Calvijns invloed op de reformatie in de Nederlanden voor zooveel die door hemzelven is uitgeoefend - pagina 215
207 rekkelijken" (biz. 36). Indien dit zoo was, zou de zeer »preciese" Van der Heyden zeker niet gesteld hebben, dat Christus door Arendsz en Gabriel »suyver inde leere gepredict wert"; en indien het verschilpunt in de leer gelegen had, zouden mannen, als die beide, wel niet uit toegefelijkheid zich geschikt hebben, ja zou zulke toegefelijkheid zelfs niet zijn te pas gekomen. Nu het enkel de ordening en de discipline gold, was dit gansch iets anders; vooral omdat wel was aan te toonen, welk een nauw verband er was tusschen de Gereformeerde belijdenis en de Gereformeerde ordening en discipline. In verband met dit alles moet dan ook bezwaar gemaakt worden tegen de geheele voorstelling van Prof. Fruin, alsof bereidvaardigheid, om zich broederlijk bij de Lutherschen aan te sluiten, een bewijs was, dat men geen »preciese" Calvinist was. Dit zou dan moeten gezegd worden, b. v. van mannen als Guido de Brés en Petrus Dathenus. Zulke hoofdleiders der Gereformeerden zouden dan als »rekkelijken" tegenover de spreciese" Calvinisten moeten gesteld worden. Ja, hoe zonderling het ook klinke, Calvijn zelf zou dan geen »preciese" Calvinist geweest zijn, maar, in tegenstelling met den zeer »preciesen" BuUinger, als een »rekkelijke" zijn te kenschetsen. Ieder voelt wel, dat het toch niet gaat, op zulk eene wijze de Gereformeerden in te deelen. Inderdaad was, in zake de verhouding tot de Lutherschen, «precies Calvinistisch" en »rekkelijk" volstrekt geene tegenstelling, Er waren zonder twijfel ook »preciese Calvinisten", die van geenerlei verbroedering met de Lutherschen wilden weten. Maar in het algemeen waren het toch juist de meest »preciesen", die op het genoemde punt het meest »rekkelijk" waren. En dat was dan volstrekt niet vreemd, of zelfs tegenstrijdig: de Gereformeerde belijdenis bracht juist mede, dat de meest preciese, mits hij dit van harte meende en consequent was, tegenover Luthersche broeders ook de meeste verdraagzaamheid in practijk kon brengen. Door Prof. Fruin zelven wordt hiervan een voorbeeld bijgebracht, uit het «Libellus supplex", dat de Nederlandsche Gereformeerden in 1570 bij den Duitschen Rijksdag te Spiers hebben ingediend, of liever uit het daaraan toegevoegde »Apologeticon" (afgedrukt bij D. Gerdes, Scrinium Antiquarium, Tom. VIII, Pars 2, Ed. 1765, p. 585—649), dat afkomstig is van de zoogenaamde «preciesen", en zelfs denkelijk door Datheen is gesteld. Daaruit wordt het volgende door hem aangehaald (blz. 24): »Quae potest esse dissensio inter eos, qui non modo verbum Dei unicum amplectuntur, sed etiam ex verbo Dei constilutae fidei formulae per omnia subscribunt? Nos enim certe vel libentissimis animis Confessionem Augustae a vestris majoribus Carolo Imperatori oblatam recipimus atque amplectimur. Et si quicquam iudicare possumus, etiam eorum Theologorum, quorum opera illa formula conscripta traditaque est, doctrinae per omnia assentimur Est igitur. Principes, calumnia, ab adversariis ementita, cum aiunt nos diversam a Germanis religionem profiteri." En nu voegt Prof. Fruin hier wel aan t o e : »Hoe deze professio, actui contraria, uit de pen van mannen als
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1898
Rectorale redes | 244 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1898
Rectorale redes | 244 Pagina's