat de Heere werken kan en zal heerschte reeds in het Woord waarmede de gevierde spreker de bedestond heeft ingeleid. Wat zou ik het gaarne hebben gehoord!''

En iets verder:

De vrede is niet verkond, maar versterkt en daarvoor was alleen noodig, dat de allesoverklimmende genade Gods en de allen beschamende tegenwoordigheid des Heeren Jezu Christi te Middelburg in het midden der broederen zich zou openbaren en de geest des Vaders en des Zoons sterker blijken zou, dan de geesten die God Drieëenig in ditofin dat of in alles willen tegenstaan.

Middelburg en 's-Hage, welk een contrast.

Mij dunkt, de duivel moest zich schamen voor het schijnvertoon en ellendigstaatscreatuurlijke kerkjespel, dat gin de residentiestad formeel gevoerd is. 't Bedrog was al fe doorzichtig.

't Verbond tusschen Christus' prediking en volle vrijheid om het anti-christelijk rijk te dienen, op dezelfde kansels, werd al te zoet tot stand gebracht.

Men had minstens Bronsveld en Van Dis moeten toeroepen; gaat naar Middelburg, gij verraders van uw Heer! En hadden zij dan bekend, dat zij den lieven vrede zouden verstoord hebben en met een of anderen tekst beweren, dat zij dit uit eigenbelang hadden gedaan, maar toch, vóór alles, »de vaderlandsche kerk" zouden blijven liefhebben, dan, maar ook niet eer, zouden zij weer in gunst aangenomen kunnen zijn. Want nu is ook de onmacht van den duivel gebleken en gebleken tevens, dat zijn » zwarte majesteit" alleen door laffe vleiers gehuldigd, zijn kerkjevertoon in stand gehouden ziet.

Als er een man opstond met wat heilig vuur bezield, zou hij die kerk op de grondvesten doen sidderen.

De briefschrijver eindigt zijn epistel met de betuiging zijner blijdschap over de resoluties in zake het bezwaarschrift van Bedum en wenscht zeer de meerdere eensgezindheid onder de broederen van hetzelfde Huis.

Ook dit woord in de Pers uit den kring buiten de Pers heeft voor ons beteekenis.

In de Boeper schrijft Prof. Lindeboom, na breede inleiding, dit:

Uwe vraag, wat ik bedoelde met het gezegde op de Synode, dat het pendebat niet op de tot nu toe gevolgde wijze moet worden voortgezet; hoe het is te verstaan, dat ik ten slotte voor het voorstel der Curatoren in zake de regeling der Theol. School wilde adviseeren; welke beteekenis-m. i. het besluit i. z. Bedums bezwaarschrift heeft; op die vragen zal ik u allereerst een antwoord zenden. Nu moet ik u reeds opmerken, dat de officiëele Acta nog niet zijn verschenen, en dat een en andere mededeelingen in sommige bladen deels niet juist, deels niet volledig zjjn._ Er is zeer veel geredeneerd, en vele conclusies zijn door tal van overwegingen ingeleid, doch de Synode heeft uitgesproken, dat zij alleen de aangenomen conclusiën als haar werk wil hebben beschouwd. Dit neemt niet weg, dat vele besprekingen en overwegingen ook hare beteekenis hebben, op zichzelve en in verband met de besluiten. Het vele goede, dat ik in den arbeid dezer Synode gaarne waardeer, kan mij niet doen medezingenin den hoogen jubelzang. De beslissing over het Opleidingsrapport, waaraan ik met andere broederen langen tijd veel arbeids heb gehad en dat m. i. den besten weg wees, heeft, hoewel zij na al wat in de pers en in de vergaderingen voorafging, te verwachten was, mij leed gedaan. De behandeling van Bedums bezwaarschrift, en de beslissing' is volstrekt niet naar mijn wensch, had m. i. eenandere behooren te zijn. En zoo zijn er meer zaken, 't Is nu echter niet meer de vraag, hoe wij 't zouden wenschen, maar wat wij, nu deze beslissingen alzoo zijn gevallen, te denken, te zeggen en te doen hebben. Laten we bij die vraag niet alleen of meest op de menschen zien, maar bovenal op den Heere, Wiens de Gemeenten zijn en onder Wiens bestuur ook deze dingen zijn geschied, en die ons en alle broeders en zusters roept om, droevig öf blijde, te doen wat onze hand vindt om te doen tot opbouw van Sion, tot bevordering van den waren vrede van Jernzalem.

Op ééne vraag wil ik nu reeds antwoorden. Op deze: of de besluiten der Synode geen reden geven om de Geref. Kerken te verlaten ? Daarop is mijn antwoord: volstrekt niet. Wie zulke vragen in zijn hart voelt opkomen, idien roep ik toe, wat ik boven schreef van hen die opgewonden zijn van vreugde en moed over de vervulling hunner wenschen: zijt voorzichtig! Een kerkgemeenschap verlaten is alleen dan geoorloofd, wanneer men daarin niet meer naar het Woord Gods kan leven en arbeiden. Watbejaaldelijk het bezwaar betreft over de veelbesproken eeringen, hoe men ook de beslissing i. z. 15edum, opvatte, de Synode heeft die leenngen niet bevolen te leeren, ze niet geijkt, en — door andere besluiten ten duidelijkste getoond, voor de zuiverheid en de handhaving der Geref. leer met kracht te willen waken in eigen boezem, en ook nauwlettend te willen toezien tp de zusterkerken. Gij moet het een in verband beschouwen met het ander, en uw oordeel allerminst laten bepalen door partijdige voorstellingen en beoordeelingen, 'k Hoop u een en ander in bijzonderheden aan te toonen.

Dit is een gansch andere toon, dan vóór de Synode werd aangeslagen. Zinge de Roeper tot aan de eerstvolgende Synode in dezen en-geen anderen toon.

Dan zal het althans met de wanklanken in het kerkelijk akkoord een einde hebben!

Ds. Littooy in de Zuider Kerkbode laat zich aldus uit:

De van voren zoo druk besproken Synode van Middelburg is voorbij en behoort thans tot de geschie­ denis. Zóó gaat het ook met ons. Het is komen en gaan. Doch zeker is het en gelukkig tevens, dat de Heere onze God regeert, ja, dat Hij Zijn welbehagen, Zijn raad en wil ten uitvoer legt. Alleenlijk instrumenten te willen zijn des Heeren Heeren is een onschatbaar voorrecht. In dat geval toch onderwerpen wij onze inzichten en onzen wil aan Zijn welbehagen en aan Zijn voorzienig bestuur, waardoor Hij aan Zijn welbehagen uitvoering geef t. En bij verschil van inzichten is er dan eene hoogere eenheid, en diensvolgens een samengaan en volgen van den Heere, onzen God. Onze kijk op de dingen voor de absoluut ware, en alzoo voor de alleen verkieselijke te houden is gewis verkeerd. Niet bij ons inzicht, maar bij hetgeen de Heere ons in Zijn Woord zegt, moeten wij onwrikbaar pal staan. Allen nu die de Synode bijwoonden weten, zij hmnen ten minste weten, dat door hen, wier inzichten niet hebben gezegevierd .zelfs ingeene enkele rede is aangetoond, dat hetgeen besloten werd inging tegen het Woord onzes Godsentegen de leer der Gereformeerde Kerken. Dat is niet geschied, toen naar aanleiding van de dogmatische geschillen het vertrouwen in de professoren te Amsterdam en te Kampen uitgesproken werd; dat is niet geschied, toen in betrekking tot de Zending eene gansch andere methode zegevierde; dat is niet geschied, toen het literarisch en het theologisch onderwijs te Kampen gegeven, gescheiden, beter geregeld, uitgebreid en tot veel hooger peil gebracht werd; het is niet geschied in betrekking tot eenig besluit door de Synode genomen. Naar mijn vaste overtuiguig kon het ook niet geschieden. Didrom was er zelfs geen sprake van en werd er blijkbaar niet aan gedacht.

Hoewel de Synode niet altijd besloot overeenkomstig ieders inzicht, wandelde zij in de sporen van het Woord en de Belijdenis. En daaruit volgt, dat zij ganschelijk geene reden heeft gegeven om, met het oog op de Heilige Schrift, de Belijdenis en de Kerkenorde der Gereformeerde Kerken het Kerkverband te verbreken, zooals, naar De Nederlander ons mededeelde, Kerk i? te Dordrecht heeft gedaan. Deze Kerk deed dat, naar luid van dit blad, tengevolge van de besluiten der Sjmode. Dit nu is voor ons onverklaarbaar. Immers, volgens de belijdenis der Gereformeerde Kerken is zich zonder genoegzame reden af fe scheiden eene groote zonde. Het moet ons verbazen en bedroeven dat dit, in strijd met de belijdenis onzer Kerken, tegenwoordig zoo ongemotiveerd, zoo lichtvaardig en zoo gemakkelijk geschiedt. Ontegenzeggelijk is dat een bewijs van de individualistische eigenzinnigheid en eigenwilligheid, die, helaas, onze eeuw kenmerkt. Het kan niet anders of de schijnbare ernst verloopt zich daarin. Het is de geest der eeuw, die zelfs de vromen parten speelt. De geest van God toch brengt ons niet tot handelingen, die in strijd zijn met de belijdenisschriften onzer Kerken, voor zoover deze op Gods Woord gegrond zijn. En dat zij, ja, dat de artikelen, die op dat scheiden betrekking hebben, in overeenstemming zijn met het Woord des Heeren, gelooven immers ook de broederen die heengingen.

Deze laatste opmerking is onbetwistbaar juist. Indien waar is wat men uit Dordrecht meldt, zoo zou blijken, hoe bij den kerkeraad van de aldus uitgetreden kerk zelfs de eenvoudigste noties van het kerkrecht naar den Woorde Gods in het vergeetboek en in onbruik waren geraakt.

En Ds. Sikkel eindelijk schrijft in het Kerkblad: Holl,

Er is slechts één roep onder hen, die met de Synode te Middelburg mochten meeleven, over den zegen, die daar gesmaakt werd en de kracht, die daar ervaren werd in de gemeenschap en in de eenheid, in welke de broeders daar mochten verkeeren. En dat bij zoo ernstige, kloeke, mannelijke behandeling van gewichtige, van diep ingrijpende en ver strekkende zaken en belangen, over welke het oordeel niet slechts uiteenliep maar meermalen een tegenstelling vormde als noord en zuid.

Bij zoo eerlijke onverbloemde en doortastende beraadslagingen kwam de Synode dan ook tot besluiten, die de teekenen van waarheid, gezondheid en kracht op het aangezicht dragen.

En de indruk, die hiervan onze kerken en ons vaderland ingaat, ja die over de zee naar Indië, naar Engeland, Amerika en Afrika gedragen wordt, is een indruk van het leven der kerk van Christus, die zich hare positie, en de genade van haren God en Koning bewust is, en die bij het licht van Gods Woord met vasten tred haar pad kiest.

Die indruk dringt ook buiten de Kerken door, en roert de doodsbeenderen.

En hij keert weer tot ons, die onze Gereformeerde kerken als de begenadigde des Heeren liefhebben, en wij zeggen: »dit is van den Heere geschied, en het is wonderlijk in onze oogen! De Heere heeft onze moeite aangezien en ons gebed verhoord! Ja, Hij bezoekt ons boven ons denken en bidden uit vrije ontferming!"

O, hoe geeft de Heere zijn zegen op een eerlijk samenkomen. Ook bij ondergeschikte verschillen. Eerlijk biddend samenkotmn. Niet om gelijk te krijgen, of elkaer vliegen af te vangen, maar om trouw, een man een man, te bukken onder Gods Woord en te gaan, waar Hij het licht laat schijnen. Zóó deed men door genade te Middelburg.

En daar hief de Heere het leven op. Daar stelde Hij ons een teeken der hope. Daar liet Hij de sneeuw op de bergen smelten, waarvan de beekjes thans huppelen door de dalen.

Gaat er niet een goddelijke sprake van uit naar onze plaatselijk gedeelde kerken?

O, wat men aan de ineensmelting in den weg legt, wat men tegen de ineensmelting inbrengt, het is niets, minder dan niets en ijdelheid.

Het is niets in het licht van Gods aangezicht.

En door die gedeeldheid breekt gij uw kracht, dooft gij uw leven, keert gij den zegen des Heeren van u en van uw volk.

Verkankeren, verdorren, verteren zullen onze kerken, indien ze niet tot eenheid komen; de sappen zullen vergaan, en de teekenen der verrotting, der ongerechtigheden, die vermenigvuldigen, zullen openbaar worden!

Dat allen dan bidden om den vrede van Jeruzalem, om de eenheid, de ineensmelting onzer kerken. En dat de kerkeraden, zonder dralen, de handen in elkaar leggen.

Dan zal, waar de broeders samenwonen, om als mannen trouw en kloek bij Godes Woord pal te staan, te leven en te werken, de Heere den zegen gebieden.

En wij zullen tot een rijken zegen zijn.

Hier is de geestdrift aan het woord, een element dat in ons kerkelijk akkoord nooit in te nuchtere bedachtzaamheid mag worden verdronken,

In Timotheüs^ dat zijn tweeden Jaargang begon, leest men over het ^/^/«w«^, gelijk de beweging genoemd wordt, die het beklimmen van de loogere bergen aanmoedigt, dit pleidooi tegen en voor.

Lichtzinnig, roekeloos, niet waar, om zóó leven en gezondheid te wagen bij een tocht, die nauwelijks eenige voordeden aan de wetenschap biedt. Dat is vermetele waaghalzerij, dat moet God verzoeken heeten!

Vergeef ons, indien we het hiermede niet zoo geheel eeias zijn. Wij hebben eenigen eerbied voor het karakter, dat het stoute en verhevene zoekt, voor den man, die zich aangetrokken gevoelt, om gevaren te trotseeren, wij gevoelen iets voor hem, die een ideaal tracht te bereiken, al gaat het om het leven, en al loont het hem straks niet in klinkende munt. Zulk een waaghalzerij doet zich op elk terrein voor, waar menschelijke waanwijsheid niet de bergen geslecht en de dalen aangevuld heeft, door Gods bestek-alzoo verordend, in overeenstemming met de talenten, door Hem in 's menschen borst geschapen, overal, waar de betweterij der wereldwijzen de rijke en trotsche verscheidenheid van Gods schepping niet door gelijkvloersche een-

tonigheid en ziellooze eenvormigheid verving. Zeg het den dichter, dat de poëzie geen brood brengt; hij lacht u uit en toch zal hij zingen. Raad den kunstschilder palet en penseel, in ihet][belang van zich en zijn gezin, met de kwast en den verfpot te verwisselen; hij slaakt een zucht en schildert voort. Leg den zanger het zwijgen op en ge veroordeelt hem tot den dood, doch eer hem het hart breekt, barst de zwanenzang ïn volle en rijke tonen uit de borst, die hare banden scheurde. Sluit den trekvogel te midden van een warme pronkkamer in uwe sierlijke kooi, geef hem in overvloed al wat hem behaaglijk stemmen kan; het lied sterft hem in de keel en nauw laat ge het deurtje der kooi open, nauw biedt het geopende venster hem een enkele gelegenheid aan, of hij ontvlucht u en klapwiekt en scheert zich voort naar het warme Zuiden.

En gij durft dit schrijven als bijschrift tot een illustratie als welke we naast ons hebben liggen?

Ja, lezer, want evenzeer als we de zucht naar het verhevene op rechten prijs weten te schatten, even sterk wenschen we te waarschuwen tegen die wezenlijke waaghalzerij, uit niets dan hoogmoed en eerzucht geboren, die niets beoogt dan den roem: »ik ben AAii geweest, waar gij niet kondet of niet durfdet komen!" Evenmin als we den adelaar zouden willen-verhinderen de zon in het aangezicht te vliegen, even sterk gispen wij den koorddanser, die hoog boven de Niagara zijn vermetelheid bot viert of den roekeloozen luchtreiziger, die, eenvoudig om zijne ijdelheid te verzaden met de toejuichingen eener wufte menigte, met zijn parachute van een duizelingwekkende hoogte neerdaalt. Wien de zucht tot het verhevene in de ziel geschapen is, die is ernstig, kalm en bedachtzaam; en den moed om het gevaar te trotseeren heeft hij vooral geput uit het bewustzijn, dat hij ijdele eerzucht en dwaas ongeduld, ja, dat hij zichzelf heeft weten te bedwingen en te overheerschen.

Dit is, ook o.i. het juiste standpunt. Pronkerij, waaghalzerij zij uitgesloten; maar voor het overige zijn ook die hooge bergen een deel van de wereld die God aan den mensch schonk, en wel juist dat deel waarin de mensch zoo klein. God zoo verheven groot is.

Ook dat heeft Timotheüs gevoeld, als hij schrijft:

Al wat daar voor den mensch groot en verheven is, draagt hij langs de helling der bergen tot den hemel op. Zie, een onwederstaanbaar verlangen grijpt hem aan, en uit de valleien van het dagelijksch leven drijft een nameloos heimwee hem voort naar omhoog. Excelsior! Daarboven moet het heerlijk zijn! Onder hem sterft al meer het geluid van het zuchten en klagen der lijdende menschheid, de wijnstok teekent niet langer zijn pad, en met het golvend goud van den graanakker verdwijnt de grens ook van den arbeid onder zijn voet. Het donkere woud voert hem hooger, maar ook dit opent al meer zijne verborgen schuilhoeken voor het licht, en de pijnboom alleen verzelt hem naar boven. De grens van den boomgroei is bereikt. Slechts de alpenKerder bezoekt met zijne kudden de groenende Senne, en al meer uit de verte khnkt den reiziger, naarmate hij stijgt, het hoorngeschal van het Kuhrcigen in het oor. Mos bedekt den rug der rotsen en uit de spleten en nerven boort de alpenroos alleen haar stengel omhoog, en werpt het kleed der eeuwige jeugd om den naakten schouder van deze reuzen der aarde. Een heilige stilte, nauw gestoord door den stouten sprong van de klipgeit, omgeeft hem. Loodrecht valt de zachte sneeuwvlok neder, al dichter en fijner, tot hij niets om zich heen aanschouwt dan witte kruinen en velden, met eeuwige sneeuw bedekt. Hoor, daar murmelt een beekje, daar ruischt uit de verte de bergstroom. Een kille huivering grijpt hem aan, een nevel omgeeft hem, een vreemd suizen vaart hem door het oor. Maar neen, een lieflijke zonnestraal drijft den nevel weg, een teug uit de veldflesch sterkt hem, de vrucht van den cacao verzacht de aandoening der keel, de ademhaling wordt van haar beklemming bevrijd; hooger stijgt hij, al hooger! Hij houwt zich trappen voor zijn voet in den ijzen bodem, hij grijpt het touw en slingert voort boven den afgrond, welks loodrechte wanden hem straks duizelen deden. En hooger, al hooger beurt hij zich aan het koord omhoog, totdat hij eindelijk den top bereikt, en nu ontdekt hij een panorama, even grootsch als schoon, geheel in overeenstemming met de heilige stilte, welke hem omgeeft. Bergen van ijs stapelen zich opeen en onafzienbare gletschers schuiven zich, door de warme lentezon van de ijsrotsen losgemaakt, onmerkbaar voort naar beneden. Hier, in het allerheilige van dezen Alpentempel, buigt ook de priester van het ongeloof de stramme knie, en zelfs een Voltaire roept getroffen;

Ja, waarlijk, de Alpen lubben een God!

Doch niet alleen de behandeling, ook de keuze van onderwerp mag ten deze in Timotheüs geloofd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 oktober 1896

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Ders.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 oktober 1896

De Heraut | 4 Pagina's