GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

DR. H. H. KUYPER, hoogleeraar aan de V. U-te Amsterdam, DE AAEDE HET MIDDELPUNT VAN HET HEELAL.

II.

Na het EERSTE deel met zijn drie «opmerkingen*, kom ik thans tot het TWEEDE deel van DR. KUVPEE'S Studie.

Kort geformuleerd gaat het in heel deze Studie over Geloof en Wetenschap.

De wetenschap, in dit geval het Copernicaansche stelsel, heeft uitgemaakt, dat onze aarde niet is het astronomisch middelpunt van het Heelal en dit is 'n FEIT hetwelk voor geen tegenspraak vatbaar is.

Wie nu beweert, dat, wijl de plaats van den mensch en de door hem bewoonde aarde, niét is het astronomisch middelpunt van het Heelal of, zooals ik hever zou willen zeggen, van het Sterrenheelal is, immers s Heelal c is 'n ruimer begrip, — ook op andere sterren dan onze aarde menschen Tvonen, gaat boven het wèl geconstateerd FEITELIJKE uit, zegt meer dan hij bewijzen kan, meer dan men weet.

'n Christen, die zich door, wat ik zou willen noemen, dit tweten Tan dea kouden grondt heeft laten overbluffen, komt daarmede in botsing met zijn Geloof, met zijn Bijbelgeloof; want de Bijbel kent geen andere menschheid, dan die op deze aarde is gebjren, wier natuur de Zoon Gods heeft aangenonien en waar eenmaal door Hem het eindoc ''•eel zal worden voltrokken.

'n Botsing.

Immers wanneer twee zoo tegenstrijdige voorstellingen in ons bewustzijn post vatten, dan stooten zij tegen elkaar.

En dit is zoo zieHg-pijnlijk, dat 'n mensch het er op den duur niet onder uithouden kan.

Om zijn medechristenen oni'er die overbluften van deze pijn aftehelpen wijst KUYPER er op, dat al staat het als FEIT vast, dat onze aarde niet is het astronomische middelpunt van het Heelal, dit niets afdoet aan het andere FEIT, dat zij is het geestelijk middelpunt van het heelal. Dat al is het 'n FEIT, dat deze aarde niet anders is dan één van de planeten, die zich wentelen om de zon, dit niets afdoet aan wat de Schrift ons openbaart, dat niet alleen de 2on, maar ook de andere sterren door God gegeven zijn om deze aarde en daarmee den mensch te dienen en dat dus die andere sterren daarin hun doel hebben.

Dit alles is de strekking van de drie., door mij een vorig maal besproken «opmerkingen», welke DR. KUYPER in het EERSTE of inleidend deel van zijn Studie, als hst ware vóór zijn onderwerp laat heen wandelen.

«Door dit drietal opmerkingen», zegt hij in zijn TWEEDE deel terecht, is h'--t vraagstuk eerst zuiver komen te staan (p. 29).

Terecht.

Want mits men maar onderscheidt tusschen ^astronomisch en tgeestelijkt middelpunt «zijn de resultaten der wetenschap niet onverzoenlijk in strijd met de voorstelling der .Schrift».

Dit is zeker al veel, maar nog niet alles, en daarom wil PROF. KUYPER nog een schrede verder gaaii en ook onderzoeken, of deze resultaten (der wetenschap) de voorstelling door de Schrift ons gegeven, niet juist bevestigen.

Hier moet ik even stopzetten.

Zoo onder de overbluften als de overbluffers, die van deze «schrede verder* lezen, zie ik de wijze neuzen al optrekken, zie ik hen breedmondig lachen en hoor ik hen al vragen, wat van zulk een «onderzoek» door een theoloog terecht moeten komen ?

Maar laten deze heeren en ook de «jonge heeren» even kalm lezen, wat ik nu verder vertellen ga.

Het onderzoek, dat eenerzijds gaat over de «voorstelling der Schrift», zulks kunnen zij aan een theoloog als DR. H. H. KUYPER heusch wel toevertrouwen, en waar het anderzijds gaat over de »resultaten der wetenschap» zullen, na lezing van het volgende, wel de neuzen weer zakken en de lach op hun lippen wegsterven en de «vraag» voor 'n »o, zoo!», wel plaats maken.

PROF. KUYPER toch is 'n te bezonnen geleerde om niet te weten, dat wie zich op 'n gebied waagt hetwelk niet tot zijn studievak behoort, verplicht is zich althans intewerken in de litteratuur van dat hem vreemae gebied.

En aan deze verplichting heeft de auteur van het hier besproken artikel in Schild en Fiji dan ook voldaan.

In de JANUARI-Aflevering van den Jaargang 1919 van het ORGAAN der «Christelijke Vereeniging van Natuur-en Geneeskundigen in in Nederland» geeft Dr. W. J. A. SCHOUTEN, leerling van den Groninger hoogleeraar in de Astronomie DR. KAPTEIJN, een BOEKAANKONDI-GiNG van zijn in 1918, bij Kirchner te Amsterdam, verschenen ACADEMISCH PBOEFSCHRIFT.

DR. SCHOUTEN, astronoom van zijn vak, deelt in die BOEKAANKONDIGING mee, dat hij, in het Ie hoofdstuk van zijn dissertatie, een overzicht gegeven heeft van de onderzoekingen van een aantal astronomen van professie, wier namen hij dan noemt.

En dat nu DR. KUYPER zich, als nietvakman, in de astronomische litteratuur zooveel mogelijk ingewerkt heeft, blijkt wel hieruit, dat hij onder de door hem geraadpleegde werken, niet maar enkel die van WALLACE en VAN NEWCOMB—ENGELMAN, schrijver van een als 4e uitgave in 1911 verschenen POPULAIRE ASTEONO-MiE, maar ook werken van door Da. SCHOUTEN genoemde astronomen, zooals die van SCHIAPA-RELLI en van SCHWARZSCHILD vermeldt.

* * Zoo komt dan DR. KUYPER lang niet onvoorbereid tot zijn onderzoek, of de resultaten der wetenschap de gegevens der Schrift bevestigen. De weg dien hij daarbij volgt, is deze.

Wij staan voor het FEIT, dat de Schrift ons de voorstelling biedt, dat alleen onze aarde door menschen bewoond is. De vraag is nu of de resultaten der wetenschap die voorstelling bevredigen. Deze. vraag splitst zich voor hem in tweeën.

lo. of de resultaten van de wetenschap der thysiologie de voorstelling der Schrift bevestigen ?

lo. of de resultaten van de wetenschap der astronomie de voorstelling der Schrift bevwligen ?

De resultaten of uitkomsten van de PHYSIOLO-GiB of de wetenschap van de natuur der organische wezens, planten, dieren en menschen, leeren de condities of voorwaarden kennen, waaraan de Itvensverschijnselen dier wezens, zooals groei, voeding en voortplanting gebonden zijn.

De resultaten of uitkomsten van de ASTRONO­ MIE of de wetenschap der sterrenkunde leeren o. m. den toestand kennen waarin de sterren zich bevinden.

Voor zijn onderzoek naar de bevestigingvan de «voorsteUing der Schrift» door de «resul­ taten der wetenschap» heeft Dr. KUYPER naast het boek van WALLACE over «de eenheid of veelheid der bewoonde wereld», een boek waarvan de 4e uitgave in 1904 verscheen, ook gebruik gemaakt van nog andere werken, waaronder hij dan ook die van SCHIAPARELLI en SCHWARZSCHILD noemt.

Met een uitvoerigheid, die echter niet het minst aan de duidelijkheid afbreuk doet, deelt DE. KUYPER dan zoowel de resultaten der PHYSioLOGiE als die der ASTRONOMIE mee.

Wat de eerste betreft, wijst hij er op, dat de condities noodig voor het in stand houden van het levend organisme, deze vijf zijn:

lo. een bepaalde warmtetemperatuur.

2o. de inwerking van het zonlicht.

io. het water.

4o. de lucht en

So. de afwisseling van dagen nacht. (p. 41—43).

Wat de resultaten der astronomie betreft, bepaalt DE. KUYPEE zich in dit tweede deel van zijn brochure tot ÓNS ZONNESTELSEL, om eerst in het derde of laatste deel die resultaten in verband met de zoogenaamde VASTE STERREN te bespreken.

«Ons zonnestelsel vormt een afgesloten geheel. Het middelpunt vormt de zon, en om de zon heen bewegen zich met de aarde een zevental planeten, die naar de volgorde van de zon af gerekend, Mercurius, Venus, Mars, Jupiter, Saturnus, Uracus en Neptunus worden genoemd. Verschillende dier planeten zijn evenals onze aarde door kleine bollen of manen omgeven, en tusschen Mars en Jupiter bevindt zich een kleine groep van planeten, die voor het bloote oog onzichtbaar zijn. Al deze planeten beschrijven in hun loopbaan - vaste kringen om de zon< (P-45).

Let men nu op de vijf zooeven genoemde voorwaarden, die noodig zijn om het leven der organische wezens in stand te houden en welke voorwaarden op p. 44 nog eens nader omschreven worden als: «een gematigde warmte, een voldoende mate van water, de chemische inwerking van het licht, en lucht of dampkring waarin de vier elementen: zuurstof, stikstof, koolstof en., waterstof aanwezig zijn, en de afwisseling van dag en nacht.»

En let men er ook op, dat volgens de resultaten der astronomie, zooals KUYPEE aanwijst (p. 4S—50), noch op de vier grootste planeten Jupiter, - Saturnus, Uranus en Neptunus, noch op de drie andere Mercurius, Mars en Venus, dit vijftal onmisbare condities volledig gevonden wordt, dan ligt het besluit voor de hand, dat waar deze vijf condities gezamenlijk alleen op onze aarde gevonden worden, onder de planeten van ons zonnestelsel alleen zij tot het voortbestaan van organische wezens en dus ook voor menschen geschikt is. En dat alzoo de «voorstelling der Schrift», dat alleen onze aarde door menschen bewoond is, wat althans de planeten betreft, door de wetenschap bevestigd wordt.

In het derde deel zijner studie gaat het onderzoek daaromtrent voor de «vaste sterren». Hierover is mijn slotartikel over DR. KUYPER'S brochure in SCHILD EN PIJL.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 maart 1919

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 maart 1919

De Heraut | 4 Pagina's