GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De kerk van Christus en de ormen of ongelukkigen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kerk van Christus en de ormen of ongelukkigen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Sinds door en met Constantijn den Grooten het Christendom gezegepraald had, had de staat de kerk steeds gesteund in haren arbeid der barmhartigheid. De kerk deed alles op dit terrein 'en de staat diende haar. Zoo was het tenminste in het midden en zuiden van Europa. Vooral in de Middeneeuwen, toen de hiërarchie hoe langer hoe meer macht kreeg en het Pausdom zelfs koningen en keizers aan zijne voeten wenschte te zien.

In de noordelijke landen, met name in IJsland en Scandinavië (Zweden, Noorwegen en Denemarken) was dit evenwel anders. Daar was de behoefte aan eene goed ingerichte annenverpleging een dringender behoefte dan in het zuiden, door de gesteldheid van natuur en land. Van de kerk was dit niet te verwachten, daar de geestelijken en kloosters er niet rijk waren. Bovendien had zij er niet zooveel invloed, dat zij den staat kon overheerschen. Het leven des volks was er ook veel gelijkmatiger dan elders, daar het niet verstoord werd door volksverhuizingen, waarvan de geestelijkheid in het zuiden gebruik wist te maken, om haren invloed te vermeerderen. Daarom ging de zorge voor de armen hier minder van de kerk uit dan van den staat. Wel wekte eerstgenoemde allen op offers te brengen voor armen en ongelukkigen, maar de wereldlijke arm zorgde voor dezen. In IJsland zijn hospitalen steeds onbekend gebleven. Het getal dergenen, die onderhouden moesten worden, - was betrekkelijk altijd klein; want daar bestonden strenge wetten tegen lediggangers. Voor de armen, die tot werken niet geschikt waren zorgde echter de wet, die den famiheleden voorschreef, dat zij in de eerste plaats verplicht waren de hunnen te onderhouden zelfs al was de verwantschap nog zoo verre te zoeken. Voor die armen, welke zelven niet werken konden en geen famiüe hadden om voor hen te zorgen, werden districten gevormd, binnen welke de ingezetenen de tienden en belastingen, naar hun vermogen geschat, moesten opbrengen.

Bovendien was elke huiseigenaar verplicht, op de beurt aan de armen voor zekeren tijd kost en inwoning te geven. Kon de nooddruftige zelf van het eene huis naar het andere gaan, dan verkreeg hij daartoe verlof; was hij echter daarvoor te zwak, dan moest hij door hem, die hem het laatst verpleegd had, naar het huis des buurmans gebracht worden. Op poene van straf moest voor de trouwe nakoming van dit voorschrift gezorgd worden. Dergelijke bepalingen bestonden er voor Noorwegen en Zweden. Nog in I687 bestond in Noorwegen dat voorschrift, dat de armen moesten in huis opgenomen worden bij tourbeurt. En heden ten dage is deze gewoonte geldend gebleven in IJsland, Noord-Zweden, de Faröer, Orkney-en Shetlandseilanden.

Doch daarnaast komt meer voor de onderhouding der armen door alle gemeenteleden in een en hetzelfde huis.

Het is algemeen bekend, dat de kerk van Christus reeds spoedig na haar optreden als wereldkerk hare organen had, waardoor zij barmhartigheid bewees. En wel de diakenen, wier ambt was de tafelen te bedienen, waartoe behoorden de zorg voor de hefdemaaltijden, de uitdeehng van de collecten aan de armen, enz. In de 3e eeuw was hun taak de vermogenden op te wekken tot mededeeling van hunne .goederen aan de armen, hen, die ongeregeld wandelden, te waarschuwen en te bestraffen, de verachters des geloofs aan te wijzen, zich over de verdrukten te ontfermen, in een woord, zich bereid te betoonen tot eiken dienst der barmhartigheid, die in Jezus' kerk noodig geacht wotdt. Later werd de taak des diakens een andere. Hij moest den Roomschen priester helpen bij de bediening des avondmaals, doopen, prediken. De kerken der Hervorming wenschten, wat het diakonaat betrof, terugkeer tot de Heilige Schrift. Luther wilde daarom, dat de diakenen wederom de kerkelijke goederen der armen zouden besturen en uitdeden, „want met deze bedoehng zijn zij ingesteld". „Na het leeraarsambt", zoo meende deze Hervormer, „is er in. de kerk geen hooger dan de zorg voor de armengoederen, opdat de arme Christenen, die' niet zelven voor hun onderhoud kunnen zorgen, geholpen worden, en niet van gebrek omkomen". Nog beslister dan Luther kwam Calvijn en met hem alle Gereformeerde Synoden op voor de herstelling van het diakenambt zooals dat in de Heilige Schrift is omschreven. Zij beaamden allen wat in het formulier van de bevestiging van ouderlingen en diakenen omtrent laatstgenoemden wordt gezegd : „Aangaande de diakenen, van den oorsprong en de instelling daarvan kunnen wij lezen in de Handelingen der Apostelen kap, 6. Aldaar vinden wij dat in het begin de Apostelen zelven de bediening der armen gehad hebben, tot de voeten van dewelke gedragen werd de prijs der verkochte goederen en werd aan een ieder gedeeld, naardat zijn nood was eischende. Maar alzoo daarna eene murmureering ontstond, omdat de weduwen der Grieken in de dagelijksche bediening verzuimd werden, zoo zijn door vermaning der Apostelen gekozen mannen, die eigenlijk hun werk van de bediening der armen zouden maken, opdat de Apostelen in den gebede en de bedieningdes Woords te betermochten aanhouden. En dat is van dien tijd af onderhouden geweest in de kerk als blijkt Rom. 12, alwaar de Apostel sprekende van dezen dienst zegt: Dat degenen, die uitdeelen het doen zullen in eenvoudigheid". En 1 Cor. 12 : 28 sprekende van de hulpe, verstaat hij hieronder degenen, die in de gemeente besteld zijn om de armen en ellendigen te helpen in den nood. Uit welke plaatsen genoeg te zien is. welke het ambt zij der diakenen, namelijk ten eerste dat zij in alle getrouwheid en naarstigheid de aalmoezen en goederen, die den armen gegeven werden verzamelen en bevuaren, ja ook vlijtig zijn om toe te helpen zien, dat tot hulpe der armen vele goede middelen gevonden worden mogen”.

Het tweede deel huns ambts bestaat in de uitdeeling, waartoe geeischt wordt niet alleen discretie (gave der onderscheiding) en voorzichtigheid om de aalmoezen niet te besteden dan waar het van noode is, maar ook blijmoedigheid en eenvoudigheid, om met een bewogen harte en toegenegen gemoed de armen te helpen. Gelijk de Apostel eischt, Rom. 12 en 2 Cor. 9. Waartoe zeer goed is dat zij niet alleen met uiterlijke gifte, maar ook met troostelijke redenen uit den woorde Gods dea armen en ellendigen hulpe bewijzen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 mei 1900

De Heraut | 2 Pagina's

De kerk van Christus en de ormen of ongelukkigen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 mei 1900

De Heraut | 2 Pagina's