De beteekenis van de omwenteling van 1795 - pagina 15
Rede uitgesproken op den 46sten Dies Natalis der Vrije Universiteit
13 gedachtenis weer probeeren te doen herleven. Eerst wanneer, onder rechtstreekschen invloed van hetgeen in Frankrijk plaats vindt, de verbinding tot stand komt van de verlichte denkbeelden en het eenhoofdig gezag, wanneer er een bewind optreedt, eerst van Schimmelpenninck, dan van Koning Lodewijk, eindelijk van Napoleons ambtenaren, dat niet door de democratie in . zijn bewegingen belemmerd wordt, bepaalt men zich niet langer tot regelingen op papier, doch verzekert men aan de verlichte denkbeelden, voor zoover die bruikbaar worden geacht, hun praktische toepassing in staatsbestuur en wetgeving. Bij het herstel onzer onafhankelijkheid geeft de Souvereine Vorst zijn ! sanctie aan hetgeen aldus tot stand gekomen is. „De omwenteling van 1813" — zoo heeft Groen eens geschreven ^) — ,,wel verre van waarlijk het herstel van Nederland te bewerken, wel verre van ons, aan revolutionnairen bodem ontscheurd, op vaderlandschen grond over te brengen, heeft bij de uitkomst slechts hierin bestaan, dat de omwenteling van 1795 al weder onder een gewijzigden vorm voortgezet en aan het Huis van Oranje en eenige vaderlandsche instellingen op revolutionnairen bodem eene plaats ingeruimd werd," Andere geschiedschrijvers mogen zich anders uitdrukken, dat de restauratie van 1813 en volgende jaren te beschouwen is als het consolideeren, of, om het in onze moedertaal uit te drukken, het verduurzamen en verstevigen van het luchtig getimmerte van 1795 — men heeft wel van „revolutiebouw" gesproken ^) — ontmoet ook bij hen geen tegenspraak. 1795 moet altijd gezien worden in verband met hetgeen daarop gevolgd is. Deze zienswijze zou er toe kunnen leiden, de beteekenis van 1795 gering te schatten, Nu is die beteekenis geringer dan men^ het wel eens heeft voorgesteld. Te Winkel heeft indertijd, in een artikel naar aanleiding van het overlijden van Matthias de Vries ^) geschreven, dat onze omwenteling „zich over het geheele sociale gebied uitstrekte." ,,Zij was gericht tegen veel van het oude, tegen de aristocratie der patriciërs en de onfeilbare dogmatiek der staatskerk, tegen de tirannie van het classicisme, de verafgoding der oudheid." Hij betoogt verder, dat de omwenteling nationaal wilde zijn, hetgeen dan moet blijken uit de instelling, ^) Bijdrage tot herziening der Grondwet, p. 54. 3) Te Winkel, Ontwikkelingsgang, VP, p. 200. '') Vragen van den daig, VII, 645.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 oktober 1926
Rectorale redes | 46 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 oktober 1926
Rectorale redes | 46 Pagina's