GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

GEVAREN.

V.

Eer we verder gaan, iets dat pas gebeurd is.

Zoo als we zagen, is het hoog stijgen met den luchtbel gevaarlijk, wijl de dunne, ijle lucht voor den mensch doodelijk worden kan, gelijk de beide Franschen ondervonden van wie ik u verhaalde, 't Zelfde ongeveer overkwam twee luchtreizigers, die dezer dagen te Vincennes in Frankrijk met een luchtbel opstegen, die „St.-Louis" heette. Zij verhalen:

„Nadat men over de 18, 200 voet gestegen was, begonnen de slapen te kloppen. Ons gelaat werd bleek en de voorwerpen schemerden voor onze oogen. Op 20, 150 voet werd de heer Jaques Balsan, de kapitein, onwel en kon niet spreken of zelfs zijn doos met zuurstof krijgen. Ik gaf ze hem, zegt de heer Godard, de vervaardiger van den bol, en anderhalve minuut later was hij weer opgeknapt. „Zouden wij nog hooger gaan? ” „Ja.”

„Daarop werd Godard op zijn beurt onwel; dezelfde pijn en verlamming. Ik haastte mij, hem met allen spoed te hulp te komen.

20, 950 voet. Wij voelen ons beter, dank zij de zuurstofbuisjes, die wij in onzen mond hielden.

21, 450 voet. De koude is vreeselijk. Onze baarden zijn met ijs bedekt.

22, 400 voet. Wij hebben beiden pijn enkuijnen niet meer spreken. Wij zouden wel hooger willen gaan, maar het is te gevaarlijk. Wij zijn nu al bijna hopeloos. „Wij moeten onze uiterste krachten inspannen om een zak ballast uit te werpen en voor onze oogen begint het wederom te schemeren. Wij moeten naar beneden.”

De koene reizigers bereikten veilig den grond, maar waren zeer uitgeput. —

De tochten die de maatschappijen voor luchtvaart laten doen en ook het oplaten van vrije bollen, geschiedt alleen om voor de wetenschap iets te onderzoeken. Men wil gaarne meer weten over de dichtheid en de samenstelling der lucht, over de vochtigheid, de luchtstroomingen, de wolken, de geleiding van het geluid, de uitstraling der zon, de electriciteit, 't magnetisme enz. Reeds in 1862 en 1863 zijn door twee Engelschen vele zulke luchttochten gedaan, die voor de wetenschap goede winst gaven. Op hen volgden anderen, waaronder dè bekende natuurkundige Flammarion en de meergenoemde Tissandier. Zij legden den grond, waarop nu wordt voortgebouwd. In den laatsten tijd heeft de wetenschap zich nog weder nieuwe dingen voorgesteld om die te bereiken.

Nu drie jaar geleden ondernam de koene Zweedsche luchtschipper Andree, van wien we al meer spraken, een gewaagden tocht. Den uden Juli 1897 steeg hij op van het Deneneiland, dat dicht bij Spitsbergen in de Ijszee ligt. Hij stelde zich voor om boven de noordelijke Ijszee en over het land rondom den noordpool te varen, de reis te doen eerst noorddan zuidwaarts en aan de andere zijde weer vast land te bereiken. Daartoe meende hij zes of hoogstens tien of twaalf dagen noodig te hebben. Met hem gingen mee twee moedige mannen, Strindberg en Frankel geheeten.-Alle drie zijn sedert spoorloos verdwenen.

Andree’s luchtbel was een groote, die 6000 kub. meter waterstofgas kon bevatten. Zoo kon „De Adelaar" een groot gewicht dragen. In het schuitje bevond zich rijkelijk mondkost voor vier maanden, ook een bootje voor 't geval men in de zee terecht kwam, een slee om over land te kunnen gaan en nog roo postduiven, die men met tijdingen kon laten uitvliegen. De bedoeling was, niet hooger te gaan dan 250 el boven de zee, zoodat men zeer gemakkelijk kon zien, hoe 't er beneden uitzag. Min of meer hoopte men het gevaarte te kunnen sturen door drie zware sleeptouwen, elk 500 meter lang, wier ondergedeelte bestond uit kokosvezels. Ook had men een inrichting gemaakt, om zoowat te kunnen zeilen en aldus een bepaalde richting te volgen.

Wat is nu van dien bol en die reizigers geworden? Niemand weet het. Men heeft gemeend sporen van hen te hebben gevonden in Siberië of wel in Groenland of elders, maar zekerheid heeft men, helaas, niet gekregen. Veeleer is te vreezen, dat zij nooit meer zullen terugkomen en ellendig den dood hebben gevonden.

We zeiden reeds, dat de luchtbel ook in den oorlog dienst doet. Al een halve eeuw is dit zoo. Een vrij zwevende bol geeft echter natuurlijk in den krijg weinig nut. Zulk een toch kan, daar de lucht hem meeneemt, waarheen zij stroomt, zelden of nooit terugkeeren naar de

plaats van waar hij is opgestegen. Op verkenning kan men dus met zulk een bol niet uitgaan. Daar komt dan nog bij, dat, als de laatste ballast is uitgeworpen, de tocht ook eindigen moet. In belegerde vestingen echter kan de luchtbol goede diensten bewijzen.

Dat begrepen de Franschen, gelijk ons reeds bleek, toen de Duitschers in 1870 Parijs belegerden. Spoedig en met groot gevolg werd van den luchtbol gebruik gemaakt

23 September 1870 begon men er mee. Tot 28 Januari 1871, gingen niet minder dan 64 luchtbollen op. Die vervoerden in 't geheel 155 menschen, 363 postduiven en 9000 Ned. pond brieven; d. i. een 250, 000 stuks! Zoo bleef de belegerde stad in gemeenschap met de buitenwereld. De meeste luchtbollen kwamen er goed af. Slechts vijf vielen er in de handen der Duitschers; twee verongelukten in de zee. De proefneming gelukte dus best, en zal zeker, als 't ooit weer noodig mocht worden, navolging vinden, al blijft het ook hierbij lastig, dat men niet sturen kan.

AAN VRAGERS.

Onze lezer R. H. te A. zendt ons het volgende over:

Spijkers op laag water zoeken.

Vermoedelijk is de oorsprong dezer uitdrukking op de volgende wijze historisch te verklaren :

In den tijd van Karel den Grooten noemde men een bergplaats voor granen, een graanschuur dus, een spijker, zooals ons o. a. blijkt uit Ons Voorgeslacht door W. J. Hofdijk, Dl. II, pag. 244.

Laag water is de benaming voor moerassige streken, waar men te vergeefs naar zulke schuren zou zoeken, wijl de bodem daar onvruchtbaar is.

Spijkers op laag water zoeken wil dus zeggen: aanmerkingen maken, waar eigenlijk geene aanmerkingen te vinden zijn, gezochte aanmerkingen maken. (Wellicht komen we hierop terug).

CORRESPONDENTIE.

P. J. te P. (Java). We ontvingen de vraag tweemaal. Ze is in 't vorig nr. beantwoord.

G. P. te K.-W. Brief ontvangen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 oktober 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 oktober 1900

De Heraut | 4 Pagina's