GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Frankrijk. In het jaar 1822 schreef de groote staatsman Guizot, een belijder der Gereformeerde religie: „Geen partij, geen mensch doet wat hij wil, geen wil wat hij doet: Wij hebben geen sterke hartstochten, en toch openbaren zich alle fouten en dwaasheden, die door de harts tochten veroorzaakt worden. De dingen geschie den als van zelf en zonder dat de menschen, die daaraan deelnemen, ze kunnen doen of verhinderen; nooit is de leiding der menschelijke dingen meer aan de menschen ontvallen. Men vraagt zich af, wie doet en wie wil datgene wat gedaan wordt; men kan daarop geen antwoord vinden, en het geschiedt alles en alles zal gebeuren, alsof sterke wilskracht en b(; paalde krachten het besloten en uitgevoerd hadden." In deze woorden van Guizot, ziet de redacteur van de Revue Chrétienne eene treffende karakteristiek van de tegenwoordige toestanden. Overal groote onzekerheid, gebrek aan mannen en aan karakters. Men is begonnen met de geestelijke broederschappen te bestrijden en onder den voet te halen, en men denkt te eindigen met de afschaffing van alle religie. Combes handelt door zijn bestrijden van de Christelijke kerk met de protestanten niet anders en niet beter dan Lodewijk XIV voor twee eeuwen. Voorshands troost men zich met de gedachte, dat het laatste woord in dezen nog niet gesproken is. Combes zal wel aftreden, omdat hij zich met de verklikkings geschiedenis in den vinger gesneden heeft, doch het is zoo goed als zeker, dat zijn opvolger gedreven worden zal, om dezelfde politiek te volgen. De Protestanten, hopen nog, dat er voor hunne kerk een uitzondering gemaakt worden zal, zoodat zij niet aan handen en voeten gebonden zal woiden als de Roomsche, doch wij meenen, dat dit een ijdele hoop is. De Gereformeerde Staatskerk en de Luthersche kerk hebben er zich op voor te bereiden, dat zij niet alleen geen geld meer uit de staatskas zullen ontvangen, maar dat zij ook in de vrijheid harer beweging zullen beletnraerd worden.

Engeland. Een brief uit Wales. Levensgeschiedenis van Evan Ro b er t s.

Van een dienaar des Woords te Cardiff in Zuid Wales ontvingen wij het volgende schrijven omtrent de opwekking in Wales.

„Ik heb nog geen meeting bijgewoond, doch enkele van mijne vrienden deden het en niet een goed getuigenis heb ik tot hiertoe ontvangen. Twee achtenswaardige mannen, leden mijner kerk, wonen in Phondda vallei; zij zijn daardoor goed bekend met het karakter en de godsdienstige belijdenis van het volk van Wales en dezen verklaren eenstemmig, te vreezen, dat de bev; eging grootendeels het gevolg is van bloot menschelijke opwinding. Er schijnt nauwelijks eenige eerbied of „beven voor Gods woord" bij gevonden te worden." Inderdaad is er bij de meetings weinig pre diking van of onderwijzing in het Woord te vinden.

Men gaat er heen en wordt gewerkt op het gevoel en daarna staat men onmiddellijk op en belijdt Christus. Dan beginnen allen te zingen en deze en gene doet een gebed. Als iemand een woord gaat spreken en dan langer aanhoudt ian het volk wil, begint men op eens te zingen en dan kan de spreker gaan zitten. Zoo gaat het in enkele plaatsen door tot den mor genstond.

Nu is het de vraag, waar zullen die haastige belijders belanden wanneer het eerste vuur wat bekoeld is. Zulk een onmiddellijk belijdenis doen van zijne bekeering komt niet overeen met hetgeen ik in mijn eigen ziel ervaren heb. Het is mogelijk dat de zeug gewasschen wordt, maar als haar aard niet radicaal veranderd wordt, zal zij wederkeeren tot de wenteling des slijks.

Er valt ongetwijfeld eene groote zedelijke reformatie, het tijdelijk leven betreffend, in zekere districten op te merken, maar volgens de leer van den Heere Jezus is dit nog geen bewijs dat zielen gered worden."

De geachte brie/schrijver haalt hiervoor eenige bewijzen aan, om dan te vervolgen :

„Sedert deze zoogenaamde Revival begon, zijn de woorden „Het Koninkrijk Gods komt niet met uitwendig gelaat", en „ziet het Koninkrijk Gods is binnen in ulieden" gedutig mij voor den geest. Wat is de Godsdienst, als niet de Heilige Geest zijn vernederende werking doet gevoelen ? „Gij moet wederom geboren worden".

Voor zooveel ik kan nagaan, vrees ik dat de leiders dezer beweging er maar weinig van verstaan, wat het zegt, dat onze bevalligheid voor God moet wegsmelten als een mot. Indien dit het geval was, zou dit ongetwijfeld hunne prediking meer bezielen.

Zij spreken altijd van den vrijen wil. De menschen zijn vrij, en al wat hij te doen heeft is, de macht te gebruiken die hij bezit en aldus Christus aan te nemen en het Evangelie te gelooven. Dit is bij hen de hoofdzaak. Doch wanneer iemand de stem van de hemelsche majesteit Gods van Sinaï hoort en ook het lange en sterke geluid van die vreeselijke bazuin verneemt, dan wordt hij er toe gebracht om te beseffen, dat wanneer de hemel zijn deel zou zijn, als hij slechts eene goede gedachte koesterde, de hel zijn rechtmatig deel moest zijn. Daarom getuigt Paulus: „Uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof, en dat niet uit u, het is Gods gave." Hoe nauwkeurig leert dezelfde apostel aan de Galaten, dat niets van het schepsel kan toegevoegd worden aan het volmaakte, volbrachte werk van Jezus.

Wij worden vermaand om de geesten te beproeven of zij uit God zijn, en welken maatstaf kunnen wij dan beter aanleggen, dan het onderwijs van den Christus zelven ? Voor het tegenwoordige ben ik bevreesd dat deze Godsdienstige opwekking weinig vertoont van Zijn geest.

De predikanten zijn bezig de bekeerden bij honderden te doopen en ze in hunne kerken op te nemen. Maar zou het niet veel wijzer zijn, eenigen tijd daarmede te wachten en na te gaan of de vruchten des geestes gezien worden ?

Natuurlijk beweer ik niet, dat er geen goed gedaan is. Ik hoop dat er iets goeds bij is. Maar voor het oogenblik denk ik, dat het 't best is Gamaliel's raad te volgen, en eene afwachtende houding aan te nemen. De bewowers van Wales zijn zeer bewegelijk; ze kunnen door hun gevoel geheel meegesleept worden. Maar zij zijn helaas niet zeer bestendig en standvastig.”

Wij wilden dit getuigenis van een leeraar, uit het land waar de godsdienstige opwekking plaats heeft, onzen lezers niet onthouden. Doch de geachte briefschrijver verliest volgens ons uit het oog, wat Dr. A. Kuyper, in zijn meditatie over „Sieraad voor asch", geschreven heeft. Daarin lezen wij: „We zeggen niet, dat er ook bij minder doorwerking niet reeds genade; niet reeds een „bekleed worden van onze naaktheid, " zijn kan, maar wat de Heilige Geest ons door den profeet getuigt, is dit: Geestelijk sie raad wordt u niet omgehangen dan voor asch." Het komt ons voor, dat onze correspondent reeds aanstonds alom „sieraad" wil zien. Doch dit neemt niet weg, dat, al volgen wij het advies van Gamaliel niet, hetwelk nooit navolgenswaardig is, het toch raadzaam is, ons oordcel over de beweging in Wales op te schorten, totdat wij meer er van weten. Oude vromen gaven in dergelijke gevallen wel eens den raad dat men de dingen eens moest laten overzomeren of overwinteren.

Omtrent den leider der beweging in Wales, Evan Roberts, vernemen wij het volgende.

Hij is de zoon van godvreezende ouders. Zijne moeder verlangde dat, als het de wil Gods was, een van haar zoons predikant worden aou. Toen Evan geboren was zeide zij: „Ik heb nu een anderen zoon om God te dienen en wellicht zal hij nog eens predikant worden." Hij werd te Loughor, een dorp acht mijlen van Swansea, geboren. Zijne ouders kregen zeven zoons en drie dochters, die allen in de leering en vermaning des Heeren werden opgevoed.

Evan was steeds een gehoorzaam kind, die zijn vader en zijne moeder eerde; op de school was hij een ijverig leerling, zoodat een zijner schoolmakkers van hem getuigde: hoe moeilijk /de les ook was, Evan kende haar altijd. Hij speelde dolgraag even als andere jongens en onderscl: eidde zich, door steeds de partij der zwakkeren op te nemen, wanneer zij aoor sterkere jongens onderdrukt werden.

Toen hij grooter werd hielp hij getrouw zijne moeder. Op twaalf jarigen leeftijd gekomen kreeg zijn vader, een mijnwerker, een ongeval aan zijn voet. Zoodra deze zoover weer hersteld was, dat hij weder de mijn in kon gaan, verzocht Evan hem te mogen vergezellen. Dit werd hem toegestaan, en ras werd hij de rechterhand van zijn vader, die in het mijn werk eene verantwoordelijke positie had. Evan leerde het harde, gevaarvolle leven van den mijnwerker kennen, en na eenige maanden zijn vader ter zijde gestaan te hebben, begon hij zelf aan de werkzaamheden deel te nemen.

In dien tijd begon hij na te denken over de dingen der religie. Als hij tehuis kwam, wierp hij zich op zijn boeken; zijn vader getuigde, dat hij moeite had, om hem vóór drie uur in den morgen naar bed te krijgen. Als jongeling stichtte hij er een Zondagsschool voor kinderen van mijnwerkers. Vele van de kinderen die hij te bearbeiden kreeg, waren haveloos. Evan gaf zich aan dien arbeid met eenige zijner vrienden, met hart en ziel.

Toen hij den mannelijken leeftijd begon te naderen, vervulde de gedachte om nog eenmaal predikant te mogen worden, zijne ziel. In het vaderlijk huis woonde de vreeze Gods, gelijk die in vele hutten van mijnwerkers in Wales gevonden wordt. Hij verdiende / 18 a 24 'sweeks als mijnwerker; al hetgeen zijne ouders niet noodig hadden voor het onderhoud van het gezin, besteedde hij aan boeken. Acht uren per dag werkte hij in de mijnen, den overigen tijd gaf hij aan de studie, waarbij de Bijbel de eerste plaats innam. Op twintigjarigen leeftijd kreeg hij van een diaken een lijst boeken, die hij bij zijn Bijbel te onderzoeken had. Hij was van oordeel, dat leiding hem bij zijne studie onmisbaar was, en deze kreeg hij van een vriend, die drie mijlen van hem verwijderd woonde. In dienzelfden tijd leerde hij van zijn oom het ijzersmeden; in weinige maanden werd hij een bekwame smid, wiens arbeid door zijn oom zeer op prijs werd gesteld.

Daarna begon zijn loopbaan als prediker. Men had hem in een Methodistische kapel uitgenoodigd te prediken. Doch hij weigerde, t'mdat hij nog geen roepstem van boven ontvangen had. Toen op een avond een jong predikant predikte en in zijn predicatie zeide, dat als iemand den Geest des Heeren begeerde om Hem te dienen, hij dien verkrijgen kon door aanhoudend gebed, bad Evan lang en ernstig en toen hij opgerezen was, maakte hij zijn ouders bekend, dat hij van plan was zich te begeven naar he'„ College, dat te Newcastle Emlyn gevonden werd, welke inrichting diende tot opleiding van predikanten. Zijne moeder was vooral hierover verheugd. Zijn vader droeg in de kosten van het onderwijs bij, welke voor hem verminderd waren, omdat hij kleine diensten aan het college bewees.

Na aldaar ongeveer een jaar te hebben, vertoefd, kreeg hij de overtuiging eene roeping te hebben ontvangen, waaruit de tegenwoordige opwekking in Wales haar oorsprong heeft.

Rusland. Kentering.

Zooals onze lezers weten, beweert de Russische overheid dat nergens ter wereld grooter vrijheid van consicentie heerscht dan in Rusland. Die vrijheid van consicentie bestaat hierin, dat men des noods alles op godsdienstig terrein kan zijn wat men verkiest, indien men maar nalaat om propaganda te maken voor zijne denkbeelden of voor zijne kerk. Dit is alleen aan de Grieksch-orthodoxe staatskerk veroorloofd. Tot die Grieksche kerk mag men iemand overhalen; maar als bijv. een Luthersch predikant het waagt een lid der Grieksche kerk aan te nemen tot lidmaat zijner kerk, dan wordt hij daarvoor zwaar gestraft en, bij herhaling, wacht hem verbanning naar Siberië.

Het schijnt dat de oorlog met Japan betere toestanden in het leven roepen zal. In het officieel orgaan der Heilige Sytiode, ston-i ondanks het volgende te lezen : „De tijden zijn werkelijk niet geschikt voor verdeeldheid en strijd tusschen de Godsdiensten in Rusland. Deze verschillen zijn inderdaad natuurlijk tusschen de Orthodoxe (Grieksche) en de andere kerken, maar het is nu de tijd om met zachtheid te oordeelen en te handelen, wijl zij die niet tot de Staatskerk behooren, zich in dezen oorlog (met Japan) als even getrouwe Russen hebben gedragen, als zij die er wel toe behooren. De tegenwoordige oorlog moet noodzakelijk dienen als een middel om tot godsdienstige verdraagzaamheid aan te sporen"

In gelijken geest hébben zich andere bladen uitgelaten. Laat ons hopen dat ook voor Rusland de tijd niet ver is, dat alle religiën gelijke rechten voor de wet krijgen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 januari 1905

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 januari 1905

De Heraut | 4 Pagina's