GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Daar is tegenobergeschreven.”¹)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Daar is tegenobergeschreven.”¹)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jezus zeide tot hem: Er is wederom geschreven: Gij zult den Heere uwen God niet verzoeken. Matth. IV: 7.

De worsteling door Satan in de woestijn gewaagd, om den Zooe Gods tot afval van Gods heilig gebod te verleiden, raakt het gezag van het Woord. Satan poogt den Messias te verleiden door hem te verwijzen naar het getuigenis van de Heilige Schrift, en de Christus zijnerzijds doet in zijn tegenworsteling desgelijks, s^telletde Schriftwoord tegenover Sehriftwoord Om ons nu tot de meest snijdende tegenstelling te bepalen, doet Satan tenslotte een beroep op wat geschreven slaat in Psalm XCI: ! en 12, en alsdan stelt Jezus hier tegenover de ordinantie d'e vervat was in Deut. jVI:16. In Psalm XCI 11 —12 stond: Hij zal zijn engelen van u bevelen, dat zij u bewaren in alle uwe wegen, en ze zullen u op de hafiden dragen, opdat gij uwen voet aan geen steen stootc. Deze heilige verzekering die van Godswege aan den Christus was gegeven, misbruikte Satau nu door aan Jezus in te fluisteren, dat hij derhalve van behoudenis en redding verzekerd is, wat hem ook moge overkomen. Om Jezus te verleiden, beroept hij zich op het heerlijk getuigenis waarin aan den Messias als bezworen was, dat hem geen leed zou kunnen overkomen. Op zich zelf was het derhalve niets dan een Schriftuurlijk beroep, waarin Satan dekking en oorzaak tot verleiding zocht. En wat doet nu onze Heiland hiertegenover? Ontleedt hij het zondige in Satans voorwendsel, of geeft hij een nadere uitlegging van de belofte in den negentigsten Psalm ? Niets er van. Jezus treedt niet in twistgesprek, en het eenige verweer, dat hij aanwendt, is de verwijzing naar een ander getuigenis uit diezelfde Schrift, waaruit zoo overtuigend klaar de valsche duiding van Satan's beroep op het Schriftwoord uitkomt, en het eenige wat de Christus hiertoe doet, is dat hij zich beroept op Deut. VI:16, waar 't immers zoo klaar en alomvattend was uitgesproken: Gij zult den Heere uwen God niet verzoeken.» En . terstond daarop brak Jezus alle verdere onderhandeling met Satan af. Zoo toch leidde de Christus het begin van zijn laatste getuigenis in: gt; Ga weg van mij, Satan.«

Opmerkelijk is 't nu, hoe de Christus alle drie de aanvallen, die Satan tegen hem onderneemt, telkens op gelijke wijze afsnijdt en op Satan terugwerpt, door telkens hem als eenig bescheid het beroep op een ander getuigenis der Heilige Schrift te geven. Slechts in zooverre wijkt Jezus repliek in de tweede afwijzing, van de repliek in de eerste en in de derde al, dat Jezus in het tweede Schriftuurlijk verweer niet eenigiijk, gelijk bij den eersten en den derden aanval, zegt: »Daar staat geschreven», doch er nu het woordeke wederom inlascht, en zegt: > Daar staat/(rfi? «^»^rgeschreven», en dit juist geeft aan het tweede verweer een eigenaardig karakter, waar niet genoeg op kan worden gelet.

Door toch te zeggen: »Er staat tegenover geschreven», erkent Jezus, dat het woord, waarop Satan zich beriep, metteraard uit de Heilige Schriftuur was genomen, en op zich ztlf doeltreffend juist en gezaghebbend was; alleen maar was het hier niet van toepassing, wijl de gevallen geheel ongelijk - stonden.

Hiermede sprak de Heere alzoo uit, dat de Heih'ge Schrift geen strafwetboek is, waaruit slechts 't artikel ware aan te halen, dat toepassing vereischt, doch dat veeleer in de Heilige Schrift tal van uitspraken voorkomen, die een bijzonder karakter ontkenen aan de bijzondere omstandigheden, waarin ze voorkwamen en waardoor ze beheerscht werden, en daarom niet op elk ondersteld geval toepasselijk zijn te achten. In de Tien geboden zelfs spreekt zich dit met volkomen klaarheid uit. In het tweede gebod, om slechts hierop te wijzen, staat stelliglijk uitgesproken, dat »de Heere de zonden der vaderen bezoekt aan de kinderen tot in het derde en vierde geslacht". Jehovah was een ijverig God, die de misdaad niet ongestraft laat, zóó echter dat zijn straffende wrake niet steeds en tot allen doorgaat, maar ten slotte weer door zijn barmhartigheid wordt ondervangen.

Toch spreekt hierin een sterk sprekend onderscheid tusschen volk en volk. De heidensche volken, en onder hen met name de onderdrukkers van Israel, gingen ten slotte onder de wrake van Gods toorn geheel onder. Nog steeds aangrijpend is het wraakgeroep dat in Psalm CXXXVII VS. 8 en 9 tegen Bibel uitging, toen het heette: > 0, dochter Babel, die verwoest zult worden! Welgelukzalig zal hij zijn, die u uw misdaad vergelden zal, die ge aan ons misdaan hebt. Welgelukzalig zal hij zijn, die uwe kindekens grijpen zal en op de steenrots verpletteren zal".

In Psalm 139 werd gelijke toon aangeslagen, toen 't heette: «Zoude ik niet haten, Heere, die u haten. Ik haat ze met volkomen haat". En dat de Christus gelijke grenslijn voor de genade erkende, blijkt overtuigend uit zijn besliste uitspraak: > Wie mij verloochend zal hebben voor de mer schen, dien zal ook ik verloochenen voor mijn Vader die in de hemelen is". Evangelie en Psalmbundel staan hierin alzoo niet tegenover elkander, maar bewegen zich langs geheel dezelfde lijn. Alleen met een uitzondering voor Israel.

Ten slotte immers ging ook wel de Israëliet in het oordeel onder, zoo 't hem faalde aan trouw voor' de zake Gods, maar er sprak hier toch een duidelijk onderscheid. Israel had vSbr de zake Gods op te komen, en was op 't heilig erfdeel in den dienst zijns Gods geplaatst. Vandaar het onderscheid, dat zoo sterk sprak in het oordeel over Israel en het oordeel over Babylon. Onder de Heidenvolkeren wordt ten slotte al wat tegen God zich verzette, in heiligen toorn verworpen en vernietigd. Onder de

') De vertaling: wederom is niet houdbaar. Dan zou zulks in de derde lepliek ook zco moeten staan. De juiste vertaling is: tegenover, naardien Jezus hier Schriftplaats tegenover Schriftplaats stelt. K. kinderen Israels daarentegen volgt wel even beslist de wrake der straf op de zonde, maar toch met mate, èn ten slotte zich omzettend in genade.

Toen Israel ia de Bibylonische ballingschap, en zulks geheel door eigen schuld, geraakte, heeft de Heere zijn verkoren volk niet verschoond, maar leed het in de Babylonische gevangenschap de bangste verdrukking. Doch by die verdrukking bleef het niet. Straks werd de bestraffing op nieuw door genade afgebroken, en zijn toen de geroepenen uit Israel naar Jerusalem teruggekeerd, en werd 't hun gegund de heilige groep te formeeren, in wier midden straks de Messias verschijnen zou.

Israel stond met de heidenen van Assyrië en Babylon niet gelijk. Israel had, zeer stellig om zijn zonde en afval, maar ten deele toch ook om den Naam zijns Heeren geleden. Het was de haat van een Sanherib tegen Jehova, die aan Israel gekoeld was.

Vandaar in de Heilige Schrift keer op keer de dubbele en schijnbaar tegenstrijdige uitspraak, eenerzijds dat Israël van Gods heiligen toorn het gerechte slachtoffer zou worden, maar dan ook telkens weer, dat genade zou intreden, dat vergiffenis zou worden toebedeeld, en dat heerlijke verlossing het einde zou wezen. Van zelf biedt de Schriftuur ons daarom 't tweeërlei schijnbaar tegenstrijdige getuigenis. Eenerzijds de uiting van den toorn Gods ook tegen de heiliger, ja tegen zijn heiligen vopral, maar dan ook anderzijds de vlak hiertegen ingaande betuiging van vergiffenis en genade waardoor Gods volk wordt 'gered.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 februari 1919

De Heraut | 4 Pagina's

„Daar is tegenobergeschreven.”¹)

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 februari 1919

De Heraut | 4 Pagina's