GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„De geest is wel gewillig maar het vleesch is zwak.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De geest is wel gewillig maar het vleesch is zwak.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waakt en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vleesch is zwak. Markus XIV: 38

Het waren diep aangrijpende oogenblikken, die de Discipelen, onderwijl Jezus in Gethsémané streed, terzijde in liün geestesverblinding doorworstelden. Rijk en bezielend bleef hun nog steeds de herinnering bij van de schoone dagen, toen Jezus hen in de steden en dorpen had uitgezonden, om Israel ter bekeering te roepen, en hun diep indringende oproeping zelfs met wonderen te steunen. Toen was het één rijke bezieling, die hen had aangegrepen. Vreeze hadden ze niet gekend. Wat hun doenlijk bleek, had hen zelven verrast, en al ware het ook, dat ze in menig dorp, in stee van ingang te vinden, op onverschilligheid en verzet stuitten, geen oogenblik ontzonk hun toch de hooge moed, en straks konden ze, na hun wondere roeping volbracht te hebben, tot Jezus wederkeereu met dank en aanbidding.

Maar thans in Gethsémané was 't zoo geheel anders. Jezus was dusver, alle deze drie jaren, het middenpunt van hun Apostolische werkzaamheid geweest, en op wat tegenstand of verzet ze ook stieten, als ze hun Messias weer opzochten en terugvonden, week alle zorg weer, en waren ze geestelijk overrijk en gelukkig. Doch hier in Gethsémaneé stond 't nu alles zoo heel anders. Hun verwachtingen waren teleurgesteld. Stelliglijk hadden ze gehoopt en verwacht, dat straks het Koninkrijk van den Messias zou doorbreken. Alle strijd en worste^ hng zou dan een einde nemen. Hun Heer en Meester zou als Koning van het Godsrijk over geheel de aarde, ja over geheel de Schepping triomfeeren, en zij, als zijn jongeren, zouden in zijn glorie niet maar verzadigd, maar tegelijk met hem verheerlijkt worden. Hoe telkens Jezus er hen ook op gewezen had, dat het naar die heerlijkheid niet anders dan door donkere paden kon gaan, en hoe 't bitterste lijden, ja de scheiding straks te komen stond, zij waren blijven vasthouden aan de rijke verwachting, dat nu, binnen enkele dagen, ja uren, de vervulling van hun heerlijke verwach' tingen zou ingaan, en daarom kon hun ziel 't niet zetten, en 't niet dragen, dat Jezus heu nu juist in de donkerheid van zijn lijden ia leidde, en, alle glorie terzij zettend, zoo eeniglijk wees op de bange scheiding die stond in te treden en op de bittere vervolging die naderende was.

't Was hun te veel, 't was hun te machtig Innerlijk gevoelden ze zich als verscheurd en aan zich zelf vervreemd. Vandaar de onthutsing die zich van hen meester maakte. Hun overspannen zenuwleven kon 't bange lijden, dat hen overviel, niet langer dragen. Vandaar dat ze inzonken, en aan zich zelf ontvielen, en door slaap overweldigd, Jezus aanstaarden, als waren ze thans reeds geheel van hem vervreemd.

Jezus doorschouwde hen hierbij geheel. Waren ze geestelijk van hem afgevallen, om terug te keeren in het wereldleven, en niet anders uit die wereld met zich te nemen, dan het besef van de schreiendste teleurstelling? Jezus verklaart het ons zoo geheel anders. Neen, hun geest was niet ontheiligd. Ze dachten er niet aan, om van hun Heiland af te vallen. In het diepst hunner ziel bleven ze Hem trouw. iDe geest, zoo betuigt Jezus hun, de geest in hun ziel was wel gewillig.c In niets heten ze hun Heiland los. Zielsinnig bleven ze aan Hem kleven. Alleen maar, ze konden wat ze nu voor oogen zagen, niet rijmen met hun roeping. Jezus zou hun Messias zijn. Jezus als Messias zou de wereld voor zich doen knielen. Ea zij zouden zijn getuigen zijn, om zijn Majesteit in die verloren wereld te gaan uitroepen. En nu werd dit alles hun plotseh'ng afgesneden. Er bleek niet alleen niets van Jezus Majesteit en glorie, maar zelfs de weinige eere en het beperkte ontzag dat hem dusver bij zijn omgang onder Israel te beurt viel, werd nu geheel verdonkerd. Niet hij zou over de wereld, maar de wereld over hem triomfeeren. Dit nu konden ze niet aan. Die spanning was hun te machtig Hoe ze het ook poogcieu in te denken, hun geest mocht 't een oogenblik schijnbaar grijpen, doch dan was het vleesch weer te onbeteugeld, om er dieper in te dringen. Het Eli Lama Sabachtani hadden ze beluisterd, maar niet in zich opgenomen, en waar de ontzettende tegen slag van de Godverlatenheid Jezus zelf in zich zelf sidderen deed, zoodat hij 't uitriep: »Waarom hebt Gij mij verlaten», daar hadden de discipelen den ontzettenden klank wel door hun ziel hooren ruischen, maar ze "hadden de geestelijke macht gemist, om de volkomen omzetting van hun .eigen ziel in hun eigen geest meê te maken. Hoe Jezus ook reeds maanden vooraf hen had voorbereid op het ontzettend oogenblik van Gethsémané dat toch te komen stond, zij hadden de wilskracht en hetdoorzettingsvermoeén gemist, om er metterdaad in te leven. Ze hadden Jezus ontzettende profetie wel aangehoord, maar niet in zich opgenomen. En nu in Gethsémané de aangrijpende werkelijkheid hen overviel, en ze hem plotseling als bezwijken zagen, nu gevoelden ze zich innerlijk vaneen scheuren. Ze konden er niet uitkomen. Het bleef hun een ongelooflijk gebeuren schijnen. En toch was het zoo. Ze hadden de noodkreet in den Hof beluisterd. En door dat alles overmand en aan zich zei/ onttrokken, zonken ze schier machteloos in, niet uit ontrouw, maar juist afs gevolg van hun trouw aan Jezus. Het waren onmogelij kheden, waarin ze zich verstrikt gevoelden, en ze bleven zich zelf geen meester meer.

Van afval van de discipelen was alzoo geen sprake, en ware voor ons opengelegd wat in die ure innerlijk in hen omging, zoo zou de aandoening en aangrijpTng wel blijken verschillend te zijn geweest, naar ieders aard, karakter en temperament, maar toch is er geen zweem van twijfel, of. Judas nu uitgezonderd, kleefde ook in die bange ure hun geest innerlijk aan Jezus. Ze konden hem niet loslaten, ze konden geen oogenblik ook maar ingaan in de gedachte dat ze zich in Jezus bedrogen hadden. Aan hen zelven alleen lag de schuld, dat ze in hun onjuiste voorstelling volhard hadden, en er niet hadden kunnen inkomen, dat Jezus' majesteit en glorie tijdelijk onder zou gaan, en dat zij, als Jezus apostelen, in dat tanen van zijn glorie mede moesten lijden. Ze zagen het nu als voor oogen. Het zelfbedrog waaraan ze zich hadden overgegeven, sneed hun ziel als uiteen. En daarom, de geest was wel gewillig, om als tot in de diepste zelfvernedering met hun Heiland mee af te dalen, maar ze konden in die gedachten niet overgaan. Het stuitte hen. o, Nu ze zagen dat 't naar den dood en naar het Kruis ging, voelden ze zich als inwendig aan zich zelf vervreemd. Er was nu geen twijfel, er was' geen aarzelen meer. Ze hadden zich bedrogen. Ze hadden de bittere werkelijkheid die te komen stond, niet durven indenken. En nu brak 't alles in hen. Ze voelden waarop het neer zou komen. Ze voelden voor en met Jezus wat te wachten stond. En, o, ze zouden zoo van heeler harte hun Heiland tot op 't Kruis gevolgd hebben. Maar ze konden hun eigen gevoel, ze konden hun eigen gewaarwording niet doorzetten. De geest was wel gewillig. Ze doorzagen het, waar het nu alles op neer kwam, maar in hun menschelijke voorstelling konden ze 't niet opnemen. Hun vleeschelijke toeneiging liet hen in den steek. En zoo was de geest wel gewillig. In alles wilden ze hun Heiland volgen en met Hem in 't lijden gaan. Maar ze verstonden het niet. Hun verbeelding, hun voorstelling, hun lichamelijk denken kon den overgang niet doormaken. En zoo ontzonken ze machteloos aan zichzelf. Hun geest bezweek. Hun klaarheid en helderheid van geest ging in den slaap onder. Het werd hun te machtig. Het overstelpte hen. En de sombere macht der bedwelming deed hun geest bezwijken tot inslapens toe.

Het ontbrak den Discipelen van Jezus aan zelfbeheersching. Ze badden, zoo diep ze konden, in de rijke Messiasgedachte ingeleefd. Maar ze hadden hun geest niet genoegzaam weten te sterken om den valschen prikkel van wat hen uitwendig bekoorde, af te stompen, o. Ze zouden zooveel hooger hebben gestaan, en innerlijk zooveel rijker zijn geweest, als het geloofswezen in hun geest reeds maanden terug, toen Jezus hen voor 't eerst van zijn naderend Kruis getuigde, op eenmaal de uitwendige verwachting had losgelaten, en aanstonds in de lijke, geestelijke gedachte van de verzoening en van de verlossing die door het Kruis stond te komen, ware ingegaan. Meer dan een gevoelde zeker ongetwijfeld de pijnlijke worsteling tusschen die twee. Eenerzij ds het lijden en sterven dan, om door verrijzenis en hemelvaart den Middelaar te doen zegevieren, maar dan toch ook weer hun Israëlitische verwachting om het volk Gods over de wereld te doen zegevieren en zelven aan die glorie, die dit met zich zou brengen, deel te erlangen.

Het ging ook in hun zielsbesef zoo op en neder. De ééne maal dreef 't alles hun ziel naar aanbidding uit, zoo zelfs dat de Geest geheellijk over de aardsche verwachtingen zou triomfeeren, maar een ander maal ontzonk hun toch weer de moed, om alle aardsche verwachtingen prijs te geven, en eeniglijk in den geest den triomf te zoeken. De geest in hen had het telkens in hen afgelegd, om telkens weer de rijke verwachtingen van Israel's aardsche glorie te doen zegevieren. En hoe nu ook hun ziel aan Jezus kleefde, thans, nu ze in Gethsémané de breuke voelden komen, werd 't hun te machtig. Ze konden den ontzettenden overgang, die hierin school, niet meer medemaken. Het ontbrak hun aan die zelfbeheersching van hun innerlijk leven, om wat hun geest zocht ea beleed, nu ook in de ontzettende feiten van het leven vast te houden en door te zetten. Ze waren Jezus halverwege in zijn Messiasloop gevolgd, maar ze bezweken, nu de eindontplooiïog hen als overviel. Zoo was het toen, zoo was het in hen, en zoo blijft 't steeds nog voor een ieder die aan zijn Heiland zich vastklemt. Een geestelijke actie, die slechts halverwege doorgaat, stelt altoos zoo bitier teleur. Wie ook in de bangste tijden en in de benardste oogenblikken den geest in zich wil voelen triomfeeren, moet niet Aaif maar Aeel zich gewonnen geven, en zulks 2ÓÓ, machtig dat niet slechts voor een oogenblik maar voor steeds de triomf in ons hart aan Jezus blijft.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 december 1919

De Heraut | 4 Pagina's

„De geest is wel gewillig maar het vleesch is zwak.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 december 1919

De Heraut | 4 Pagina's