GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De kinderen des Verbonds.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kinderen des Verbonds.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXIII.

Laat het zich dus zeer goed verklaren in verband fnet de gegevens, die de Heilige .Schrift ons biedt, hoe de practijk van den kinderdoop reeds in dé Apostolische. Kerk is opgekomen, dan volgt hiferuit tevens, dat er geen enkele grond is om aan te nemen, zooals vele nieuwere' schrijvers doen, , dat. de kinderdoop niet van Apostolische herkomst zou zijn, mair eerst tegen het einde der tweede eeuw' in zwang is gekomen onder den invloed 'van de toen opgekomen leer van de absolute noodzakelijkheid van den doop en de bijgeloovige beteckenLs, die men allengs aan dit sacrament hechten, ging. Trouwens, van deze nieuwere schrijvers weet niemand te zeggen, wanneer dit gebruik dan zou opgekomen zijn, aan wiens invloed het te danken was, en. hoe het zoo snel in de Kerk is toegenomen. Zelfs Harnack moet erkennen, dat de oorsprong van den , kinderdoop geheel in het duister wegschuilt.

Wanneer wé ook'dit vraag, stuk hier ter sprake brengen, dan is dit niet, omdat het goed récht van den kinderdoop voor ons rusten zou op de oudheid van dit gebriiik in'^de Christelijke Kerk. Wanneer de Roomsche Kerk' als een der hoofd'argumenten voor den kinderdoop zich beroept op, het getuigefiis der Kerkvaders, "die yerklaren, dat de kinderdoop van Apostolischen.oorsproii.g is, dan , hangt dit saam. met haar leer, , dat naast de Heilige .Schrift'VOor ons ook'-gezag, hee.ft de mo^deitHge overlevering van de Apostolische leer ert' irt'zèftingen, zooabdéze met name bij de Kerkvaders te vinden is, En deze leer brengt zoO ernstige gevaren' mede, dat geeti Prófestaht zich mag laten l verleiden, ', ook at ' geschiedde diCtnet het a gtïiede' "doet ' om' 'déri kinderdoop ^tc, , yer, dedigéh, in dit argument zijn kracht te gaan i zoeken. De eénig afdoende grond voor den kinderdoop ligt in de Heilige Schrift. Noch dè oudheid van den kinderdoop, noch de algemeenheid van het gebruik beslist, maar alleen" het Woord van God. Waarde heeft dit getuigenis der Kerkvaders alleen om daarmede aan te toonen, dat de voorstelling alsof de kinderdoop eerst van-later oorsprong zou wezen en te danken 'zou zijn aan een geheel verkeerde en onschrlftuurlijke opvatting van den doop, niét juist is. Want indien deze voorstelling juist ware, en dat hebben de nieuwere schrijvers maar al te veel uit het, oog verloren, dan behoort de kinderdoop in een gezuiverde Christelijke Kerk ook niet thuis en hebben de verwerpers van den kinderdoop 'volkomen gelijk - -.

Het voornaamste argument nu, " dat men ook hier weder aanvoert, is het , argumentum e silentio. De Kerkvaders, die onmiddelijk na" de Apostelen geleefd hebben, zegt men, zwijgen over den kinderdoop geheel; eerst tegen het einde der tweede eeuw vindt men voor 't eerst van den kinderdoop gewag gemaakt, en Tertullianus die dit doet, protesteert er nog ten sterkste i tegen. De kinderdoop moet dus eerst tegen het einde' der tweede eeuw zijn opgekomen, want, vóór; dien tijd is er geen spoor Van te . ontdekken. En vyaar het nu vast; ; taat, dat juist in dezen tijd een geheel verkeerde voorstelling van. den doop aan het opkomen was, is daaruit het o'pkomen van den kinderdoop te verklaren.

Intusschen is het niet-moeilijk aan te toonen, dat dit zoogenaamde argumentum e .silentio niet afdoende is. Dat de oudste Kerkvaders, wanneer zij over den Doop spreken, vooral het oog hebben op den doop der volwassenen, spreekt'van zélf en is evenmin te verwonderen als bij de schrijvers van het Niéuwe Testament; zoo lang ' de Kerk nog een zoo sterk mission nair karakter droeg, was de doop der volwasenen, ' of juister-nog gezegd, de proselietendoop, regel. Maar uit hun , z%vljgen over den kinderdoop af te leiden, dat deze toen nog niet plaats vond, is een conclusie, die veel te ver gaat. Een enkel voorbeeld moge dit aantoonen. Bij den Kerkvader Clemens, die tegen 't einde der tweede eeuw te Aleandrië als leeraar is opgetreden én omsireeks 216 is gestorven, vindt men in zijn uitgebreide geschriften, waarin hij meermalen over den doop spreekt, niet één woord over den kinderdoop. Ging het argumentum e silentio op dan zou dus toen te Alexandrië de kinderdoop nog niet in gebruik zijn geweest. En toch weten we toavallig uit de geschriften van Origines, die zijn leerling en opvolger was, dat de kinderdoop te Alexandrië reeds lang gewoonte was en die gewoonte zoo oud was, dat men haar aan de Apostelen toeschreef. Op de waarde van dit getuigenis komen we later terug. Thans was het alleen te doen om te laten zien, hoe weinig dit argumentum e silentio beteekent.'

Maar ook afgezien daarvan zijn de getuigenissen, die voor den kinderdoopspreken, veel sterker dan men gewoonlijk aanneemt. De fout was alleen, dat men vroeger déze getuigenissen te veel op zichzelf nam als uitspraken van enkele kerkvaders, die vóór den kinderdoop waren en niet genoeg lette op de beteekenis die dit getuigenis had èn voor de oudheid èn voor de algemeenheid van den, kinderdoop. Op drie getuigenissen komt het hier vooral aan; op dat van Irenaeus, dat van Tertullianus en dat van Origines. Op de beteekenis van deze getuigenissen moge daarom hier iets breedvoeriger worden gewezen.

Het getuigenis van Irenaeus ga voorop., niet omdat - dit het sterkste is, maar omdat het het oudste en belangrijkste is. Irenaeus, die in 178 bisschop is geworden van de Christelijke Kerk te L> ^n in Gallië, was geboren en opgevoed in Klein-Azië en was een leerling van Polycarpus, den bisschop van Sm\'rna. die op zijn beurt weer een leerling was van den Apostel Johannes, en in 15 5 den marteldood is 'gestorven. Trouwens, Pohcarpus was niet de eenige, die den Apostel Johannes nog persoorilijk gekend had, maartn Klein-Azië had men destijds meerdere »óudsten« of »ouderlingen«, zooals Irenaeus zé noenit, die Johannes en de andere Apostelen hadden gekend en trouw de gedachtenis aan hun woorden en instellingen bewaarden. Irenaeus, die in dezen kring was opgevoed, leefde dus nog geheel uit deze Apo.'Stolische traditie; in zijn werken beroept hij zich telkens op wat deze »pudsten« van de Apostelen hadden gehoord, en al wat tegen deze Apostolische traditie inging, wat een »nieuwigheid«'was, verwierp hij reeds daarom zoo beslist mogelijk. In zijn geschriften tégen de Gnostieken is een van de hoofdargumenten tegen deze kettersjuist, dat zij van de Apostolische traditie, die door de Kerken overal onderhouden werd, waren afgeweken. Ook maar een oogenblik ' te denken, dat. een man als Irenaeus, die zoo stipt aan de Apostolische traditie zich hield, een nieuwigheid als den «kinderdoop", gesteld dat de kinderdoop toen eerst was opgekomen, in bescherming zou genomen hebben, is dan óok ondenkbaar. En toch kan er wel geen twijfel over bestaan, dat Irenaeus disn kinderdoop niet alleen gekend, maar ook goedgekeurd heeft. Niet dat hij den kinderdoop daarom uitdrukkelijk heeft verdedigd of dien «elfs met zooveel woorden vermeldt, maar wat hij aangaande dé kinderen 7.egt, ook Harnack en Seeburg erkennen dit, bewijst, dat hij den kinderdoop als van zelf sprekend heeft beschouwd. In zijn beroemd werk, legen de ketterijen, boek II hoofdstuk, 2 g 4, zegt, hij, , dat Christus .gekomen is orrt W//«rzalig te maken. Hij verstaat dit a/Un in dien zin, dat dit geldt van iederm . - — ••!•!!*! leef tijd: \i\] noemt deze ! ecftij'den , dan acfitereen'^> bIgeo4 op: , infantes, , - parvuli, pueri, , juveije.s en seniores. Nu hebfeen we in onze taal niet een zöo rijke woordenkeuze als het Latijn, maar de onderscheiding, die Irenaeus. hier maakt tüsschen kinderen, die - nog niet spreken, kunnen, kleine kinderen, knapen, jongelingen en ouderen, toont genoegzaam, dat hij onder de eerste categorie de jongste kinderen verstaat. Ook wat'Irenaeus er op volgen laat, dat Christus om dit te doen, eiken leeftijd heeft doorloopen; dat bij - den^ kleinsten kinderen, een klein kindeke, den knapen een knaap, den jongelingen een jongeling, den ouderen een oudere geworden is, bewijst dit. En waar Christus nu gekomen is om deze allen zalig te maken, verklaart Irenaeus, dat ze daarom allen , , door Hem worden wedergeboren in God" en dat Hij „de kleinste kinderen geheiligd heeft, zelf een klein kindeke geworden zijnde". Nu heeft Irenaeus in zijn korten tijd geleden teruggevonden geschrift. Tot biewys der Apostolische prediking Hfdst. 3 als het geloof, dat door de Oudsten, dé leerlingen der Apostelen, hem overgeleverd wasj gezegd, dat »dit geloof voor alle dingen ons onderricht te gedenken, dat wij den doop ontvangen hebben tot verigiffenis der. zonden en dat deze doop hét zegel van hei seuwige léven is en de wedergeboorte, th God". Indien nu volgens-Irenaeus ook de kleinste kinderen door Christus worden »wedergeboren in God« en de doop »de wedergeboorte in God« bezegelt, dan volgt hieruit, dat Irenaeus den ki7iderdoop onderstelt. Trouwens, heel het geding over den kinderdoop, loopt juist over de vraag of kleine kinderen wedergeboren worden. Wie de wedergeboorte der kleine kinderen erkent, kan ook tegen den doop der kinderen geen het minste bezwaar hebben. Dé doop istoch niet anders dan het teeken eri zegel der wedergeboorte.

Tweeërlei nu blijkt hieruit. Vooreerst, gelijk ook Harnack toegeeft, dat de skinderdoop ten tijde van Irenaeus reeds . zeer verbreid was«. , .'Dogmengeschichte •*) I, blz. 473). Het getuigenis van Irenaeus, die in Klein Azië was opgevoed, die te Rorne als leeraar is opgetreden en steeds de nauwste banden met de Kerk van Rome onderhield, en die later in Gallië bisschop is gewor-. den, toont hoe de kinderdoop in al deze Kerken gebruikelijk moet zijn geweest. En waar Irenaeus een zoo conservatief man was, die altoos stipt zich hield aan de * Apostolische traditie*, door de oudsten in Klein-Azië hem overgeleverd, hebben we in zijn getuigenis wel een sterk sprekend bewijs, dat deze kinderdoop volgens hem zeker niet met de Apostolische traditie in strijd was. En in de tweede plaats blijkt uit dit getuigenis van Irenaeus, dat de. kinderdoop door hem niet wordt afgeleid - uit de leer van de. absolute noodzakelijkheid van den doop, zooals Harnack leert, maar uit de genade van Christus' Niet de^ doop heiligde het kind, in^r Christus had, door zelf een kind te worden, de kinderen geheiligd. Niet door den doop worden ze wedergeboren, maar Christus, die komt om allen te redden, > baarde hen weder in God« en de doop is daarvan het • zegel. Het is de rijkdom der genade van-Christus, die niet alléén tot ouderen en vol\yassenen zich uitstrekt, maar ook tot de kleinste kinderen, die door Irenaeus blijkbaar als grond voor deii. kinderdoop wordt gesteld.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 maart 1916

De Heraut | 4 Pagina's

De kinderen des Verbonds.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 maart 1916

De Heraut | 4 Pagina's