GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leemten in de wet - pagina 19

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leemten in de wet - pagina 19

Rede bij de aanvaarding van het hoogleeraarsambt aan de Vrije Universiteit te Amsterdam

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

21 den rechter bestaan — kenmerkt zich door de afleiding van oordeelen. Oordeelen is niet een verbinding van S en P, niet een praediceeren van een subject, zonder eenig ander fundament dan het sic volo, dan willekeur of het wilde spel van den onbestuurden gedachtengang. Integendeel, elk oordeelen, wijl voorwerpelijk denken, heeft zijn fundament in een reëelen of ideeëlen staat van zaken. Deze staat van zaken normeert in de objectivistische wetenschapsleer de geldigheid, d. i. de waarheid — en dat is immers de wettelijkheid — van het oordeel. En natuurlijk maakt het geen verschil of we te doen hebben met categorische dan wel met hypothetische oordeelen. Ook het rechterlijk oordeel, zoowel wat „de praepositio major" als ook wat „de praepositio minor" betreft, moet zijn fundament hebben in den objectieven staat van zaken, d. i. in casu de in de wet tot uitdrukking gebrachte, gedachten of hypothetische oordeelen. Een subsumtie is logisch slechts mogelijk, als de drie elementen deisluitrede zich laten ordenen in de categorie van den logisch toereikenden grond. Deze toereikende grond ontbreekt, althans is niet steeds aanwezig in de elementen der rechterlijke beslissing. Is de wet n.1. niet de volledige, de materieele kenbron van den rechter, dan is ook het fundament, waarop de major zou dienen te rusten, niet volledig of toereikend gegeven. Is de rechter telkens krachtens de wet geroepen ) , om den materieelen inhoud van de wet „aan te vullen", d. i. zelf te bepalen, dan is onloochenbaar, dat, zoolang men van het persoonlijk oordeel van den rechter afziet, slechts een problematische, niet een apodictische beslissing mogelijk is. De rechter kan zoo'n beslissing echter niet geven, zijn oordeel moet steeds apodictisch zijn. Daarom is een logische sluitrede uitgesloten. Men kan het ook aldus uitdrukken. Door des rechters ) waardeoordeel is het problematisch oordeel aangevuld en in een apodictisch 4 2

4 3

oordeel verkeerd; dat is zijn „Aufgabe". Dit mankement aan logisch gehalte eenerzijds en anderzijds deze aanvulling uit de sfeer der Erlebnisse in engeren zin, anders gezegd: deze èn psychologisch èn kennis-theoretisch gegronde twijfel aan de intellectualiteit van zijn oordeelen, behoeft den rechter geen reden tot bezorgdheid te zijn, behoeft in het bijzonder het pathos der algemeengeldigheid van zijn decisie's in hem niet te verflauwen. Want is het niet ons aller ervaring, dat dit pathos onze oordeelen niet zoozeer daar vergezelt,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 januari 1920

Inaugurele redes | 31 Pagina's

Leemten in de wet - pagina 19

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 januari 1920

Inaugurele redes | 31 Pagina's