GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. Dr. J. R. CALLENBACH. HET BROOD DES LEVENS. Nijkerk, G. F. Callenbach.

Dit boek, met illustraties • in kleurendruk door WILLIAM HOLE beschrijft, op grond van de gegevens der Schrift, 12 gebeurtenissen uit het aardsche leven van onzen Heiland.

De opschriften zijn : 1. Op den berg, 2. Groot geloof, 3. De groote zondares in Simons huis, 4. De geraakte door het dak neergelaten, 5. Jairus' dochter, 6. Spijziging der vijfduizend, 7. De storm op zee, 8. De groote belijdenis, 9. De verheerlijking op den berg, 10. De tien melaatschen, 11. Maria en Martha, 12. Een zoon van Abraham.

De Rotterdamsche predikant beschrijft al dit gebeuren zoo, dat het als in een levend beeld voor den lezer komt te staan, waarbij dan de verluchting door HOLE dat concreet maken nog verhoogt.

Reeds dit „als voor de óogen geschilderd" is een qualiteit van het boek, die het aanbeveelt en theologanten zoowel als beginnende dominees, die in deze kunst nog weinig vaardigheid hebben, zullen goed doen wanneer zij door lezing van HET BEOOD DES LEVENS, ook uit esthetisch oogpunt, bij DR. CALLENBACH in de leer gaan.

Maar het beek heeft nog andere en hoogere , qualiteiten. De schrijver heeft zich als geloovige in de gegevens der Schrift zoo weten in te leven, dat waar hij ze componeerde, uit elk dezer 12 composities een eigen melodie opklinkt, die u J^n het tijdelijk-aardsche ontvoert, telkens één zijde van de heerlijkheid van JEZUS doet uitkomen en u alle 12 in de stemming van. het eeuwig-hemels(Qhe brengen.

De illustraties van WILLIAM HOLE, ietwat bont, maar wat men overziet wijl het beelding is van Oostersche omgeving, doen het wel. Het minste die van THABOR, wat saamhangt met de omstandigheid, dat het onzichtbare en ontastbare der ware werkelijkheid, zich, zij het dan ook niet adaequaat, nog wel laat beelden in woorden, — de Schrift gebruikt in dit geval dan maar: »als van", — maar allerminst in lijnen en kleuren, of ook »eenig gesneden beeld".

Ook PLATO wist dat al en LESSING schreef er een verhandeling over.

Laat mij er nu nog bij vertellen, dat dit mooie boek van DR. J. R. CALLENBACH : HE BROOD DES LEVENS, een gelijksoortig en niet minder geslaagd werk is, dan het vroeger hier door mij besproken boek van DE. E. J. W. POSTHUMUS MEIJES : DE OPGANG UIT DE HOOGTE en dat even als dit in de CHRISTELIJKE BIBLIOTHEEK van CALLENBACH is verschenen, doch ook even als dit afzonderhjk verkrijgbaar is.

2. MAX RÜDIGEE, ZffiLEGROoTHEiD. La Rivière en Voorhoeve, Zwolle.' Dit boek ligt al een tijd op mijn tafel.

’k Was er al aan begonnen, maar staakte al spoedig en heb het dan nu, meer uit plicht dan met neiging, doorgelezen.

Het is 'n product van dat genre Duitsche gemoedelijke litteratuur, ook wel christelijke, die, bij de weelderige vegetatie van dit product op onzen inlandschen bodem, het importeeren tot een uilen-dragen naar ATHENE maakte.

Maar zij aan wie de evolutie onzer belletrie in de vorige eeuw, spoorloos voorbij is gegaan, zullen het, na lezing, liiet onvoldaan uit handen leggen en het, in de vaste overtuiging, dat ze er geen kwaad uit zullen leeren, ook aan de rijpere jeugd onder hun familie en kennissen, in handen geven.

3. GEREFORMEERD THEOLOGISCH TIJDSCHRIFT. Redactie DR. G. CH. AALDERS, DR. T. HOEK­ STRA, DR. G. KEIZER, DS. C. LINDEBOOM en DR.

J. RIDDEEBOS. Uitgave van E. J. Bosch Jbzn, Baarn.

Uit het Februari No. van dit tijdschrift moet ik hier nog de aandacht vestigen op het artikel van DR. F. W. GROSHEIDE: DE LEIDENDE GE­ DACHTE IN PAULUS IsTEN BRIEF AAN DE CoRiNTHiËRS. Wijl deze brief, oppervlakkig bezien, niet anders biedt dan een behandeling van allerlei los naast elkaar staande zonden en moeilijkheden, die te KORINTHE gevonden werden, heeft meer dan een N. Ticus gepoogd er één leidende gedachte in te vinden. Na kritiek op dergelijke pogingen geeft Prof. G., op grond van exegese, als voor beter, dat, in verband met den herhaaldelijk in den' brief voorkomenden term exousia, de leidende gedachte zou zijn: »de bestrijding door PAULUS van den geestelijken hoogmoed." Exousia vertalend-door »bevoegdheid", verstaat G. daaronder, > dat men het recht heeft om iets te doen, maar niet den plicht"; »dat het integendeel onder bepaalde bepaalde omstandigheden plicht kan zijn van zijn bevoegdheid geen gebruik te maken". »0m deze kwestie gaat het nu in 1 Kor." Het verkeerde gebruik dezer exousia door de Corinthiërs, waarbij zij vergaten, »het niet alles sticht" en daartoe ook rekenenden handelingen waartoe zij allerminst bevoegd waren, zou volgens G. zijn oorsprong vinden in hun geestelijken hoogmoed.

Deze bewering krijgt, door de nauwkeurige en bezonnen exegese waarop Dr. GROSHEIDE haar grondt, een naar het mij voorkomt, aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid.

Deze STUDIE, die ook voor de ETHIEK haar belang heeft, verdient zeker de aandacht van hen, die zich de Theologie tot studievak kozen.

4. De 2e Aflevering van SCHILD EN PIJL, uitgave van J. H. KOK, Kampen, is geheel ingenomen door een niet minder belangrijke Studie van DR. J. RIDDEREOS, den O. Ticus aan onze Theologische School, over: DE MESSIAANSCHE HEILS­ BELOFTEN EN DE NIEUWERE ONTDEKKINGEN.

In verband met de, sinds den aanvang der vorige eeuw in Egypte, Assyrië, Babylonië en geheel Voor-Azië gedane vondsten, gaat deze Sïudie bepaaldelijk over „de op vele bladzijden van het O. T. beschreven MESSIAANSCHE HEILS­ BELOFTE, die naar veler oordeel in een geheel nieuw licht komt te staan door wat wij thans weten van verwachtingen, die in overoude tijden reeds aan de oevers van Euphraat en Nijl zijn gekoesterd geworden."

De resultaten zijner STUDIE, in dit ook voor niet-Theologen bestemde tijdschrift, vat PROF.

RIDDEEBOS aldus samen: „Terwijl men van de zijde der „nieuwere School", gaarne spreekt van het verrassend nieuwe licht^ dat uit de Oud-Oostersche wereld geworpen w: ordt op Israels heilsverwachting, valt bij de rechte beschouwing de nadruk op iets anders: het beeld, dat men aangaande Babels en Egyptes heilsverwachting ontwerpt vormt de donkere schaduw^ waartegen h«L in Israël ontstoken licht der Messiaansche heSsbelofte te schooner uitkomt".

Deze STUDIE, die ook voor de ELENCTIEK, haar belang heeft, verdient evenzeer de aandacht iheologen en theologanten.

5. Uit de • MAART-AA. van STÏMNEN DES TijDS, uitgave van G. J. A. Ruys, breng ik, als bij de wisselwerking van Christendom en Cultuur, naar het mij toeschijnt, meest belangrijk, hier naar voren het artikel van Dr. J. C.

DE MOOR'S : GORTEE'S OUDE EN NIEUWE MUZIEK. Het artikel 'bevat een vergelijking tusschen de twee werken van GORTER, zijn MEI en zijn PAN, welke veïgelijking dan ten nadeele van het laaltste is.

> MEI is een symphonie, en PAN bedoelt er een te zijn", (pag. 12.)

En op pag. 24 vat DE MOOR zijn klemmend en goed gedocumenteerd betoog aldus saam: •Dat wij den ouden wijn hier beter vinden, dan den nieuwen is niet uit gewoonte of gemis aan instemming met des dichters levensbeschouwing, gelijk voldoende gebleken kan zijn uit de artikelen, die we aan Henriëtte Roland Holst hebben gewijd. Maar het is, omdat we met weemoed zien, dat Gorter van zijn voetstuk is gevallen en door zijn oeconomisch inzicht zijn dichterschap heeft verloren < .

»0f het voor altoos is? Wie zal het zeggen? We kunnen over het heden oordeelen en dat geeft weinig hoop voor de toekomst.»

»De verdienste van MEI is, op geheel eenige wijze het probleem gesteld te hebben.

De teleurstelling van PAN is, dat het op slechte manier een mislukte oplossing geeft.

En het artikel over HEKMAN GORTER, in wien, ook na wat DE MOOR schrijft, het mij dunkt, dat de dichter schuil is gegaan achter den sociaaldemocraat, gelijk eens in MOHAMMED de profeet achter den politicus, eindigt met deze woorden: > Wij weten, dat alleen het kruis van Christus, hoe ook gesmaad, in staat is de verzoening te geven. »Geen God en geen Meester", moge thans Gorter's ideaal zijn, daarin is evenmin vrede als in Bïtlder's zichzelf tot een God zijn.

De vergankelijkheid beërft de onvergankelijkheid niet. Eerst wanneer wij door het geloof in Christus den dood overwonnen hebben, kunnen we de taal des Apostels verstaan, die ons leert deze wereld te gebruiken als niet misbruikende, want de gedaante dezer wereld gaat voorbij»..

Dit artikel zij bijzonderlijk aanbevolen aan die jongeren ook onder ons, die zonder nog het rechte onderscheidingsvermogen te bezitten om, »het kostelijke van het snoode uittetrekken", toch aan de lectuur der Nieuweren doen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 maart 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 maart 1918

De Heraut | 4 Pagina's