GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

I. CHMSTIUJKE SCHEURKAUENDER „BASMA-•AS" 1918. Uitgave van Oosterbsan en Le Cointre. Goes.

Ook op deien kalender dient de aandacht gevestigd.

Hij verdient dit om zijn ichild, dat 'n voorstelling geeft van de Wijzen ait het Oosten, die naar Bethlehem gaan en cich verheugen als zij de ster zien.

’n Mooi belicht en kleurrijk itnk.

Maar hij verdient het ook om, wat bij 'n Scheurkalender hoofdxaak is, zijn blok.

Wàt het plaatje op het blok voorstelt, is mij wel niet daidelijk. Maar zoo'n minder gelakt blok plaatje is bij 'n kalender, omdat het er tóch op Nieuwjaars-morgen afgenomen wordt, loo betwaariyk niet.

Als de inhoud van het blok maar goed is.

En, voorioover ik kon nagaan, mag dat omtrent het blok van OOSTEKBAAM'S EN LI COINTBE'S kalender gexegd.

Een sprekend dagcijfer; twee teksten, die gewoonliik verband honden en daarbij dan 'n goed stichtelijk woord.

2. PALISTINA HIT LAND DER H. SCHRIFT XN HET LEVEN ZIJNER INWONERS VOORAL IN ONZEN TIJD. Vrij bewerkt naar het Daitsch van DR. M. LOHR, onder toezicht van en met een voorwoord voorxien door Faor. M, NOORDTZI; . Kampen. J. H. Kok. 191a.

Dit boekje is een, door 'n vriend van PROF. NooROTZij, gemaakte vertaling van PROF. MAX LOHR'S VOLKSLEBSN IM LAND UND BIBEL.

In een zevental hoofdstukken wordt bet tegenwoordige Palestina en het leven zijner inwoners geschetst. Doch, xooals PROF. NOORDTZIJ in zijn voorwoord schrijft, „teden en gewoonten hebben bij de Oosteische volken maar weinig verandering ondergaan", en dit maakt, dat de lesing van DR. LOHR'S werkje ook kan bijdragen tot een beter verstand van bet Palestina der Schrift. Het is 'n interessant boekje, dut velen met klimmende belangstelling zullen lezen.

Er wordt in besproken: het land en zijn bewoners; het huiselijk leven; het leven en de positie der vrouw; het landleven; het zakenleven; het godsdienstig leven en ten slotte: Jerusalem voorheen en thans. Onderwerpen waarin, — de vakmannen uitgezonderd — zeker niet ieder t'hnis is. Ook nog aan andere leters dan die waaraan Prof. Noordtzij denkt: H. B. school-en Gymnasinm-jongens, Zondags-Bcnoolonderwijsers en leden onzer Jongelingsvereenigmgen, kan ik de lesbg en bestu« deering van dit boekje aanbevelen,

Het is aardig geUlnstreerd met tal van fijne plaatjes.

3. C. LINDEBOOM, Fred, te Goiincbem. KLEINE BIJBELOIOS, Handleiding tot het verkrijgen van Bijbelkennis. J. H. Kok. 191a. Kampen.

Ik zal van den Gios van wijlen mijn onderen vriend en tijdgenoot, den waardigen T. M. LooMAN, geen kwaad zeggen.

Ik heb daartoe, als schooljongen en ook nog als gymnasiast, mijn verlangen naar Bijbelkennis er te vaak mee bevredigd — en, een spreek» woord zegt, ik geloof, dat het een Arabisch is: „dat men niet spuwen moet in een beek, waaruit men zijn dotst heeft gelescht".

Toch wil het mij voorkomen, dat Ds. LINDEBOOM Tan GoRiNCHEM lang geen overbodig werk heeft gedaan met bet saamstellen van dezen nieuwen GIDS. Als wetenschappelijk gevormd en ook nog steeds voortstndeerend Tbeoloog, beschikt LINDEBOOM niteraard over een rijker kennis van en een rijper oordeel omtrent bet onderwerp, waar hij xijn lezers inleiden wil, dan waarover de Ker verdienstelijke dilettant-Theoloog LOOUAN beschikte. Daarbij komt, dat de bestaande kennis omtrent den Bijbel sedert het tijdstip dat LooMAN zijn GIDS schreef, op vele punten is verhelderd en vermeerderd.

Toch wil LINDEBOOM zijn GIDS, zooals hij zelf schrijft: „bestemd (hebben) voor eenvoudige Bijbellezers, wien nit allerlei oorzaak , de weg tot speciale handboeken niet openstaat".

En voor hen is dit boek een waarlijk voor> treffelijke Gids; een bijzonder geschikte handleiding tot het verkrijgen van Bijbelkennis. Men zegge nn niet, dat zoo'n handleiding niet noodig is en dat alleen gezet Bijbelleten de ^nige weg ii om Bijbelkennis te vcik^gen. Want al kan lazen over den Bijbel, het lezen in den B^bel ook niet vervangen, zóó toch hebben ook de vro^ieie geiUchtén, blijkrai de kaatteekaningen van onzen Statea-igbel, het itnk van da ^doorzichtigheid der H. Schrift" niet verstaan.

Bij het gebruik van dezen, bescheidenlijk genoemden: kltint Gids lal den eenvondigen Bijbellezer metterdaad veel duidelijk worden, wat hem bi] zijn lezen van den Bijbel niet maar t zoo terstond duidelijk is.

Wat de geachte schrijver heeft getracht: „bij het vele zaken hi een kort bestek saambrengen, de daaraan verbonden bezwaren zooveel mogelijk te ondervangen", - ^ is hem, naar het mij voorkomt, gelukt.

Het wèl doordachte plan, dat aan het werk ten grondslag ligt, maakt, dat men bij de veelheid van de stof niet voor de boomen het boscb vergeet. Daarbij is de schrijver nergens lang van stof, maar handelt hij ieder onderdeel kort af, doch dan altijd zoo, dat met waarlp didaktischen tact, die kortheid niet aan d duidelijkheid schade doet.

Het is een rijk, doch tevens, om dit germanisme te gebruiken, „overzichtelijk" boek.

Om een denkbeeld te geven van den inhoud:

Het boek bestaat nit twee deelen, die men als BijBBLKUNm en BIJBXLSCHX OUDHEIDKUNDE zou kunnen onderscheiden.

In het eerste deel wordt van den Bijbel in het algemeen en van den Bijbel als Gods Woord gehandeld. Verder van de boeken der O. en N. T. afzonderlijk. Vervolgens van de Bijbel-Geschiedenis üi hoofdtrekken en waarbij dan een AANHANGSEL komt, waarin bijzonderheden uit de Bijbcische Geschiedenis worden besproken. Aan het ebde van dit eerste deel een Overzicht van de Bijbelsche Aardrijkskunde.

Bij een volgenden druk, dien ik schrijver en uitgever van harte toewensch, zou ik üi bedenking geven, dat Aardriykskandig overzicht in het tweede deel onder dak te brengen ; daar toch hoort het t'huis. Dit tweede deel is niet meer of minder dan een knap en handig compendium van de Bijbelsche Antiquiteiten. Het handelt, na een Inleiding, eerst over: het GODS­ DIENSTIGE-en daarna over: 'tBuRaERUjK-MAATscHAPPELijK LEVEN vau Israël.

De heer C. GROEN, leeraar aan de christelijke Kweekschool te GORINCBBM, voorzag het boek met twee, door hem geteekende kaartjes, die den tekst moeten verduidelijken, en dit, juist doordat zij zelf niet door overvulling onduidelijk zijn, ook doen.

Bestemd voor eenvoudige Bijbellezers, zon het boek ó& k van nut kunnen wezen voor examinandi, welke zich toernsten tot het blijk geven van parate kennis op het stuk van BIJBELKUNDE.

4. JoNKVR. H, A.RAFPARD. GOEDE MANIEREN. Wat we doen en laten moeten in het dagelijksch leven. 3e herziene en veel vermeerderde druk. Firma F. Visser Azn. Haarlem — 1913.

Het voorkomen en de manieren welke wij als onbednidend verwaarloosen, zijn dikwijls juist datgene waarnaar de wereld ons beoordeelt en zijn oorzaak, dat dit oordeel ten gunste of ten nadeele van ons uitvalt".

Dit woord van LA BRUTERE liet FREULE RAPFARD als motto afdrukken op het titelblad van haar boekje, dat thans een jen druk beleeft.

Ik heb ze van m'n leven gekend, christelijke en ook niet-christelijke menschen, die beweerden, dat zij zich aan dat oordeel der „wereld" niet stoorden en dan ook, duidelijk als 'n Cynikns in het oude ATHENE, of als dat „Nichtje uit SoMALi-land" waarvan ik eens heb gelezen, toonden dat zij van goede manieren „niets hebben moesten".

„Allemaal huichelarij 1" of ook: „allemaal wereldsheid 1" was dan het onder-hoofdschuddengegeven, van zekere gekrenktheid getuigende antwoord op heusch toch niet kwaad bedoelde aanmerkingen. En omdat er met dezulken toch geen land is te bezeilen, werd het dan al spoedig maxiem om maar net te doen of je niets merkt en das ook niets meer te zeggen. Ik denk nu opeens aan dien commilito van me uit de zeventiger jaren, dat sterk-democratisch bijgewerkte studentje, die, toen de Mijesteiten ons eens voorbijreden, z'n hoedje ophield en, daarover later door ons in 't verhoor genomen, maar volhield, dat „zoo'n koning net een mensch was als 'n ander.”

Maar ik heb er ook gekend, die in 'n vertrouwelijke bui vertelden, dat zij zich aan het oordeel der wereld wèl stoorden, maar „niet recht wisten hoe het moest”.

Dezulken moet je dan vóorthelpen en dit dan zélf op een goede manier doen. En nu denk ik aan dat van fijn-gevoel en guede manieren getuigend doen van die Nederlandsche Prinses. Zij heeft het later verteld aan professor VAN OOSTERZEE, die het weer meedeelde aan 'n ander van wien ik het heb. Haar, met de bestemming van cuvetjts nog onbekende gasten, had zij eens uit de verlegenheid geholpen, waarin dezen, toen zij er uit waren gaan drinken, door de spotUchende tafelgenooten zaten, door aan zoo'n vingerbakje zelf even haar vorstelijke lippen te zetten. Van de eigenlijke bestemming dier kommetjes had zij baat dorpersche gasten eerst goedmoedig op de noogte gebracht toen zij, na afloop van het dejenner, even met ze alleen was.

Voor deze categorie van niet-of niet genoegzaam gedresseerde menschen ia dit boekje een betrouwbare raadgever omtrent hetgeen „wat men doen en laten moet in het dag^jksch leven".

En, eerlijk gezegd, al zul-je nu wel geen gevaar loopen van zoo'n mal figutu te nuiken als die gasten der Frinses met hun misbruiken van de cuvttjes, je kont er nog heel wat nit lecren.

Zoo geeft het, voor wie niet bepaald sterk is op het stuk van tituUtuur — weet u b.v. hoe men aan 'n Aartsbisschop moet schrijven ? — thans in dezen nienwen drak, een volledige titnUtnur-lijst.

Maar het geeft veel meer.

In IX hoofdstukken wordt achtereenvolgens gehandeld van: Aan tafel; Uiterlijk Voorkomen; Manieren; Kleeding; Iets over Bezoeken; Huwelijk, Overlijden, enz, ; In den huiselijken kring; Op straat; Het Gesprek; Voor Dames, Jongens en Meisjes.

Alles „vormen”.

Jawel, maar die men toch niet verwaarloozen mag.

Ook niet als men 'n christen is. '

Lees maar eeni Lukas VU:44-46.

‘t Zijn maar van die kleinigheden, doch daar is ook 'n macht van het kleine.

Behartigingswasrdig dacht mij voor sommigen wat Freule RAFPARD schrijft over het bij heeren: „opzetten van een hoogen hoed".

„De een draagt hem te veel achterover, de ander te diep in de oogen”.

Bepaald fnuikend vond ik wat zij schrijft op p. 64 : „Men moet er vooral aan denken, bij de gekleede jas nooit een witte das te dragen; dit doen alleen suppoosten en aansprekers”.

Ik dacht aan het preekcostunm onder ons Gereformeerden.

Ken diakonologiich vraagstuk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 december 1912

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 december 1912

De Heraut | 4 Pagina's