GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

I, H. GoRDEAU JR. TWEE JONGENS. D. A. Daamen. 's-Gravenhage.

Op den omslag van dit boek met zijn vele aardige illustraties van O. GEERLING, zijn ze uitgeteekend de twee jongens; de een zittend voor zijn werktafel, de ander liggend in een ziekenstoel. De een is JAN HORSTING, de ander JOHAN WEREBOUT en beiden zijn zij leerling van 'n christelijke normaalscbool in'n provinciestad. Van die tweejongens vertelt de heer GORDEAU in zijn boek.

Van JAN, den stads-jongen met zijn gezond, sterk lijf en vluggen, maar vluchtigen geest, en zwak karakter; kind uit het groote, in den strijd om het bestaan hard tobbende, echtchristelijke gezin van den timmermanskuecht HORSTING. Van JOHAN, den buiten-jongen uit ZEELAND, met zijn niet zoo vluggen, maar ook niet zoo vluchtigen geest, met zijn krachtig willen waarmee hij zijn denkgeest tot gezet inspannen dwingt en ook zijn zwak, tot tering neigend lichaam ophoudt tot het hem tè machtig wordt; eenig kind van zijn verweduwde, innigvrome moeder, juffrouw WEREBOUT, die hij met zijn rijk, door teere godsdienst-zin geheiligd gemoed, zoo heel-lief heeft.

Van hoe die twee worden moeten christelijke onderwijzers, en daartoe op de normaalscbool komen; van hoe ze daar werken onder leiding van den, in meer dan een opzicht, voorbeel digen paedagoog, den directeur dier school; van hun omgang met de andere leerlingen, ook met dien pootigen, forschen boereknaap van even-buiten-de-stad, dien scherp-verstandigec, maar slecht-zinnigen KEES BANDELA; van de vriendschap tusscheo JAN en JOHAN; van hoe JOHAN, als hij, na eea voor hem fatalen wandeltocht met de andere jongens, door de duinen, bloed opgeeft, naar huis toe moet en dan teringlijder geworden, sterft, doch niet zonder op zijn vriend JAN, die in de vacantie bij hem logeert en met wien hij correspondeert, een invloed ten goede te hebben geoefend; van hoe JAN, vooral door dien invloed van zijn vriend, zijn karakteifouten na veel strijd en veel moeiten, te boven kwam en ten slotte niet alleen zijn akte haalt, maar alle verwachting j gaf van 'n échten christelijk-onderwijzer te worden, — dat alles vertelt GORDEAU in zijn TWEE JONGENS.

Of eigenlijk, hij vertélt het niet. Hij laat het u zien.

En dat is nu juist het mooie van dit boek, dat ik met zijn eenvoudige gegevens en als „jongensboek" bedoeld, daarom dan ook met genot van a—z heb gelezen.

Dit jongens-boek heeft kunst-waarde.

De schrijver heeft de werkelijkheid nauwkeurig en liefdevol waargenomen, en toen hij haar daarna heeft verbeeld, die dus ver-beelde werkelijkheid, zoo in zijn boek weten tevoorschijn te brengen, dat ge haar in die reproductie mét hem ziet en voelt.

TWEE JONGENS is een boek uit het leven dat is, maar gezien is door het oog van 'n man, dien ik tot dusver heel-niet kende, doch dien ik nu ken als 'n man aan wien geen artisticiteit mag ontzegd.

Het is 'n frisch en mooi boek, óok door z'n taal.

Want én de taal waarvan de schrijver zich bedient om te encadreeren, éa de taal, die de menschen er in praten, is de wel „gekuischte" maar toch de taal van bet leven.

En dan nog iets.

De schrijver Mencadreert" maar, meer doet hij niet.

Hij zet maar om de menschen, die, in hun doen en praten, hun eigen zielbeweeg uiten, S een lijst van wat levens-milieu; wel wat heel spaarzaam, maar wat voor 'n jongensboek misschien ook wel noodig is.

En dit nu geeft aan TwM JONGENS het voordeel boven andere „christelijke" jongensboeken, dat het voor jongens nergens „criant-vervelend" gaat worden.

Nergens toch „betoogt" de heer GORDEAU de alles-te-boven gaande waarde van het christelijk Geloof, maar aan het leven dat de menschen, jongeren en de ouderen, in dit boek leven doet hij die waarde zien.

Ik wensch dit boek in handen van onze christen jongens; leerlingen van onze Normaalscholen; onze H. B. Scholen en Gymnasia; en leden van onze Jongelingsvereenigingen.

Maar bij al ^t „geons", zou ik het ook wenschen in banden van jongens, die zelf, of wier ouders, niet tot „de onzen" behooren.

TWEE JONGENS toch is karaktervormend en kan niet alleen sterken, maar ook werken het gelooven in en het liefhebben van den eenigen waarachtigen God en Jezus Christus dien Hij gezonden heeft.

3. H. J. MEIJERINK. HOE JAN BARENDSE ZEE MAN WERD. Een verhaal voor Jongelieden. 'sGravenhage — Js. Bootsma — Electrische drukkerij.

Ook 'n jongensboek, maar door omvang en inhoud heel wat minder dan het vorige.

Hier is meer encadrement, maar van heel ouderwetsch en daarbij lang niet mooi genre, en ik betwijfel of door deze qnaliteit, bij grooter qnantiteit jongens tot blijven lezen zullen gelokt worden.

Voor den aard van des heeren MEVERJNK'S milieu-teekening dit staaltje uit het begin.

De spatieering is van mij.

Het zeedorpje HEIDUIN, „een klein en armoedig plaatsje."

„De dorpsstraat is niet meer dan tta Jlksche breede zandweg, waar des zomers de zeewind hooge stofwolken of blaast; 's winters als 't regent, is hij in een beekje veranderd, waar eenden en ganzen duikeltje spelen en waar men niet, dan met laarzen doorgddn kan. Het onooglijk dorpskerkje staat op een zwartachtig pleintje, dat met cintels en koolasch is aangekard. De ouderwetsche huisjes, langs de dorpsstraat, getuigen alle van een eerbiedwaardigen ouderdom en zien er vervallen en haveloos uit. De deuren en vensters, natuurlek verfloos, hangen schots en scheef in hun hengsels en zijn zóó verweerd, dat niet meer uit te maken is, welke kleur ze oorspronkelijk hadden."

Er worden in dit boek van den christelijken schrijver vele goede en stichtelijke dingen gezegd door hem zMf, maar juist dat geeft er al te veel het karakter aan van een „tractaaije".

Het gegeven is een boerenjongen, uit de buurt van HEIDUIN, die tegen den zm van zijn ouders naar zee wil en die, als hij betrokken raakt in een wild-stroopersonderneming, welke hem voor den rechter en bijna in'n tuchtschool brengt, dan toch hun toestemming krijgt, en ten slotte een „Christen-zeeman wordt, die zich zijne Christelijke roeping niet schaamt".

De schrijver verzuimt niet ons aan het einde van zijn boek omtrent JAN BARENDSE nog mede te deelen: „Hij is thans reeds jaren kapitein, op een der prachtbooten van eene groote zeevaartmaatschappij. Bespottingen vanwege zijn beginselen heeft hij niet meer te verduren. Hij weet er ook zorgvuldig voor te waken, dat niemand dergenen, die onder zijne bevelen staan, zich hierover heeft te beklagen".

De heer Meyerink bedoelt het goed.

3. C. BoGAARTs te ZEVENBERGEN. KENT GIJ uw BIJBEL? C. Misset, Doetinchem.

De beer H. KARSSEN, die, als ik het wel heb, godsdienstonderwijzer te AMERONGEN is, schreef op verzoek van den schrijver en uitgever, bij dit boekje een voorwoord. Het boekje is, voor het grootste deel, werk van den heer KARSSEN zelf. Hij toch voorziet zijn BIJBELSCHEN SCHEUR-KALENDER voor OUD EN JONG, nu reeds dertig jaren van bijbelvragen en bijbel-raadsels. De heer BOGAARTS te ZEVENBERGEN heeft die vragen en raadsels bewaard en, met goedvinden van den heer KARSSEN, geeft hij ze nu opnieuw uit. Het waren er niet minder dan 400, en de heer BOGAARTS heeft ze nog vermeerderd. Zoo annonceert hij. Toch geeft het boekje niet meer dan 400. Eerst de vragen en raadsels en dan van p, 93 tot p. 163 de antwoorden en oplossingen. l3e heer Karssen spreekt als zijn overtuiging uit, dat „wanneer dit boekje spoedig wordt gebruikt, menig levensuur, nu nutteloos doorgebracht, dan goed wordt besteed, tot opscherping van het verstand, tot onderzoek der Schriften, die wijs maken tot zaligheid, tot leering van elkander en tot eere Gods".

Ik eerbiedig deze overtuiging.

Toch komt mij het naaste doel dat men zich met dit boekje stelt — hoe uitnemend ook het eindoel is dat men er mee beoogt, — niet geheel onbedenkelijk voor. Dit, door middel van „bijbelsche" vragen en raadsels, „het verstand opscherpeh", doet mij te veel denken aan het, door middel van bijbelsche hoofdstukken te laten overschrijven of van buhen-leeren, „den ongehoorzamen wil verbeteren", en ook aan het, door middel van het opslaan van bijbelsche plaatsen, „de toekomst ontsluieren of een beslissing krijgen", — iets wat onze VOETIUS het a „sortilegium biblicum" noemde en als onvoegzaam Bijbelgebruik veroordeelde.

Maar ieder moet dit voor zich weten.

De heer BOGAARTS heeft zijn boekje, blijkens het titelblad, bestemd voor Zondagsschool, huisgezin, knapenvereeniging, catechisatie. Maar naar het oordeel van KARSSEN is het „in de eerste plaats zeer bruikbaar voor jonge mannen, ongelings-en knapenvéreenigingen en voor meisjesvereenigingen, Zondagscholen en Gatechisatiën."

Waar het in de tweede plaats voor bruikbaar is, zegt hij wel niet met zooveel woorden, doch wordt toch wel duidelijk als hij eenige regels verder schrijft: „Maar ook particulieren knnnen er zeer poed gebruik van maken, mits zij zoo verstandig zijn eerst hun krachten ter beantwoording der vragen te beproeven, eer zij de hierbij gevoegde antwoorden nazien".

Precies wat mijn schoolmeester ons altijd van de rekenboekjes van BOESER zei.'

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 oktober 1912

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 oktober 1912

De Heraut | 4 Pagina's