GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

DR. A. G. HONIG. > EÏHISCH« OF GEREFOR­ MEERD? — EENE STUDIE. Utrecht — G. J. A. Ruys — 1914.

I.

Ik ken een raensch, die, nadat hij zijn akademie-studie voltooid, zijn proponents-examen bij een der Provinciale Besturen afgelegd en een beroep in de HERVORMDE KERK aangenonien had, zich op een mooien zomer-middag de weelde veroorloofde van een bezoek aan SCHEVENINGEN. Vol jolijt over zijn nu-heel-en-al-klaar-zijn en in hevig verlangen naar alleen-zijn, liep hij, wèg van het mondain gedoe bij het BADHUIS, dat. later in vlammen is opgegaan, met vasten tred over het mulle zand, tusschen het gehelmde duin —T-de basaltmuur was er nog niet — en de kalm-golvende zee. In zijn ziel lachte het mee met het blije, de bij het hek liggende strand-ezels en - paarden en de kuilen-g.ravende visscherskinderen, vermooiend zonlicht en zong het mee met den rythmischen zang der golven. Toen hij eens omzag naar het hooge duin, lag de Vuurtoren al vèr en mèt dat hij naar hem keek, hoorde hij de kerkklok slaan.

Plots dacht Theoloogje aan wat weldra zijn kerk zou zijn; stond even stil en de vraag kwam op: wèt hij daarin zou preekcnf IJie vraag, verontrustte hem allerminst en fluks-zette hij er dan ook als antwoord achter: »de geloofservaring der Gemeente*.

Weer ging hij voort langs het hier eenzaam geworden strand, turend naar de kwallen en zeesterren voor zijn voeten, vol jolijt over hetnu-hcel-en-al-klaar zijn, maar thans ook over het weldra zijn werk-in-de-Gemeente beginnen.

Düs liep hij al meer in de richting van de zee, toen van den duinkant een: »Hè, jij zoo hier!< hem trof en hij op zich zag toetreden de forsche gestalte met den inteliigenten TuRK-kop van zijn professor. Zijn professor, die in zijn jonge jaren óok Theoloog was geweest, doch om z'n MoDERN-zijn, geen predikant, maar docent aan een H. B. S. was geworden en kort daarop, verdienstelijk beoefenaar der historie als hij was, hoogleeraar.

Theoloogje stond wat-beteuterd.

Zag zoo öp tegen professor om diens geleerdheid ; diens prachtig uitbeelden van historisch leven; om diens rhetorische wendingen eri fijne zetten. Mocht bij al dat opzien, zijn professor a toch ook zoo graag om diens bij al zijn objec­ d tieve historie-beschouwing, toch nooit, als een o andere K.'VRNEADES, zijn oordeel terughouden, maar na 'n sonoor: > doch mijne heerenl God z is niet neutraal!" zijn zedelijk beoordeelen van de personen uit het verleden onverholen uitspreken. Mocht hem zoo graag ook om zijn z steeds genaakbaar en altijd hulpvaardig zijn.

Dan, na beleefde begroeting en een: »Ja, s Professor! u begrijpt, na al die examens ", ms werd Theoloogje, met 'n echt-vaderlijk: , , Zeker, zeker!" heelemaal op zijn gemak gesteld.

Saam wandelden zij terug en toen spoedig c professor hoorde van het beroep, was het: „zoo C en wat zal jij daar gaan preeken? " Ook nu gvt was Theoloogje wel met zijn antwoord gereed, : maar sprak, om toch niet aanstellerig te doen, van »de geloofservaring der Gemeente", - een beetje bedeesd uit. Professor begreep.

In zijn donkere oogen tintelde het en in zijn sonore stem klonk een ironisch toontje, toen hij zei: „De geloofsderving der Gemeente, maar mijn beste jongen! dat is dê geloofsderving van meneer.... en zijn vrinden!"

In piëteit-vol gedenken aan wien hem eens droeg, laat ik den naam, die genoemd werd, hier oningevuld.

Aan deze, , al vele jaren geleden ontmoeting, op het ScHEVENiNGscHE-strand, van dien mij bekenden mensch, werd ik door »ETHISCH« OF GEREFORMEERD ? herinnerd. EenSTUDiE, diemij, na lezing en herlezing bleek ten volle te verdienen de uitvoerige bespreking welke ik in dit en een volgend artikel er van zal geven.

Wat den hoofd-titel betreft, hadden de aari-n halingsteekens wel weg kunnen blijven. Zij T toch doen denken, al kan PROF. HONIG, die zich H zoo gelukkig weet te spenen van het odium t theologicum, zulks niet hebben bedoeld, aan een v represaille over het „Gereformeerd" in enkele b ethische pubHcaties uit vroeger jaren.

Ook ware het beter geweest in de STUDIE nimmer van ethische richting., doch, zooals de schrijver ook meestal doet, steeds van ethisch beginsel of — theologie te spreken.

Dan, dit zijn maar kleinigheden, die men bij deze STUDIE van DR. HONIG gaarne overziet. Want al is er niet veel studie iloodig om er achter te komen welk antwoord de KAMPERdogmaticus op de vraag > Ethisch of Gerefor S v l l d meerd? * zal geven, de wijze waarop dit antwoord IH is gedocunjenteerd, getuigt van zoowel breed opgezette als diepgaande studie.

PROF. HONIG gunde zijn niet in druk vastgelegde rectorale oratie die, — zooals ook blijkt wanneer hij op p. 31 van zijn hier-besproken werk, bij vergissing. Spreekt van > het tweede deeJmijner r, f(fe, « — uit deze STUDIE geboren is, - slechts 'n leven van éen dag en uitsluitend in den kring onzer THEOLOGISCHE SCHOOL. Het is daarom des te meer te waardeere», dat hij van dit ephemerische kindeke de, naar alle waarschijnlijkheid nog voor lang niet ten doode opgeschreven, moeder thans in breeder kring introduceert.

Van de 75 bladzijden van »ETHISCH« OF GERE-FOR.MEERD? zijn p. 5—8 ter inleiding bedoeld. Wat pp de eerste 3 dezer 4 bladzijden staat, had hij echter, naar het rnij voorkomt, achterwege kunnen laten. Waar toch, met argumenten ontnomen aan CALVIJN'S INSTITUTIE, de'SYNOPSIS PURiORis THKOLOGIAE en den HEIDBLBERGER CATECHIS.MUS, — HONIG noemt hem p. 7 ook : de Confessie, —-de > beschuldigingc derEthischen wordt weerlegd, dat bij de Gereformeerden de ethische factor in de subjectieve religie ontbreekt, iets wat in dit verband wel niet anders.kan beteekenen dan het wilselement, daar kan ik mij niet denken, dat bij een ethisch Theoloog déze beschuldiging zelfs maar zou zijn opgekomen, veel minder nog uitgesproken. Zeker, het pathologisch verschijnsel der hypertróphie van één der drie elementen der religio subjectiva kin zich voordoen, maar dat geen der drie er in ontbreekt, weet toch ieder Theoloog, die van > de - wijsbegeerte der religie* geleerd heeft, dat denken, voelen en willen er de constitueerende elementen van zijn.

Het komt mij bovendien ook daarom voor, dat hij die eerste 3 bladzijden ter inleiding achterwege had kunnen laten, omdat zij met het onderwerp der studie in geenerlei verband staan. Met een duidelijkheid, die niets te wenschen overlaat^ kondigt DR. HONIG, wanneer hij op het einde van zijn »ter inleiding* zelf op dreef raakt en zijn lezers op dreef brengt, dit onderwerp aan. Daar toch zegt hij van wat hij noemt: de «ethische richting": »En tegenover het Gereformeerde gevoelen, dat de Heilige Schrift is de kenbron der waarheid, het principium externum, Theologiae, stelt zij dan ook de meening, dat de geloofservaring van de gemeente het beginsel der Théologie is."

Over déze tegenstelling loopt metterdaad de STUDIE : «Ethisch of Gereformeerd" en op meer dan een plaats in dit zijn werk verzekert PROF. HONIG dan ook, dat het hem om de weerlegging van het tweede deel in deze tegenstelling te doen is.

Ter behandeling van dit zijn onderwerp steekt de hoogleeraar echter nog niet terstond van wal. Zijn «tér inleiding* toch eindigt met de mededeeling, dat hij zich voorstelt «eerst het ontstaan, de historie en het streven van de »ethische" richting in Nederland te Schetsen en daarna aan te toonen, dat de Theologie niet op de geloofservaring der gemeente kan worden gebouwd".

• Hoewel deze methode mij een analogie aanbiedt met die van sommigen onzer oostelijke naburen, door HEINE verduidelijkt aan het voorbeeld van dien Duitschen geleerde, welke tot de behandeling van zijn onderwerp : »de voeten der Haraburgerinnen" eerst .^ou overgaan nadat hij »de voeten in het algemeen*; > die der olifanten*; en »die der Ouden* had besproken, ben ik mijij„yriend en ambtgenoot HO.VIG voor dit zijn eerste deel, p. 8 - ^ p. 31, toch dankbaar. .

Hij immers gaf zijn STUDIE niet.t-nkel voor de Ethischen, maar ook voor de Gereformeerden en ik weet bij ondervinding, dat onder deze tweeërlei belijders van Jezus als Gods Zooii, omtrent elkanders gevoelens vaak zonderhnge ineeningen in omloop zijn. Het kwam toch, om nu maar bij de Gereformeerden te blijven, niet alleen voor dat, zooals op p. 29 der STUDIE staat: „minder ontwikkelde en heftig aangelegde leden der gemeente in hunne veroordeeling van de „Ethischen" meermalen te Ver gingen", maar' bij dit „te ver gaan" denk ik, onder meer ook aan dien collega, die eens voor mij preekte, toen ik nog doniinee in FRIESLAND was en die wel voor de Gerefor meerde Theologie was, maar bewijzende teekenen gaf van noch achter deze, noch achter de ethische Theologie te wezen. Er is met dit »te ver gaan*, zools HONIG terecht. aantoont, buiten maar , ook binnen de muren gezondigd. Om althans het laatste te verhelpen, is dit eerste deel van PROF. HONIGS STUDIE zeker niet ondiehstig.

Als éen schets biedt hét zich aaii en als zoodanig wil het dan ook beoordeeld.

Het ontstaan der „ethische" richting, om in ziin terminologie te blijven, vindt DR. HONIG bij ViNÈï, wiens, ook voor mij zonderiinge beschouwing omtrent het „geweten" ; wiens wilsprimaat; individuahsme; afkeer van speculatieve systemen; en wat ik zou willen noemen „ethïcisme", door Honigjdïis omschreven: sin [zijn]' christologie is alles moraal. De Godheid van Christus, de verzoening, ja alle mysteriën des geloofs zijn in den grond der zaak moraal", — vluchtig, maar toch wel duidelijk wordt geteekend.

Van de historie der «ethische* richting in Nederland kan zeker meer worden verteld dan PROF. HONIG hier doet, doch men bedenke, dat hij zich niet meer voorstelt dan te schetsen. ^ Hij laat die historie beginnen met den ouderen CHANTEPIE DE LA SAUSSAYE, «in wiens gemoed de nieuwe ideeën van VinËx weerklank vonden* en hij noemt onjuist de voorstelling, dat op DE LA SAUSSAYE de invloed van SCHLEJER.MA€HER grooter , dah die van VINËT ZOU zijn geweest; iets wat hij dan op p. 25 e. v. nader aantoont. Van dè min vriendelijke ontvangst van DE LA SAUSSAYK'S denkbeelden in niet-orthodoxe kringen en van diens verhouding tot de «orthodoxen*, vindt men hier op p. 10—-14 een goed overzicht. Na den dood, in 1874, van den «baanbreker der «ethische* richting in Nederland*, wien het gelukt was een School te vormen, waaruit de STUDIE een vijftal «leerlingen in ruimer zin* noemt — GUNNING, VALETON, V. DIJK, DAUBAN-TON en den jongeren DE LA SAUSSAYE — acht HONIG, dat, in 1882, door de veel besproken toespraak van VALETON: «EEN NIEÜW'BEGIN*, voor de ethische Theologie «de periode van bloei is ingeluid* p. 15. Hij verhaalt dan hoe VALETON in die toespiaak profeteerde, «dat de dood van Van Oosterzee de grens tusschen wee onderscheiden perioden der Nederlandsche heologie zijn zou. De apologetische periode' S ou plaats maken voor die waarvan De la o aussaye de voorlooper was geweest." Vertelt o an de bedenkingen door die toespraak uitgeokt. Bedenkingen welke" GUNNING in zijn ijvige en door helderheid uitnruntende verhaneling: «HET, ETHISCH K.«RAKTER DER WAAR-EIO* te vergeefs had zoeken weg te nemen* v e (p. 16). Maar ook verhaalt hij hoe «de vurig gekoesterde wenschen van VALETON zeker niet alle zijn vervuld*; de «ethische* richting, door én na Ds. HULSMAN'S referaat op 30 Oct 1911 zich tegen allerlei aanval had te verdedigen en eindigt dit zijn historisch overzicht met als zijn oordeel uit te spreken, dat «niet alleen de strijd over den grondslag van het nieuw op te trekken gebouw telkens op laaide, maar ook het voortbouwen op dezen grondslag naar het aangegeven bestek in dertig jaren tijds niet voorspoedig is geweest.*

Beducht, dat zijti lezers om dit alles de uitdrukking: «periode van bloei* op p. 15 als ironie zouden opvatten, verzekert PROF. HONIG nog eens nadrukkelijk, dat hij haar alleen in dien zin bedoelt, «dat metterdaad «de apologetische School* hare beteekenJsvolleplaats inboette, en schier allé theologen, dié wel belijden, dat Jezus is de Zone Gods, maar in de Gereformeerde Confessie zich niet kunnen vinden, het Schlagwort schallen doen: Eene nieuwe theologie op ethischen grondslag eisCht der tijden nood!* (p. 18).

Over het derde, naar het mij toeschijnt bijzondere geslaagde onderdeel van dit eerste hoofddeel der STUDIE, waarin PROF. Hotnoiittstrevenva.n de «ethische* richting in Nederland schetst en dat, door zijn welwillend indenken van het bedoelen der ethische Theologen, zoo weldadig aandoet, - een volgend maal.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 januari 1915

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 januari 1915

De Heraut | 4 Pagina's