GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

DR. H. BAVINCK. DE OVERWINNING DER ZIEL. Rede uitgesproken in de algemeene vergadering van het achtste Nederlandsche Philologcnconres te Utrecht. 26 April 1916. — J. H. Kok, 1916, Kampen.

Deze rede wil bezien en beoordeeld naar den kring waarin zij is uitgesproken.

Die kring was een van Nederlandsche phiologen; van mannen • en vrouwen, voor het eerendeel als docenten bij ons openbaar-of ijzonder akademisch, gymnasiaal of middelbaar nderwijs verboaden en wier studie ligt op het ebied hetzij, van de taal en letterkunde, hetzij an de geschiedenis, of ook, wanneer "zij niet uitsluitend vakgeleerden zijn, op dat van de wijsbegeerte en daarmee nauw verwante zielkunde en opvoedkunde.

'n Gemengde kring.

'n Gemengde kring. 'n Kring van ' menschen, wier wereld-en levensbeschouwing wel niet materialistisch, doch daarbij niet christelijk; maar ook van menschen wier wereld-en levensbeschouwing, al zijn tusschen hèn ook confessioneele verschillen, wel idealistisch, doch daarbij christelijk is.

Maar, en het zij zonder eenige deprecieering van het nut der Nederlandsche Phüologencongressen gezegd, een kring waar, in trouwe afspiegeling van wat de kring van intellectueelèn ten onzent in zijn geheel geeft te zien, bij de geestelijke stroomingen die haar voortstuwen, de niet-christelijke de boven-en de christelijke de onder-strooming is.

'n Christen nu die in een kring zijner medemenschen van zijn wereld-en levensbeschouwing getuigt, zal, als hij met zijn hoorders contact wil krijgen, verstandig doen met wat in dien kring de geestelijke bovenstrooming is, zich aan te sluiten. ,

Niemand minder dan PAULUS heeft ons daarvan een voorbeeld gegeven.

Onder denzelfden blauwen hemel van KLEIN-AziË , en GRIEKENLAND sprak hij anders tot den kring die, op het strand der zee, zijn medehelpers en de presbyters van EFEZE om hem vormden en anders, toen de EPICUREÊRS en STOÏ­ CIJNEN hem op den AREOPAGUS gebracht hadden, tot het AïHEENSCHE gehoor dat hij ddar voor zich had. .

Ginds van uit het centrum, het middelpunt, hier van uit de peripherie, den omtrek zijner christelijke wereld-en levensbeschouwing.

Ook BAVINCK heeft te UTRECHT dit voorbeeld gevolgd.

En zoo alleen is het hem dan ook gelukt contact te krijgen met zijn gehoor, met héél zijn gehoor.

Want al zijn oOk, als de boven-sen onderstroomingen der zee, christendom en idealisme te onderscheiden, è, ls die stroomingen, zijn zij toch niet te scheiden.

Het idealisme of beter, wijl duidelijker, het spiritualisme, van sspiritus«^^«/, . staat tegenover het materialisme, van „materie"iif(? /".-'n Tegen­ j stelling gegroïid in die van geest en stof, welke op hare beurt gegrond is in die van ziel en lichaam, door den mensch in zichzelf gevonden.

Met de ontwaking van het zelf-bewustzijn, waartoe het al spoedig bij een mensch komt, s hij zichzelf van z'n; ; ^> /bewust; heeft hij »weet« van z'n zijn en daarmee ook van het zijn der wereld die, als object, tegenover hem, als subject, taat. Dat zijn zoo van zichzelf als van al het ndere dat saam z'n' wereld vormt, is hem z werkelijkheid« in tegenstelling met »schijn« of at wat ïwerkt« in tegenstelling met dat waaraan, ij rustige bezinning, al spoedig blijkt, dat men r valschelijk een »werkenc aan had toegekend.

Zintuiglijke en innerlijke waarneming leeren hem, zoo aan zichzelf als aan z'n wereld een stof felijke en geestelijke zijde ontdekken. Maar bij dat waarnemen en het over dat waargenomene denken kan het hem overkomen, dat hij »verwonderlijkes ervaringen opdoet. Zoo, om dii aan een enkel heel-eenvoudig voorbeeld te verduidelijken, dat de appel, dien hij met zijn oogen als rood ziet en met zijn tong en neus als zuur of zoet proeft en ruikt, wijl bij het zien van die kleur en het proeven van dien smaak en het ruiken van dien geur, behalve zijn zintuigen, nog heel andere fa^jioren in het spel zijn dan de appel, — dat die appel toch nog knders moet zijn dan hij hem tueschijnt of verschijnt ; al is die appel daarom dan ook nog allerminst een > gedroomde« of schijn-appel. Want sschijn bedriegt», maar wat ons «verschijnt*, wat onze zinnen met name onze oogen en ooren aandoet, bedriegt niet, omdat wat'ons verschijnt is. En zoo zijn dan ook niet, al is het dikwijls beweerd, soogen en ooren slechte getuigen" maar wij maken ze dat, door ze te dwingen meer te zeggen dan ze zeggen kunnen.

De zooeven genoemde „verwonderlijke" ervaring waarvan, naast die met den appel, nog veel andere zijn te noemen, wekt dan in den mensch de diepe, en als zij eenmaal ontwaakt is, onuitroeibare behoefte naar een kennen van wat hem verschijnt.

Naar een kennen van de ware werkelijkheid of het ware zijn, dat achter de hem verschijnende werkelijkheid, of, wijl deze laatste altijd een, in betrekking, of relatie tot hem staand zijn is, naar wat achter het relatieve zijn is.

Het streven nu naar de vervulling dier behoefte heeft zijn geschiedenis en daarin doet zich op, om van andere tegenstellingen hier te zwijgen, die tusschen idealisme en materialisme.

• Onder de Grieken, die zijn mèt Israël, onze geestelijke voorouders, zijn aan deze tweeërlei tegenstelling vóór allen andere de namen verbonden van PLATO en DEMOKRITUS.

PLATO, de idealist voor wien dat ware zijn, de geestelijke wereld is. De wereld der ideeën of der, door hem tot „wezenheden" verzelfstandigde „begrippen", die SOCRATES, bij zijn bestrijding der SOPHISTEN, had leeren vormen. En aan deze, met het oog niet te zien en daarom „onzienlijke" wereld, danken de dingen onzer ; , zienlijke" wereld slechts voor zoover en voor zoolang hun zijn., als zij „deelnemen" aan die ideeën en met name aan de idee van het „goede", welke voor PLATO, omdat hij daaraan de hoogste waarde toekent, samenvalt met de Godheid.

DEMOKRITUS, de materialist, die, al is hij blijkens zijn : „in de diepte ligt de waarheid", overtuigd van het nog anders-zijn der ware dan de ns verschijnende werkeUjkheid, toch slechts éen wereld kent en wel die van de ; , niet te snijden f te deelen" stofjes of „atomen" in de ledige ruimte, tot wier verbinding en scheiding al het ereldgebeuren, ook dat men, zooals: „het enken", voor „geestelijk" gebeuren houdt, moei teruggebracht.

Nu is zeker geen wereld-en levensbeschouwing meer irreligieus dan het materialisme, al is het ook dat men met de wereld-en levensbeschouwing van het idealisme, zonder meer, nog geen christen is.

In de geschiedenis van het nadenken over wereld en leven, zien wij nu eens perioden waarin het idealisme, dan weer die waarin het materialisme dat nadenken beheerscht.

^ Zoo' kwam èn als reactie tegenover de heerschappij van het idealisme der groote duitsche denkers uit de eerste helft der 19e eeuw èn onder invloed van de' natuurwetenschappen, omstreeks 1850 het materialisme tot heerschappij.

Dan, onder zijn heerschappij kan althans het „gemoed" van den mensch niet tot bevrediging komen. Het materialisme toch dat drn „geest" ontkent, , laat geen plaats voor God en de ziel, en daarmede voor die hóoge geestelijke waarden, welke aan het mensch-zijn verbondérf zijn. Gebruikt het ook al het woord „ziel" dan meent het, — als reeds DEMOKRITUS, die er niet anders dan wat gladdere en bewegelijkere dan de overige atomen en daarom, wijl vuur het meest bewegelijke element is, van de ziel als van „vuur-atomen" sprak, _— iets stoffelijks.

De strijd tusschen materialisme en idealisme concentreerde zich dan ook op den „strijd om de ziel".

Nog vóór het einde der eeuw kwam echter de keer, en in onze dagen kon dan ook de, onlangs tot lid der Koninklijke Akademie van Wetenschappen benoemde DR. VAN GINNEKEN in zijn HANDBOEK DER NEDERLANDSCHE TAAL schrijven: „Psyche nikai, de ziel overwint".

De ziel wordt weer erkend als „geest" en daarmee ook de geestelijke wereld, en wel zoo deze de ware werkelijkheid is die ligt achter en in déze wereld der betrekkelijke werkelijkheid óns verschijnt.

Het materialisme. heeft vrijwel uitgediend en het denken van onzen tijd staat weer in het teeken van het idealisme.

Hier nu zet BAVINCK in met zijn: DE OVER­ WINNING DER ZIEL. Uitgaande van en beschrijvende deze overwinning der ziel, stelt hij daar naast., bij den individueelen mensch j de overwinning van de zielige-of geestelijke-op de lichamelijke of zinnelijke zijde van zijn éene wezen; bij de menschheid, met haar cultuur of bearbeiding van de „natuur" in den ruimsten zin, de overwinning van den geest op die natuur door, zooals ik het maar in 't kort zal noemen, haar te maken tot zijn „werktuig", haar op te drukken zijn „stempel"; en dan, weer terugkeerd tot den individueelen mensch, bij hem den strijd op zedelijk gebied tusschen het goede z en het kwade. Een gedeelte van de rede waarin, t zeker ten gevolge van de groote plaats die de beschrijving van en de kritiek op SCHILLER'S ^.^Sch'óne Seek" er inneemt, eenigszins bevreempdend wordt gemist de vermelding en verklaring g van het feit, dat, wel niet hèt materialisme bevorderlijk is aan de zedelijkheid, maar dat toch r aan ihaterialisten als DEMOKRITUS en EPIKURUS en anderen zedelijke gezindheid niet kan ontzegd.

Zoo is dan heel deze rede een getuigenis omtrent en een juichtoon op de overwinning van het idealisme.

Een getuigenis dat zal hebben gestrekt, een juichtoon die weerklank zal hebben gevonden bij heel het gehoor.

Met zijn spreken over den zedelijken strijd was BAVINCK op weg naar het centrum zijner eigen christelijke wereld-en lévensbeschouwing. a H

Maar toen eindigde hij, zij het ook niet zonder, met een half maar voor den goeden hoorder verstaanbaar woord, naar dat centrum te hebben heen gewezen.

En zoo te eindigen, deed hij, naar het ook z mij voorkomt, terecht. Anders en meer te doen c zou zeker in den kring waar hij sprak niet „ter s plaatse" zijn geweest.

Met zoo en niet meer te doen heeft hij, bij K de innige verwantschap tusschen idealisme en g christendom, met heel zijn gehoor contact kunnen krijgen en houden.

'Dus bezien zal de lezing en bcstudeering dezer, van bezonken nadenken en van rijke détail­ w kennis op psychologisch, biologisch, cultuurhistorisch en ethisch gebied getuigende rede bij wie onder ónze intellectueelèn haar niet ebben géhoord, ten goede komen aan de verbreeding van hun christelijken wereld-en levenskijk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 mei 1916

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 mei 1916

De Heraut | 4 Pagina's