Het goddelijk karakter van het recht - pagina 23
Rede uitgesproken ter inwijding van den leerstoel in het staatsrecht, de rechtswijsbegeerte en het canonieke recht aan de Vrije Universiteit te Amsterdam
26 De stralen, die voor dien levenskring van het Eeuwig Licht uitgaan, zijn niet bedoeld verder door te dringen dan tot de bovenzijde dier door
Gods Hand zelve lusschengeschoven zoldering.
Het goddelijk
gebod gaat daar uit tot wie het recht vormen en voor den enkelen mensch is straks — ik herhale: mits binnen de door God gestelde perken
— de rechtsorde de te eeren regeling; gehoorzaamheid daaraan
een gebod Gods. Buiten het gebied des rechts is er eene onmiddellijk tot den en kelen mensch komende wilsopenbaring Gods, juist om zich aan dat recht te onderwerpen, waardoor delijke
1
plicht wordt. )
ook
Gebrekkig
zal
Oog onheilig broddelwerk, en in van
die gehoorzaamheid dit recht
kige regeling is toch
de
zijn; voor Gods
Hem zal zekerlijk de
eene betere, van de volmaakte, orde eenige,
naar
een ze
zijn, maar
voorstelling die gebrek
aanleg tot heerschen
be
stemde; de uitsluitend bestaande; ordening. Verbindt men den bouw der rechtsorde op deze wijze aan de menschelijke samenleving, zoo kan men zeggen, dat in de uitdrukking van een goddelijk recht,—• dit als natuurrecht bedoeld, — eene tegenspraak schuilt, aangezien de
rechtsorde
stand
eerst
in en
door de menschelijke samenleving tot
komt, gelijk, waar God onmiddellijk wil heerschen, eene aan
aardsch gezag ontsproten, geldige regeling niet kan bestaan ') Stöckl spreekt (t. a. p., Bd. II. S 74) alleen van een zedelijken plicht om aan het z. g. natuurrecht, wat eigenlijk het rechtsideaal is, te gehoorzamen. Maar wordt men niet juist daardoor, aan hetgeen de schr. alleen door dat vermeende natuurrecht ge looft te kunnen ontkomen, de onderwerping aan het z. g. positieve recht vaak; te weten waar het van dit z. g. natuurrecht afwijkt; eenvoudig »Zwangspflicht"? -) Warnkönig (Jurist isclte EncycJopddie, S. 60) maakt de opmerking, dat, waar men vooi-schriften Gods met het karakt/;r van rechtsnormen bekleedt, in de overtuigiug, dat dit ook van Godswege is bedoeld, het bindend aanzien dier bepalingen, zelfs onder het oude Israël, toch slechts schijnbaar in den Wil Gods ligt, en met terdaad in de volksovertuiging, dat die bepalingen goddelijk recht zijn. Deze voorstelling dunkt mij niet in allen deele juist. Reeds om de miskenning van den gansch exceptioneelcn toestand, waarin het Bondsvolk als natie tegenover den Heere was geplaatst. Voor Israël toch ontleenden inderdaad de in de Schrift voorkomende bepalingen tot regeling des maatschappelijken levens hare verbindende kracht hieraan, dat zij door God waren gegeven. Daar toch was niet alleen de mecning; wellicht zonder daar aan beantwoordende werkelijkheid; van het bestaan eener theocratie, maar Israël werd ook waarlijk theocratisch geregeerd, al bleef het erkennen van dit feit eene -
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 oktober 1880
Inaugurele redes | 41 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 oktober 1880
Inaugurele redes | 41 Pagina's