De Zending.
XV.
John Eliot, in 1604 te Nasing (Engeland) geboren, vertrok in 1631 naar Amerika en werd een jaar later predikant Ie Roxbury (Massachusetts). Door zijnen Indiaanschen knecht Peguot kreeg hij kennis aan de taal der Roodhuiden en in 1646 getuigde hij in de boschhut van Waban onder de oorspronkelijke bewoners van Amerika van den Christus. Twee weken later, bij een tweede bezoek, werd een oude krijgsman tot tranen toe bewogen, omdat hij vreesde, dat het voor hem te laat was, om tot den Heere te gaan. En weer 14 dagen later sprak de daareven genoemde Waban tot zijne volgelingen van het kruis des Heeren, daarbij den geweldigen tegenstand der Indiaansche priesters trotseerende. De vruchten, die Eliot reeds bij den aanvang zijner Evangelieprediking oogstte, moedigde hem aan, om hoe langer hoe verder voort te dringen in de dichte bosschen der Roodhuiden. Dat deze arbeid niet zonder gevaar was kunnen wij ons gemakkelijk voorstellen, doch zijne leerlingen en volgelingen waakten over hem.
Vreemd en toch waar is het, dat Eliot van de zijde der blanken zeer veel tegenstand in zijn zendingsarbeid ondervond, maar hij stoorde zich hieraan niet, ziende dat de Heere medewrocht met zijne Evangelieprediking onder de Indianen.
Doch niet alleen het geestelijke welzijn van dezen ging den zendeling ter harte, ook het stoffelijke. Hij bouwde in Nonantum „een modelstaat voor zijne biddende Indianen", welken hij voorzag van burgerlijke rechtspraak, maatschappelijke en industrieele hervormingen en godsdienstige instellingen. Later stichtte hij Neponset, Concord en Natick.
Redenen van praktischen aard dwongen de Indianen zich weer te verspreiden over 13 Christelijke dorpen. Eliot bediende den doop zeer laat en plantte eerst in 1660 een werkelijke gemeente, aan wie hij in 1661 het Nieuwe Testament en twee jaren later het Oude Testament in handen gaf, voor hen vertaald. Toen hij door ouderdom niet meer in-staat was onder de Indianen te arbeiden, verzocht hij de blanken, die hem nu om zijns werks wil hadden leeren liefhebben, hem hunne negerslaven toe te zenden, die hij onderwees in den weg der waarheid. In 1690 stierf Eliot. Drieduizend zielen uit de Indianen was hij tot zegen geweest. Na zijnen dood hebben deze Christenen veel geleden van de oorlogen tusschen de kolonisten en inboorlingen. Toch was er in Whitefield's dagen (1714—1770) nog een gemeente, door Eliot geplant. Nu evenwel is er van dezen arbeid niets meer over. Na Eliot moeten vooral genoemd worden Jh. Mayhew van Nantucket en zijne nakomelingen, die 800 Indianen tot Christus leidden, de gebroeders Brainerd en Zeisberger, die door de Broedergemeente naar Amerika is gezonden. Het machtigste volk onder de Roodhuiden is dat der Dakota (Sioux = vrienden), bestaande uit verschillende stammen en 29, 000 zielen. Onder hen heeft de zending niet zonder Vrucht gearbeid, vooral door de gebroeders Pond, den geneesheer Williamson en de Riggs, vader en zonen.
In 1837 werd den Indianen als blijvende woonplaats aangewezen een streek, 182, 400 vierkante kilometers groot en genoemd het Indianengebied. De Amerikaansche regeering, die hun dit land gaf, beloofde hun de blanken hier buiten te houden. Dit is echter niet gelukt. De blanken vestigden zich toch in dit territoir, zoodat de regeering den Indianen een groot deel hiervan weer afkocht en afstond aan de kolonisten. In het hun overgebleven deel wonen nu 65, 453 Roodhniden, de 5 stammen der Thirokeesen, Krik, Seminolen, Tschoktaws en Tschilasa, van welke 40, 000 gedoopt zijn.
De rijkste vrucht heeft de missie hier geoogst onder de Tschoktaws, 25, 000 zielen sterk, die allen het Christendom hebben aangenomen en onder een geregeld bestuur, uit hun midden gekozen, staan. Duizend dollars brengen zij op voor de zending.
Ook de Sereca's, die bij Buffalo wonen, zijn met vrucht bearbeid door de missie, sints in 1827 de eerste zendeling onder hen optrad. Zij vormen nu een geregelde maatschappij en leven evenmin als de meeste overige Christelijke stammen in wigwams, maar in huizen. Niet meer zijn jacht en viSscherij, maar industrie en landbouw de hoofdbronnen van hun bestaan. Hunne weezen worden goed verzorgd, hunne zonen ontvangen universitair onderwijs. Ook is onder hen het gebruik van sterken drank verboden. Scholen overdekken hun woonplaatsen en in. 131 kerken wordt hun het Evangelie verkondigd.
Behalve de Indianen en Blanken wonen in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika omstreeks 7I/3 millioen negers, oorspronkelijk inwoners van Afrika, die in den loop der eeuwen van daar in Amerika en elders zijn ingevoerd, ten einde als slaven op de plantages der kolonisten te werken. Sints den burgeroorlog van i860—1865 zijn zij vrij verklaard. Het Evangelie is hun reeds sints 1735 door de zendelingen der broedergemeente gepredikt. Spangenberg was een der eerste vredeboden, die, in Europa teruggekeerd, zulk eene treurige schildering gat van den toestand der negers, dat de broeders, onder hen reeds arbeidende, versterkingen ontvingen. Thans zijn de meeste negers, althans in naam, Christenen en voorwerpen geworden der inlandsche zending. Inzonderheid wordt door de Amerikaansche vereeniging voor de zending veel werk gemaakt van de opleiding van onderwijzers. Jaarlijks geeft zij daarvoor f 300.000 uit. De jubileum-zangers, die wij voor eenige jaren in ons midden hebben zien optreden als beschaafde Christenen, zijn ons een klaar bewijs, hos vatbaar de neger is voor de beschaving en het Christendom.
Eindelijk vindt men in de laatste jaren in de Vereenigde Staten nog een groot aantal Chineezen, vooral in Californië. Omstreeks 107.475 mannen en ongeveer 6000 vrouwen wonen in deze republiek. Hun leven is verre van aangenaam, trots de bemoeiingen der Christenen, die hun het Woord Gods gebracht hebben. Ongeveer 4000 Chineezen zijn tot nu toe tot de Christelijke kerk overgegaan, van welke bijna de helft naar hun vaderland teruggekeerd is. In het jaar 1892 was het getal Protestantsche Chineezen in het gebied der Unie 2262. Ook onder de 2039 Japanneezen, die in Californië wonen, werkt de missie niet zonder succes, daar men onder hen reeds 400 Christenen telt.
DE GAAY FORTMAN.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 8 januari 1899
De Heraut | 4 Pagina's