GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

DEN STRIK ONTKOMEN.

DE STRIK GEBROKEN.

V. (Slot.)

Uw Herder zal niet slaepen.

MARNIX.

Maar Ruther had genoeg gezien. Er was geen tijd te verliezen. In allerijl trok hij zijne kleederen aan, legde het kostbare blad voorzichtig terzijde, en met een gebed op de lippen, opende hij het venster, dat den naasten weg ter redding aanbood, greep met krachtigen hand den tak, waarop Brouwers een oogenblik vroeger gezeten had, en weldra bevond bij zich ongedeerd beneden in het heuvelachtige veld rondom Caldon-house.

De groote vraag was echter: waar nu heen?

Dat de eigenaar van het huis, dat hij ontvluchtte, aan den aanslag tegen hem gesmeed niet vreemd zou zijn, had Ruther terecht begrepen, al kon hij ook onmogelijk gissen van wien het geheimzinnig bericht kwam. Intusschen was goede raad duur. In welke richting hij ook vluchtte, overal kon hij zijne vijanden te gemoet loopen, en nog stond hij besluiteloos, toen in de morgenschemering een achter het geboomte verborgen gestalte zichtbaar werd, die op den vluchteling toeliep, en zijne hand grijpend sprak:

„Volg mij, ik ben de man, die den brief aan u geschreven heeft, waardoor ge hier zijt gekomen. Vrees niets. Ik zal u verbergen totdat ge veilig zijt.”

Terecht begreep Ruther, dat, hetzij de onbekende leugen of waarheid sprak, er niets overschoot dan hem te volgen. Langs slingerpaden, door kreupelhout en hoog geboomte slopen zij in de koude morgenschemering voort, tot ze stil hielden voor de kleine woning van Brouwers, den Vlaming.

„Treed binnen", zeide de se haastig tot zijn medgezel, „hier zal men u niet zoeken, en tegen den tijd dat zij kunnen komen, zult gij met Gods hulp reeds ver weg zijn.”

Weinige oogenblikken later was de vluchteling in een kleine schuur achter hakhout en takkenbosschen verborgen. Zijn geleider reikte hem een stuk brood en verliet toen de woning, welker deur hij achter zich sloot.

De morgen begon aan te breken toen op den grooten weg van Durham eenige gewapende mannen zichtbaar werden, die met haastigen tred en door een ruiter vergezeld den weg insloegen naar Caldon-house. Het waren de dienaren van het gerecht, die door William naar het huis zijns vaders geleid werden. Hoe gaarne hij het ook gedaan had, de jongeling durfde het bevel zijns vaders niet ongehoorzaam zijn. Hij had zijne maatregelen zoo goed mogelijk genomen.

Terwijl hij met zij'n gezelschap over den laatsten heuvel ging, die hem nog van het doel der reis scheidde, bemerkte hij in de verte een man, die wenkte naderbij te komen. Hij herkende Kleine Broors en 't was als werd hem gezegd, dat deze in zijne zending geslaagd was, toen hij hem met den hoed wuiven zag. Een teeken gevend, dat hij den Vlaming had opgemerkt, reed hij verder.

De dienaren vonden den heer van Caldonhouse in zeer onrustigen toestand over hun lang uitblijven ('t was bijna half acht) in den gang van het huis driftig op en neer stappend. Zoodra waren ze niet binnen de woning, of hij stelde voor naar boven te gaan, en den ketter in den slaap te overvallen en te grijpen.

„Heer Hainsley, ” antwoordde de aanvoerder, „dat zou zeer onvoorzichtig zijn. Uw zoon heeft ons onderweg doen opmerken, dat wij veel wijzer doen te wachten tot de prediker uit zichzelf beneden komt. Het is best mogelijk dat hij reeds ontwaakt is en lont geroken heeft. In dat geval konden we nog werk genoeg met hem hebben. Zoo wij hem hier afwachten is hij zonder moeite of opschudding te vangen. Ik zal een man aan het venster plaatsen, om te zorgen dat hij niet ontsnapt.”

„Dwaasheid, ” riep Hainsley, driftig en gejaagd, „gij zijt met u vieren, mijn zoon en ik, dat maakt zes. Wat kan één tegen zes doen!”

„Met uw verlof, " hernam de overste eenigszins geraakt, „gij vergeet iets. Die vervloekte ketters hebben even gauw de lucht van iets als een speurhond. In wed dat de halve omtrek, die vervuld is van ketters, reeds weet dat er een van dat preêkend gespuis in de buurt is. Als we nu nog een uur wachten zijn ze allen op het veld aan 't werk, terwijl thans de meesten nog thuis zijn, en wij hunne huizen voorbij moeten. Ik heb het werk meer bij de hand gehad, en gevoel weinig lust om met de vuisten en hooivorken van uw boeren kennis te maken.”

„Zeg liever, dat ge lafaards zijt, en niet durft, " riep Hainsley toornig, „maar denk aan de gevolgen.”

Ongelukkiger uitdrukking had hij zeker niet kunnen doen. De bevelhebber, zich beleedigd achtend, antwoordde koel dat hij zelf 't beste wist waartoe hij hier gekomen en wat zijn plicht was; een schildwacht werd onder het venster geplaatst, terwijl de drie overige mannen zich bedaard nederzetten, tot groote ergernis van Hainsley, die dreigend en scheldend heen en weder liep.

Ondertusschen had William zich verwijderd. Hij steeg te paard en reed in snellen draf naar de plaats, waar hij Kleine Broors gezien had. Deze wachtte hem en gaf in haast een verslag van de welgeslaagde vlucht.

„En nu, ” zoo eindigde hij, „God zij gedankt dat het zoover is, maar onze vriend kan hier

niet blijven. Kunt gij hem een paard afstaan, heer Willy, dat zou het beste zijn.”

Beiden traden het huisje van Broors binnen. De vluchteling kwam te voorschijn. Daar werden weinig woorden gesproken, maar het was ook niet noodig. Ruther had zeer spoedig alles begrepen, want de harten van deze drie verstonden elkander.

„Neem mijn paard, " sprak William, terwijl zij de woning uittraden, „bet is jong en sterk en kan nog een goeden rit maken. Draag zorg dat ge niet door Durham rijdt, al moet ge ook een omweg maken. En luister — twee uren van Durham verwijderd staat een herberg. Wanneer ge die bereikt hebt is mijn paard toch te vermoeid, om u verder van dienst te zijn-Geef het daar af, en God bescherme u verder !”

„Wat gij aan den minste der Zijnen gedaan hebt, dat hebt ge aan Hem gedaan, " hernam Ruther te paard stijgend. „Hij vergelde het u, bovenal door uwe oogen te openen voor de heerlijkheid der dingen, geopenbaard in da selfde Woord, waarvaneen gedeelte beeft moeten dienen om mij thans te redden.”

Met een traan in het oog drukte hij de beide redders de hand. Toen zette hij zijn paard aan en was weldra uit het oog zijner vrienden verdwenen.

Er verliepen nog twee volle uren eer de verstoorde aanvoerder der dienaren van he gerecht begon in te zien, dat hij toch werkelijk een zeer gewaagd spel speelde, door met de uitvoering van zijn last zoo zeer te dralen, te meer daar Hainsley zelf lid van het gerechtshof was, en zich dus gemakkelijk wreken kon. Waarschijnlijk zou er dan ook wel meer spoed gemaakt zijn, indien de heer van Caldon-house een man van rijkdom en grooten invloed geweest ware, terwijl nu iedereen wist dat zijn zaken slecht stonden, waaronder zijn vroeger «anzien werkelijk geleden had, en waardoor elk gemakkelijk begrijpen kon met welk doel hij den ketter overleverde. Maar bovendien was er E6n die de harten der menschen als water beken leidt, en Hij was het onder wiens leiding alles dienen moest om een Zijner kinderen te redden.

Wat nu volgde laat zich licht begrijpen. De ketter was verdwenen, al kon de schildwacht verzekeren dat niemand door het venster de kamer had verlaten. Hainsley was wanhopig en gaf zijn woede lucht in vloeken en schelden op de luiaards, die door hun talmen van alles de schuld waren. Dexen op hun beurt verweten hem, dat hij hen voor niet een tocht had laten maken, zonder te zorgen dat zijn gevangene niet ontsnappen kon. Zoo ontstond een twist en een verwarring, die verhindeide dat men onmiddellijk nasporingen deed. Toen men ein delijk hiertoe overging was het te laat. Zoeken noch vragen hielp, en in welk een toestand de teleurgestelde verrader en zijne handlangers van elkander scheidden, zullen wij niet trachten te beschrijven.

Ruther ontkwam veilig naar Schotland, van waar hij nooit terugkeerde. Toen hij twaalf jaren later op zijn sterfbed lag, bevond zich onder de oudsten der gemeente die hem omringden, ook zekere William Hainsley, die vermoedelijk geen ander was dan zijn voormalige redder. Omtrent diens vader of andere personen uit dit verhaal is niets nader bekend.

HOOGENBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 februari 1911

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 februari 1911

De Heraut | 4 Pagina's