GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Onze liturgie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze liturgie.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

XVII.

Zoowel het vroeger gebruikte woord godsdienst als het thans in zwang gekomen eeredienst wijzen er uitdrukkelijk op, dat het eigenlijke doel van dezen dienst is om God te verheerlijken, om Hem een dienst der eere aan te bieden. Hierop leggen we daarom zoo sterken nadruk, omdat door dit doel ook de inrichting van onzen eeredienst beheerscht moet worden. Dient deze eeredienst alleen om ons een zekere religieuse aandoening te geven, of wil men, om ons te versterken in het geloof, dan zal deze eeredienst zeker een geheel ander karakter dragen, dan wanneer als het eerste en voornaamste doel gesteld wordt. God te verheerlijken. In het eerste geval zal hoofdzaak wezen, dat men naar de Kerk gaat om onderwezen te worden in het Woord Gods, om gesterkt te worden door het gebruik der Sacramenten, en zal het gebed, de lofzegging van Gods Niam en de belgdenis des geloofs slechts een zeer ondergeschikte plaats innemen; in het tweede geval zal daarentegen de aanroeping van den naam des Heeren een eereplaats in den eeredienst innemen en daarvan een der hoofdbestanddeelen moeten zqn. Men heeft niet ten onrechte die tegenstelling wel eens aldus geformuleerd, dat wij Protestanten den eeredienst tot een leerdienst hebben gemaakt. Zeg, dat er in die klacht zekere overdrijving schuilt, want dat gebed, psalmgezang en geloofsbelijdenis toch bleven bestaan; maar erken tevens, dat er in die klacht toch ook een element van waarheid schuilt. Het ditactische of onderwqzende element kreeg metterdaad in^ onzen eerdienst te veel de overhand. Het doxologische of Godverheerlijkende kwam niet genoegzaam tot zijn recht. We zeggen dit niet, alsof daarom de onderwgzlng uit het Woord en de bediening der Sacramenten den eeredienst van mindere beteekenis ou wezen; later zullen we aantoonen, aarom beide elementen niet gemist kunnen orden in onzen eeredienst; maar wel om e doen uitkomen, hoe door zekere eenijdigheid van het Protestantisme het waartepunt van den eeredienst verlegd s geworden naar wat wij ontvangen, en aardoor het actieve element, datgene wat e gemeente voor God den Heere te doen eeft om Zijn naam te verheerlijken, te eel op den achtergrond trad. Wie zich eerzet onder de bediening des Woords m te luisteren, of tot de Sacramenten oetreedt om deze uit des Dienaars and te ontvangen, doet dit ongetwijfeld in e eerste plaats om daardoor een zegen oor zijn ziel te ontvangen. Mits men het oord nu niet in slechten zin opneme, zou en kunnen zeggen, dat wie alleen daarom pgaat naar liet bedehuis, gaat om zijn igen belang. Men gaat dan om zelf verroost, gesterkt en opgebouwd te worden. et is dan God de Heere, die deze bedieing des Woords en der Sacramenten aartoe tot ons laat komen; Hij is daarbij an de Gever van deze gaven aan zijn volk, , e goede Herder, die ons weidt in grazige weiden en aan de stille waterbeken, en wi| ebben niets te doen, dan die gaven uit Zijn hand te ontvangen. Maar dit alles, hoe noodzakelijk het wezen moge, kan toch niet gezegd worden in eigenlijken zin een dienst' der eere te wezen, dien wij aan God den Heere toebrengen, want Hij is het dan juist, die ons Zijn Woord en Sacrament bedienen laat. Een dienst der eere van onzen God wordt het eerst, als de gemeente zelve actief optreedt om den Naam Gods aan te roepen, te verkondigen de heerlijkheid Zijner deugden, en Hem verheerlijkt in haar gebed en in liaar lied.

En dat dit laatste metterdaad het hoofddoel van den eeredienst is en moet wezen, valt niet moeilijk uit de Schrift aan te toonen. De eerste aanvangen van den eeredienst vinden we in het vrome geslacht, dat uit Adam geboren is, het geslacht der „kinderen Gods", de zonen vanSeth. Toen Enos geboren werd, zoo staat in Genesis 4 : 26, begon men den naam des Heeren aan te roepen. Volkomen terecht teekenen onze Statenoverzetters hierbij aan, dat „hieronder begrepen is de oefening van den ganschen dienst Godes, en dat men toen begonnen is openlijk en in meerdere vergadering den Godesdienst aan te stellen"; wij zouden zeggen, dat men toen begonnen is met godsdienstoefeningen te houden, waarin de geloovigen saamkwamen om God te aanbidden. Deze opvatting van onze Kantteekeaaren nu is volkomen juist. Een private godsdienstoefening was er reeds vóór dien tijd. Dat in het gezin van Adam en Eva gebeden is geworden, mag veilig worden verondersteld, ook al wordt het niet uitdrukkelgk ons medegedeeld. En evenzoo zien we, dat reeds terstond na den val de behoefte opkomt aan een offer, dat God den Heere wordt aangeboden, zooals èn Kaïn èn Abel hebben gedaan. Wanneer er dus staat, dat men eerst na de geboorte van Enos begon met den Naam des Heeren aan te roepen, dan moet dit nog iets anders geweest zijn dan het brengen van oüferanden door een enkelen persoon of het bidden in den huiselijken kring. En waar de uitdrukking : aanroepen van den naam des Heeren, een plechtige uitdrukking is, die in het Oude Testament meermalen gebruikt wordt voor den publieken eeredienst, gelijk onze Statenoverzetters terecht opmerken, daar mag uit het gebruik van deze uitdrukking zeer zeker worden afgeleid, dat, toen het menschelgk geslacht zich begon uit te breiden en er een kring van geloovigen ontstond, bij hen van zelf de behoefte is opgekomen om gemeenschappelijk God te vereeren, en dit in Gen, 4:26 wordt aangeduid. Hoe deze eeredienst was ingericht weten we niet, maar wel blijkt uit den naam zelf, die aan dezen eeredienst wordt gegeven, dat het openlqk gebed, het aanroepen van Gods Naam hier de hoofdzaak is geweest. Het boek der geboorten, dat ons de wording der dingen kennen doet, geeft ons dus ook het ontstaan van den eeredienst te aanschouwen, en leert ons tevens wat van dien eeredienst het eigenlqke doel is geweest. Van een bediening des Woords en der Sacramenten was in dezen eeredienst nog geen sprake; de eeredienst bestond toen nog alleen in de aanroeping van den naam des Heeren; het gebed was de hoofdzaak.

En dit is niet alleen zoo in den nog zeer onontwikkelden vorm, dien de eeredienst b^ de oudste menschheid vertoonde, maar dit gaat ook door, wsiar op Goddelijk bevel Mozes den eeredienst van Israel inrichten daarmede de cultus pubiicus institutus, den door God zelf ingestelden eeredienst begint. Bij de patriarchen voor en na den zondvloed komt deze eeredienst op uit de behoefte van het menschelijk hart en lezen wc van een rechtstreeksch Goddelijk bevel aangaande de wijze van den eeredienst niet. Maar b^ Israël komt God de Heere zelf, toont Mozes op den berg het voorbeeld van het hemelsche Heiligdom en gelast hem naar dat voorbeeld het aardsche heiligdom en den dienst in den Tabernakel in te richten. En ook in dezen eeredienst, die door God zelf bevolen is, is het hoofddoel wederom, dat aan God eere wordt toegebracht. Heel deze Tabernakeldienst mag met zijn rijke symboliek ook een wonderschoone schilderg geweest zijn, die diende om Israël te onderwijzen en dus een in zichtbare beelden uitgedrukte prediking van den weg der verlossing, maar deze symbolische onderwijzing van het volk was toch niet het eerste en het eenige doel. In de Psalmen van Israël wordt het telkens weer uitgesproken, dat Israel opging naar den tempel om God te loven. „Ik zal mg buigen op uw eisch naar uw paleis, het hof der hoven, en om uw gunst en waarheid saam uw grooten

naam eerbiedig loven, " is de grondtoon, die telkens wordt beluisterd. „Geeft dan eeuwig eer onzen God en Heer, klimt op Sion, toont eerbied waar Hij woont, daar zHn heiligheid haren glans verspreidt. Heilig toch en te eeren is de Heer der heeren", is de machtige, alles meesleepende toon, waarmede Israel wordt opwekt om naar het heiligdom op te gaan. Daarom zegt de Psalmdichter dan ook, na eerst de heerlijkheid en majesteit Gods |in den tempel der natuur beschreven te hebben, dat toch alleen in den tempel, dien Hij gesticht heeft op Sion, de gemeente Hem de eere Zijns naams toebrengt. En God de Heere zelf heeft daaromtrent ook geen den minsten twijfel overgelaten, waar Hij zelf het gezegd heeft, dat Zgn huis een huis des gebeds zou genoemd worden, een naam, die nog altoos naklinkt, waar ook wij onze kerkgebouwen een bedehuis noemen, en waaruit blijkt, dat in den tempel het gebed tot God de hoofdzaak was.

En niet minder sterk komt ditzelfde doel van den eeredienst uit, wanneer we ten slotte de aandacht vestigen op hetgeen de Apostel Johannes ons mededeelt aangaande den eeredienst in den hemel. Hier in het faemelsche heiligdom kan het ware wezen en doel van dezen eeredienst eerst recht worden verstaan. Al wat op aarde gevonden wordt is bijkomstig, toevallig, bestemd om eens te verdwijnen en draagt daarom altoos een tijdelijk karakter. Maar het eeuwige en onveranderlijke wordt gevonden in den hemel, in het heiligdom, dat niet met handen gemaakt is, waar de eeredienst eerst tot z^n volle en rijke ontplooiing komen zal. Heel deze eeredienst nu, dien de Apostel Johannes in zijn Openbaring ons beschrijft, bestaat in doxologie, in lofverheffing en dankzegging, in het prqzen en aanbidden van den naam Gods. Ia den hemel valt eens de bediening des Woords weg, is er van een uitreiking van sacramenten geen sprake meer, maar wat blijft en nooit weggaan zal is het aanroepen van den naam des Heeren onzes Gods. Het zijn de engelen en de Cherubs om den troon, het zijn de vier en twintig ouderlingen en de schareultalle volkeren en natiën, die niemand tellen kan, die telkens nederva lea voor het aangezicht Gods en het uitroepen: „Hem die op den troon zit en het Lam zij de dankzeggicg en de eer en de heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheid". Het is deze hemelsche liturgie, die in haar onovertrofiTen schoonheid ons hart bekoort, die ons het best leeren kan, wat het eigenlijke wezen en doei van den eeredienst is. Hier op aarde mag die eeredienst, omdat hij optreedt onder een gevallen menschelijk geslacht, nog andere elementen in zich opnemen; in de strijdende Kerk mag bij dien eeredienst de bediening des Woords en der Sacramenten daarom niet gemist kunnen worden en daarbij zelfs een hoofdplaats innemen. Maar als men vraagt, wat het eigenlijke motief is, waaruit deze eeredienst opkomt, dan leert ons en Genesis bg het ontstaan van dien eeredienst en het boek der Openbaring, dat den eeredienst in zijn voleinding ons teekent, dat deze eeredienst in de eerste plaats een dienst der eere is, een aanbidding van den Heere onzen God.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 maart 1912

De Heraut | 4 Pagina's

Onze liturgie.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 maart 1912

De Heraut | 4 Pagina's