GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het calvinisme en de kunst - pagina 71

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het calvinisme en de kunst - pagina 71

Rede bij de overdracht van het rectoraat der Vrije Universiteit

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

69 notum est. In summa, docere, meojudieio, Moses voluit, floruisse varus ct egregiis dotibus gentem iUam, quae et ipsam inexcusabilem redderent, et luculenta essent divinae bonitalis teslimonia". Hieruit blijkt dus, dat Galvijn: 1°. de Kunst, ook waar ze niet op het eeuwige doelt, nochtans eert als „een gave Gods, die volstrekt niet mag geminacht, maar die veeleer als menschelijk vermogen aanspraak heeft op onzen lof" (donum Dei minime spernendum et virtus laude digna). Zelfs noemt hij ze een „benediclio Dei," een zegening, die God aan ons geslacht schonk. Hij eert er „uitstraling in van Goddelijk licht" (lucis divini radii) en „treffelijke gaven van den Heiligen Geest" (praeclara Spiritus dona). Hij prijst ze als „uitnemende gunstbewijzen, waarmee de Heere ons verrijkt" (excellentes graliae, quibus nos ditavit Domiuus). 2°. Deze gave der kunsten is voor een niet gering deel juist geschonken aan wie van God afdoolden, en dat om tweeërlei oorzaak; t e n e e r s t e , opdat zij zoo, op hun wijze, toch God verheerlijken zouden; en t e n t w e e d e , opdat deze begiftiging met zooveel uitnemends hun alle verontschuldiging zou benemen. En 3°. Op zich- | zelf is het schoone nimmer slecht. (Multo minus per se damnari meretur). Slechts het f misbruik, dat van het schoone gemaakt wordt, is den mensch onwaardig en gaat in tegen Gods bevel (absit inanis oblectatio, quae homines a mehoribus exercitiis abductos in vanitate occupet.) In zijn Commentaar op Exod. 31: 2, vindt ge dezelfde beginselen beleden, en zegt hij met nadruk: „artes omnes a Deo manare, et ideo debere censeri divinas in ven ti ones" Tom- I p- 568, Ed. Brunsvig, Tom. XXV p- 58. En eveneens op Exod. 35 : 31, waar hij er bijvoegt: (has artes) non dotes fuisse naluraliter hominibus ingenitas nee industria paratas. Tom. I p. 570 Ed. Brunsvig, Tom. XXV, p. C2. En waar dit van Bezaleëlen Aholiabbijzonderlijk gold, geldt het ook van elke kunstgave; want ook de „bona naturae proveniunt a Spiritu Dei, qui singulis non minus dat intelligere quam vivere"; waar, „intelligere" beteekent, wal wij bewustzijn noemen. Tom. 1. p. STO''. In zijn Commentaar op • Jesaja 28:29 spreekt hij het uit, dat ook de artes liberates te beschouwen zijn als „a Deo pro f eet as", en dat we ook hierin de „bonitas Dei" hebben te eeren, opdat in „minimis et maximis laus et gloria Ipsius celebretur. Tom. III. p. ny*". Te dezer zake dient ook zijn verklaring op 1 Cor. 1:17, waar hij de vraag bespreekt of de kunst der welsprekendheid te verwerpen zij, en deze in dien zin beantwoordt, dat dit niet kan, wijl ze een donum Dei est. Immers gelijk Auguslinus leeraarde: „Qui fecit Petrum piscatorem, fecit Cyprianum rhetorem". En dan gaat hij voort: „Non liaec ergo damnanda eloquentia, nee aspernauda est, quae non hue spectat, ut Ghrislianos in externo verborum colore detineat, ut eos inebriat vana oblectatione, ut suo 'tinnitu aures feriat, ut sua pompa tanquam involucre obruat Christi crucem, sed potius ut ad nativam Evangelii simplicitatem nos revocet." Tom. VII. p. 117^ Over de a r t e s l i b e r a t e s als bestanddeel van de algemeen e genade: „quae contingit promiscua piis etimpiis", en die dus te beschouwen zijn als „bona quae hu man a e n a t u r a e Dominus reliquerit post quam ver o bono spoliata est (c. 15), spreekt hij zich uit in Inst. Rel. Ghr. lib. 1, e. IV. § 3i, waar tevens de algemeene genade haar bepaling vindt. Ed. Brunsvig. Tom. 1. p. 325/6 en bijna eensluidend ed. 1559. Tom. II. p. 197/8. Ook in den strijd over de komedie handhaafde Galvyn, zelfs tegenover zijn ambtgenoot lyiichel Gop, het standpunt, dat ze om het m i s b r u i k te weren zijn, maar op zichzelf wel zóó waren in te richten, dat alle bezwaar verviel. En waar hij er persoonlijk toe neigde om aan alle genotzucht het zwijgen op te leggen, eindigt hij toch met aan Farel te betuigen: Video non posse negari omnia o b l e c t a m e n t a . Ed. Brunsv. Xll. p. 348. In den trant der Grieksche spelen had men te Geneve op stadskosten in de open lucht een zedestuk laten opvoeren, waar heel de burgerij bij tegenwoordig was, en waarvoor men zelfs de avondbeurt in de kerk

y

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 1888

Rectorale redes | 92 Pagina's

Het calvinisme en de kunst - pagina 71

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 1888

Rectorale redes | 92 Pagina's