GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestfel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestfel.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. DR. S. O. Los, M. A. DE PARAENETISCHE NAKATECHISATIE. REDE gehouden bij de aanvaarding van het hoogleeraarsambt in de Theologie aan de Theologische School te Potchefstroom, op Zaterdag 7 Februari 1914. Uitgever: A. H. KooMANs te Potchefstroom. Uitgever voor NEDERLAND: H. A. VAN BOTTENBURG te Amsterdam.

PARAENETISCHE NAKATECHISATIE. 'n Theologische vakterm.

Maar, zooals het met vaktermen meer gaat, voor wie niet-van-het-vak zijn vragend om wat toelichting.

Wie geen vak-man, in dit geval geen theoloog is, weet wel, al zou hij het niet terstond kunnen definieeren, wat 'n KATECHISATIE is en van een NA-en VooR-Katechisatie hebben, althans onder ons, velen wel eens gehoord.

Maar nu dat sparaenetisch".

Daarin zit »paraenese«, dat zooveel als *vermaning" of „opwekking" beteekent. Men denke aan den „Vermaner" bij de oude Doopsgezinden. Zooals nu een „Na-" nevens een „Voor"-Katachisatie staat, de laatste vóór en de eerste na de toelating tot het H. Avondmaal wordt gehouden, zoo ook staat „paraënetisch" nevens „didaskalisch" of „onderwijzend”.

En dat zit dan weer zóó, dat de onderwijzing zich meer richt tot he'f „hoofd", het denken van den leerling, z'n bewuste zieleleven; terwijl het vermaan of de opwekking, zich meer richt tot wat daar achter ligt, z'n onder-bewuste zieleleven, z'n „hart", waarin zijn „de uitgangen des levens", die wondere wereld onzer „niet-geweten" Eiandriften, gevoelens en voorstellingen, waarvan wij slechts „weet" hebben voorzoover zij uit die diepte van ons zieleleven opstijgen tot boven „den dorpel van het bewustzijn”.

Nu zijn de twee nevensteUingen te combinéeren.

Didaskalische vóór-katechisatie en paraenetische na-katechisatie; maar ook paraenetische vóór-katechisatische en didaskalische na-katechisatie.

Wijl nu echter, naar het mij althans voorkomt, in betrekking tot de katechisatie, het »onderwijzende en het jvermanends, of het zich tot »hoofd« en het zich tot «hart* richtend woord, geen elkaar uitsluitende tegenstellingen zijn, kan men ook combineeren: een didaskalisch-paraenetische vóór-, en een paraenetisch-didaskalische na-katechisatie.

DR. Los denkt zich echter bij voorkeur de eerste combinatie en heeft het dan over de »paraenetische na-katechisatie.«

Geroepen om aan de Theologische School te POTCHEFSTROOM, waar ook DR. DU TOIT, wiens »RACHELS ik hier onlangs besprak, hoogleeraar is, de KERKGESCHIEDENIS en tevens, als ik het goed begrepen heb, de DIACONOLOGISCHE of „ambtelijke vakken" waaronder immers de CATE-CHETIEK valt, te doceeren, koos hij de „paraenetische na-katechisatie" tot onderwerp van zijn inaugureele oratie.

'n Onderwerp waSvan zeker niemand zal beweren, dat het voor een zoodanige Rede te

breed is. In dit keurig gestileerde, in een Afrikaansch-Nederiandsch, dat veel van onze „vereenvoudigde spelling" weg heeft, en wat zich als voertaal van wetenschappelijk betoog, gehjk hij het hanteert, lang niet 'ongeschikt toont — geschreven stuk, levert onze vroegere landgenoot, — DR. Los was naar men weet vóór hij in PRETORIA predikant werd, als zoodanig werkzaam, in DE LIER en in HILVERSUM—•, een wel gedocumenteerd en bezield pleidoói; ||i|0^3»Jde »PARAENETISCHE NA-KATECHISATIE”.

De dispositie is deze, dat hij dit zijn onderwerp eerst „historisch beUcht", dan »geneties onderzoekt" en ten slotte „krities zoekt te waardereen”.

In dit zijn betoog, waarin de hoogleeraar met iiame op de 4e eeuw n. Chr., »die het bloeitijdperk der Kathechese kan genoemd worden", de aandacht zijner hoorders vestigt, toont hij zich als een goed kenner van de kerkgeschiedenis èn van de geschiedenis der Kathechese, maar tevens een beoefenaar van de N.-T.ische studie, die ook met de „nieuwe ontdekkingen" — ik denk hier bepaald aan de Egyptische Papyri — bekend is. En aan deze zijn breede theologische onder ontwikkeling paart Dr. Los, die PROF. V. D. WIJCK, te UTRECHT, op een dissertatie over ARISTOTELES IN NEDERLAND tot doctor philosophiae gepromoveerd is, — blijkens deze REDE, een niet minder breede wijsgeerige en psychologische ontwikkeling.

Reeds op grond van deze oratie is het CURATORIUM der Theologische School te POT­ CHEFSTROOM met de keuze van zijn vroeger medelid Dr. Los tot hoogleeraar, te feliciteeren.

In het begin van zijn 2e onderdeel geeft de spreker, op grond van zijn historische belichting, deze definitie. s> De na-kathechisatie 'in engeren. zin is een onderwijzing van jeugdige lidmaten der kerk door kerkelijke ambtsdragers, kort na - hun toelating tot het H. Avondmaal, teneinde de daarin geopenbaarde verborgenheden tot hun harten te doen doordringen. In ruimeren zin is de na-kathechisatie een voortgezette onderwijzing der gemeente in de Christelijke godsdienst door middel van speciale predicatiën, kathechismuspreken, lidmaten-kathechisatiën, godsdienstlessen en huisbezoeken.”

NU kan men tegen den term »Na-kathechisatie" zijn bezwaren hebben.

Prof. A. KUIPER zegt en mijns inziens terecht, in zijn Encyclopaedic III p. 510, »dat de na-cathechisatiën met hen, die reeds ten H. Avondmaal zijn toegelaten, hoewel ze op den grondslag der Catechisatie voortbouwen, toch buiten de Catechese vallen, overmits de toegelatene tot het H. Avondmaal geen Cathechumeen meer is".

Maar, DR. KUYPER noemt, a. w. op p. 509, oók en dat mijns inziens niet minder terecht, als een der vier bestanddeelen der Catechese: het paraenetisch-paedagogisch inwerken op 'het gemoedsbestaan van den catechumeen.»

Dat nu »de paraenese, die zich met de mystiek van het hart in rapport stelt«, zooals hij op p. 510 schrijft, »door heel de Cathechese moet heengeweven«, dunkt ook mij zoo.

De religie is als religio subjectiva toch zeker niet minder een zaak van het hart^ dan van het hoofd en de hand.

Toch wil het mij voorkomen, dat waar de practijk niet altijd klopt op de theorie; wat is niet steeds beantwoordt aan wat behoort te zijn; de werkelijkheid niet immer opgeheven is tot het ideaal, — hetgeen Prof. Los als »nakatechisatie in enger zint. definieert, — de term nu daargelaten, — althans overweging verdient.

Overweging ook, omdat wat hij zoo noemt een zeker niet te onderschatten middel tegen het intellectualisme op religeus gebied kan zijn.

Ik kan daarom, vooral aan predikanten, de lezing van deze voor »de mystiek van het hart« zoo warm opkomende en daarom mij zoo weldadig aandoende. REDE van DR. LOS ten zeerste aanbevelen.

2. DR. H. H. KUYPER. DE TAAK DER GE­ MEENTEBESTUREN INZAKE ZONDAGSRUST. Utrecht, — G. J. A. Ruys — 1914.

Uitgenoodigd, door den »Bond van antirevolutionnaire gemeenteraadsleden» een referaat te leveren over de vraag: «Welke roeping de gemeente in zake de Zondagsrust heeft.? « is daaraan door DR. KUYPER in de vergadering van dien Bond, in November I.h, voldaan.

„In ietwat uitgebreider vorm" is dit referaat thans verschenen in het Tijdschrift CHRISTEN-DOM EN MAATSCHAPPIJ, onder redactie van MR. P. A. DIEPENHORST, en wel als No. 9 en 10 van Serie 6.

De referent zet daarin eerst • uiteen, wat z.i. de roeping der Overheid in het algemeen tegenover de Zondagsrust is, omdat daardoor de principieele lijnen kunnen getrokken worden, die zijn onderwerp beheerschen. Vervolgens gaat hij na, in hoeverre de gemeentelijke overheid onder vigueur der bestaande wetten aan deze roeping kan voldoen. Eindelijk bespreekt hij in zijn referaat de vraag: welke veranderingen in de bestaande wetten z.i. behooren aangebracht te worden, opdat de gemeentelijke overheid beter in staat zij, hare roeping in dezen te vervullen.

Aan deze, van ernstige studie, óók op sociaal en legislatief gebied getuigende behandeling, gaat vooraf een korte verklaring van het begrip Zondagsrust, waaronder DR. K. niet alleen stilstandvan denarbeid^TOAzxooVZondagsheiliging verstaat en waarbij dan tevens op de hooge beteekenis van den Rustdag als goddelijke Scheppingsordinantie wordt gewezen.

Alsnu komend tot zijn eerste onderdeel, zet de referent uiteen, dat naar beginsel van Christelijke politiek de Overheid, als Dienaresse Gods en Custos legis^ geroepen is, deze ordinantie Gods voor heel het volksleven te handhaven en ddt wel „voor zoover haar bevoegdheid reikt", alzoo alleen op het hare, d.w.z. op het publieke terrein.

Hieruit volgt dan de roeping der Overheid om onnoodigen Zondagsarbeid op fabrieken of andere werkplaatsen te verbieden en evenzoo om, gelijk nu reeds, althans gedeeltelijk, in BERLIJN geschiedt, gedwongen winkelsluiting op Zondag voor, te schrijven. Komend tot het religieuse doel, dat de Zondagsrust naast het sociale heeft, verklaart DR. KUYPER, terecht, dat de Overheid daartoe, niet, zooals het standpunt der vroegere Gereformeerden was, kan of mag dwingen. Haar roeping als Overheid van een christelijk volk eischt echter, weg te nemen alles wat de religieuze viering van den Zondag, op publiek terrein, belemmeren zou. Als zoodanig noemt hij dan naast het gebieden van winkelsluiting en het verbod van JDubheken arbeid, het geheel of althans gedurende de godsdienstoefeningen, verbieden van publieke vermakelijkheden, publieke vergaderingen en pubheke optochten; ook het verbieden van het houden van wedstrijden en sportoefeningen op gemeenteterreinen en van het laten opstijgen van luchtballons en vliegmachines op Zondag.

Wat hier goed doet is KUYPER'S bezonnenheid.

Hij is daarmede in volkomen overeenstemming met de oudste Gereformeerden, en laat mij er aan mogen toevoegen, ook met THOMAS VAN AQUINO, op het stuk van Zondagsrust. Verklaart DR. K., zooals ik reeds mededeelde, met het standpunt der vroegere Gereformeerden „radicaal en besUst te hebben gebroken", met deze vroegeren heeft hij dan bepaaldelijk op het oog die lateregeneratie van Gereformeerden ten onzent, welke de nomistische, meer »Joodsche dan Christelijke Sabbatstheorie der Engelsche Puriteitens hadden overgenomen. Als beoefenaar van professie onzer vaderlandsche Kerkhistorie valt 't hem licht, met tal van citaten aan te toonen, hoe de oudste generatie, — THOMAS had dit evenzeer gedaan, - -rekende met sde werken van noodzakelijkheid* en »de werken van barmhartigheid.» En onder de werken van de »tegenwoordige noodzakelijkheid» noemt K. dan, »dat op tal van fabrieken de arbeid op Zondag niet geheel kan stil staan; dat post, telegraaf en telefoon, trein en tram op Zondag niet geheel kunnen worden stopgezet.”

Waar de referent dan in'zijn tweede onderdeel nagaat, op welke wijze de gemeentelijke overheid onder de bestaande wetgeving hare roeping kan vervullen, komt hij tot onze „Zondagswet". Hij wijst dan aan, dat al moge deze Zondagswet voor de gemeentelijke overheden ter vervulling van haar roeping „eenerzij ds een blok aan het been wezen, zij haar toch anderzijds zekere rechten geeft". En dat „al is door de Rijkswetgeving het terrein waarop de Gemeenteraad arbeiden kan, beperkt, dit terrein daarom zeker niet zonder beteekenis is". Hierbij wordt dan o.m. verwezen naar Art. 144 der Grondwet.

Maar juist met het oog op de omstandigheid, dat de gemeentelijke overheid slechts iets, zij het dan ook meer dan men gewoonlijk aanneemt, onder de bestaande wetgeving tot bevordering der Zondagsrust kan-doen, — wijdt Dr. Kuyper zijn derde en laatste onderdeelaan de beantwoording der vraag, welke veranderingen in de bestaande wetgeving z.i. behooren aangebracht. Naar zijn inzicht zou een nieuwe Zondagswet, die zeker ook den rustdag voor den arbeider heeft te verzekeren, de fout der tegenwoordige, en wel die eener uniforme regeling voor heel het land, — hebben te vermijden. Hij is het daarom goed eens met MR. PAÏIJN, die in zijn rede op het tweede Congres voor Zondagsrust, als zijn meening uitsprak, dat de wetgever wel algemeene regelen zou geven voor de nijverheid en de bedrijven, die om eenheid van regeling vragen, maar voorts de regehng van al wat tjlaatselijk de Zondagsrust bevorderen kan, aan de Gemeetiteraden overlaten.

Met dit klaar en duidelijk'referaat heeft PROF. KUYPER niet alleen de antirevolutionaire gemeenteraadsleden, maar allen die in Zondagsrust belangstellen, aan zich verplicht.

Het is een stuk van blijvende waarde.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 maart 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Leestfel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 maart 1914

De Heraut | 4 Pagina's