GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duitschland. Een referaat over het spreken in tongen.

De predikant Bockmühl van Odenkirchen hield den lyden Mei 11. op de Gereformeerde conferentie voor Rijnland en Westfalen te Barmen een referaat over het spreken in tongen, welk onderwerp tegenwoordig nog altijd in Duitschland aan de orde is. Dit referaat komt in hoofdzaak op het volgende neder.

De Heilige Schrift waarschuwt voor valsche propheten en valsche Christussen (Matth 24 : 24), voor den dienst der engelen naar eigen wil (Col. 2 : 8) en voor hen die den schijn van een Godzalig leven hebben, maar zijne kracht verloochenen (2 Tim. 3:9). I Joh. 4: —2 eischt dat de geesten zullen beproefd worden. In Ef. 4:7—10 wordt van de verschillende gaven en ambten gewag gemaakt, maar niet van het spreken in tongen. Vooral in i Cor. 12 en 14 wordt van het spreken in tongen gewag gemaakt. Paulus onderschat dit niet, voor zoover het tot stichting der gemeente dient, zoodra er eene uitlegging aan verbonden is, maar nog veel minder wil hij het overschatten, als moest „het geheele lichaam tong" zijn. De Corinthiërs liepen gevaar, van het spreken in tongen een kenteeken van het ware Christendom te maken.

In : Kor. 14 is geen sprake van een spreken in vreemde talen. Krachtens het geestelijk vermogen van de in i Kor. 13 vermelde liefde kan de Geest Gods in den geest des menschen dringen, wijl het innerlijke leven van den mensch op de heerlijkheid van Christus gericht is. Hij die prophetisch spreekt, spreekt met het oog op menschen. De apostel roemt als de beste gave, die tot stichting der gemeente dient, het propheteeren. Propheteeren is niet slechts een voorspellen van de toekomst, al kan het op de toekomst betrekking hebben; het is een spreken op onmiddellijke aandrijving des Heiligen Geestes. De prophetie is een getuigenis van Christus, dat de Heilige Geest werkt. Zij heeft hare vooitzeiting in onze Bijbeloefeningen en Bij bei besprekingen.

Het spreken in tongen was niet een spreken in een vreemde taal. De Heilige Geest heeft de apostelen niet vrijgesteld van den eiscb, die tot ieder missionair komt, om vreemde talen te leeren. Wij weten van geen groote in het rijk Gods, die deze gave gehad heeft. In 2 Cor. 12 wordt van een hooren van onuitsprekelijke woorden gewag gemaakt, dat op een ander ge bied ligt. In Handelingen 2 wordt bericht: „Zij begonnen te spreken met andere talen." Datgene wat zij sptaken, was kennelijk een prijzen van God, een loven van „de groote v/erken Gods." De toehoorders verstonden dit spreken „een iegelijk in zijn eigen taal." Dit kenteeken vertoonde zich niet bij het spreken in tongen te Korinthe. Volgers i Kor. i4bleef het spreken in tongen voor de gemeente onverstaanbaar, wanneer het niet uitgelegd werd, terwijl het spreken bij het Pinksterfeest verstaan werd. Hetgeen er bij het Pinksterfeest geschied is en het verschijnsel dat zich in de kerk van Corinthe voordeed, zijn dus van elkander te onderscheiden.

Het spreken in tongen is een gave des Geestes, dat niet langs den weg van onze waarneming kan verstaan worden. Hij die in tongen spreekt, spreekt niet tot de gemeente, maar tot God. God gebruikt den spreker in tongen niet als medium Zijner openbaring. God spreekt niet door hem, geeft hem geen vol macht onwaardigen uit de vergadering te wijzen, evenmin als het recht, in naam des Heeren de vergeving der zonden toe te zeggen; niets geeft recht om aan te nemen, dat zij die in Korinthe in tongen spraken, daarbij op den grond gevallen zijn. Wel is bij het spreken in tongen-de bewuste werkzaamheid van het verstand opgeheven ; niet het ik van den mensch spreek*. Aan het spreken in tongen moet een blijmoedige, opgewekte stemming ten grondslag gelegen hebben. Het kan zijn dat de geestelijke gave der uitlegging door een ander plaats had, of door den spreker in tongen zelven.

Het spreken in tongen in Corinthe moet het karakteristieke . eener taal gehad hebben; het kan niet-een uitstooten van onnatuurlijke klanken, niet het wilde roepen van zulken, die de heerschappij over zich zelven verloren heb ben, geweest zijn.

Het is een feit, dat dit charisma (genadegave) na den apostolischen tijd verdwenen is. Ook vindt men nergens de belofte, dat Pinksteren met gelijke wonderteekenen zal wederkeeren. Wij kunnen de geheele daaropvolgende geschiedenis der Christelijke kerk navorschen, zonder een spoor van het in Corinthe uitgeoefende spreken in tongen terug te vinden. Het kan dus gemist worden. Een gezond lichaam kan een lid missen. Maar geloof en liefde, vermaning en vertroosting kunnen niet ontbeerd worden.

Ten besluite gaf de referent nog een kort overzicht van de buitensporigheden, waartoe de aanhangers van Montanus (in 156), William Penn (1624—1718), de geestdrijvers te Bonsdorf en de geïnspireerden in Californië, gekomen zijn. Tersteegen heeft een tijd lang met zulke lieden verkeerd, maar daarna heeft hij hen als een gevaar leeren kennen en met hen gebroken. Mevrouw La Mothe-Guyon zegt: De geest Gods werkt niet in de opwinding, maar in de stilte. Wij hebben gezonde nuchterheid en waakzaamheid, een vorschen in de Heilige Schrift met een heiligen wandel in de vreeze Gods noodig.

Aan de discussie namen behalve pastor Calaminus (wij blijven hem liever als van ouds „pastor" noemen, en geven hem niet gaarne den titel van „superintendent, " al is hem deze ook geschonken) en de predikanten Schneider en Staudte deel. De laatste wees er op, dat het onderscheid tusschen den tijd van vroeger en nu daarin bestaat, dat in den apostolischen tijd de werking des geestes te vergelijken is met een stroom, die bruisend uit de bron te voorschijn treedt, terwijl zij in den tegenwoordigen tijd gelijkt op een stroom, die in de vlakte vloeit en die zich als nuttig doet kennen, wijl hij vrachtschepen draagt, en rustig en stil daarheen vliedt. Laten wij er ons voor wachten den Geest Gods in een bepaalden zichtbaren vorm te willen gieten.

Met elke uitdrukking van het bovenstaande kunnen wij wel niet mede gaan, doch in hoofdzaak stemmen wij hiermede in. Doch ons dunkt, dat de referent er ook wel op had mogen wijzen, dat de verschijnselen die zich tegenwoordig voordoen te Cassel en elders, en die buiten het spoor der Heilige Schrift loopen, een aanklacht zijn tegen de geesteloosbeid en dorheid die in vele Christelijke kringen heerschen.

Engeland. Ritualisten en ongeloofspredikers. Een getuigenis van lord Cecil. De drankwet.

In Engeland wordt in den boezem der Episcopaalsche kerk, sedert bijna drie kwart eeuw een hevige strijd gestreden voor of tegen het ritualisme. The Christian komt er tegen op, dat sommige tegenstanders der ritualisten zoo ver gaan, dat zij „sacerdotalisme in den grond een kleed en een bedeksel voor ongeloof" noemen. Dit is niet goed. Ritualisten zijn als zoodanig geen voorstanders van de het gezag der Schrift ondermijnende critiek, en ook ontkennen zij de godheid van den Heere Jezus Christus niet. De voorstanders van de wederinvoering van de mis in de Engelsche staatskerk zijn menschen, die het volk op een d'/vaalspoor brengen; maar toch zijn het mannen, wien bet er om te doen is, God te dienen, en daarom mogen zij niet op één lijn geplaatst worden met de ongeloovigen.

Zoo betuigt Ihe Christian, en dit is recht. Het schijnt, dat dit betoog geïnspireerd is door het feit, dat een zestal predikanten der Congre gationalistische kerk in een „open brief" sym pathie betuigd hebben mat de leer, die door den predikant van de City Temple, Campbell, verkondigd wordt; welke predik-nt een der meest geprononceerde woordvoerders is der z.g. „nieuwe theologie." Het is opmerkelijk, dat deze zes predikanten aan Campbell van hunne hartelijke instemming met de hoofdlijnen van „zijn" Evangelie schrijven. Daarin zijn zij eerlijk. Want hetgeen de prediker der City Temple ten beste geeft, is geen verkondiging van „het" Evangelie te noemen.

In de maand Mei houden vele kerken en godsdienstige vereenigingen hare jaarvergadering in Londen. Zoo kwam ook dè Vereeniging tot verdediging van de Christelijke religie verleden week in de hoofdstad samen, in welke vergadering Lord Hugh Cecil er op wees, dat de apologeten van den tegenwoordigen tijd er niet genoeg rekening mede houden, dat het groote gevaar dat ons dreigt, niet hierin bestaat dat men den Christus als onwaar verwerpt, maar dat men Hem als onnoodig voorbij gaat.

De overwinningen, die de wetenschap behaalde over ziekten, en die de maatschappelijke hervormingen te voorschijn riepen over slechte levensvoorwaarden, hebben er toe medegewerkt om het besef van zonde te verzwakken, waardoor ook het geloof dat wij een Zaligmakei behoeven, kwijnen ging. Dit is een element in den tegenwoordigen toestand op godsdienstig gebied dat nauwkeurig moet beschouwd worden en waarmede men ernstig rekening heeft te houden. Het is materialisme, wanneer men slechts ziet op dingen die men voelen en tasten kan, en het is een kwaad ding, dat men dit huldigen van het materialisme beschouwt als „vooruitgang". Veel in onze moderne sociale prediking werkt het gevoelen, dat Christus niet noodig is, in de hand. Wanneer Hij in de eerste plaats wordt verkondigd als Hervormer, zal men Hem niet zoozeer noodig hebben als Verlosser, daar de menschen zoo spoedig tevreden zijn met eene oppervlakkige reformatie. Het gevoel van zonde en van ellende wordt niet gewekt door de verkondiging van een Christus die een aardsch Koninkrijk opricht. Alleen zij die aangeraakt worden door Zijn aanbiddelijke heiligheid, roepen met Petrus: „Ik ben een zondig mensch o! Heere". Dezen toon moeten wij weder laten hooren.

Deze dingen zijn in Nederland ook in de Heraut door den hoofdredacteur met kracht verkondigd; het verblijdt ons dat men er ook in Christelijke kringen in Engeland oog voor kreeg. De malaise die tegenwoordig in menigen tak van bedrijf en handel heerscht, zal wel licht aan de Kerk des Heeren ten goede komen.

Het is een moedige daadjjyan de Engelsche regeering geweest toen zij in het begin van Maart bij het Lagerhuis een wetsontwerp indiende tot beteugeling van het drankmisbruik-De regeering wil het aantal herbergen verminderen. Als haar wetsvoorstel aangenomen wordr, zal er maar één herberg, waar alcoholische drank verkocht wordt, op 400 tot 1000 zielen mogen zijn. In de armenwijken der steden zal er dan slechts éen herberg op 1000 bewoners mogen gevonden worden. Binnen 14 jaar moet de wet uitgevoerd zijn en dan zullen er 30, 000 he.rbergen uit Engeland verdreven zijn; dat is ongeveer een derde deel van die welke er tegenwoordig zijn. Zij die ten gevolge van de wet hunne herberg behooren te sluiten, zullen daarvoor schadeloos gesteld worden, door hen die met den verkoop van sterkeu drank kunnen voortgaan.

De scherpste bepalingen der wet zouden weinig baten, als niet de in Engeland zoo verbreide clubs, die meest verkapte gelegenheden zijn waar drank verkocht wordt, onder de strenge controle van de wet gesteld werden. Het verslag van de meerderheid der commissie tot onderzoek van het drankvraagsiuk, dat door velen onderteekend is die persoonlijk belang hebben bij den drankhandel, zegt o. m.: „Zonder twijfel is een reusachtig kwaad weg te doen en haast is geen ofï^r te groot, als het tot een merkbare vermindering van deze nationale vernedering leiden mag". Lord Rosebery heeft eenmaal gezegd: „wanneer de Staat den drankhandel niet onder controle neemt, dan zal de drankhandel den Staat onder controle nemen".

Een aantal bisschoppen die, wat de schoolpolitiek belangt, de regeering tegenstaan, steunen haar in baar strijd tegen den drank, en doen dit in bond met predikanten van Dissenters. De dienaren der kerk laten zich niet uit het veld slaan door de dreiging van de branders en brouwers, dat zij hun bijdragen voor kerkelijke en philanthropische doeleinden zullen inhouden als de wet aangenomen wordt. Vooral de bisschop van Liverpool heeft het in deze kwaad te verantwoorden, zoodat een Dissenter hem 500 pond sterling zond om hem al vast schadeloos te stellen voor mogelijk verlies, en hem moed in te spreken in den strijd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 juni 1908

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 juni 1908

De Heraut | 4 Pagina's