GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Religiense ontwaking.

De vrijzinnigen krijgen al meer en meer , , genoeg" van de liberale „steenen" en zoeken brood. „De Hoeksteen" ischrijft:

„Een berichtje in een kerkelijke courant, waarin de menschen worden uitgenaodigd, zoo weinig mogelijk de diensten te bezoeken, ; zal wel zeldzaam voorkomen. ]VIen kan zulk een berichtje lezen in de „Vrijzinnige Kerkbode voor Haarlem en Olmstreken" van 30 December 1.1. Diaar staat n.l. een verslag in over de Vrijzinnige Jangeronkerk. Deze wordt, staat er, zóó goed bez'ocht, dat er eigenlqk plaats te kort is, zoodat het berichtje eindigen moet met de woorden: „Onderen worden verzocht de diensten zoo weinig: mogelijk te bezoeken, daar zij' anders plaats wegnemen voor jongeren, voor wie toch de godsdienstoefeningen bestemd zijn."

Ben van de wonderen der techniek.

Ook dit is een verschijnsel van omwenteling in de geestesgesteldheid, dat de materiëele glorie der cultuur ijiaar bekoring verliest.

Het is noig geen bekeering tot [het Wonder, maar toch de rijping tot een nieuwe volheid der tijden, die de Kerk tot een zwaren plicht roept.

Het onderstaande is uit „De Haagsch'e Post" (van de hiand van Prof. van Rijnk'erk).

Techniek en Geest.

In onzen tijd lijden velen aan een zanderlingten waan: de overschatting der techniek. Vliegtuigen, duikbooten, draadlooze, kortom alle ingewikkelde machinerieën, die over eens onoverwinnelijk geachte Hiaterieele moeilijkheden zegevieren, schijnen ons de belichaming van „vooruitgang". Wij' huiveren van , genot, wanneer we bedenken hae de mensch, naakt schepsel zonder klauwen cf slagtanden, in toestellen, uitgedacht door zijn onuitpnttelijken geest, sneller dan de arend boven de walken vliegt, rapper dan elk waterdier onder trouwloos schuim der baren gedoken, onzichtbaar de wereldzeeën doorklieft. Pet duizelt ons, wanneer wij' bedenken, dat de electrische golf door onze scheppingskracht opgewekt, in rhythmischen pdsslag onze gedachten voert over zeeën en vastelanden, 'en eens wellicht den afgrond zal doortrillen welke de hemellichamen in den wereldaether scheidt. Die zelfde^ soms met beklemming en angst vermengde bewondering, vervult ons, wanneer wij' de werkingen aanschouwen der krachten welke de mensch uit de stof Weet te ontketenen: de onbegrijpelijke macht der ontploffingsmiddelen, ' de toovermacht der alles doordringende X-stralen; de millioenen paardekrachten > aan een waterval ontleend, welke van dagreizen ver langs een simpelen kpperdraad toegevoerd, geheele bevolking'en van licht, warmte en energie voorzien en honderden bedrijven voeden.... Dat alles mag ons voorwaar trots en schroom! inboezemen. Trots wegens de bijikans almachtige vermogens waarmede onze geest de stof weet te breidelen en beheerschen. Schrooim en dankbaarheid • jegens de wetenschappen. Welke den mensch in staat stellen zijn dagelijksche zegepralen over de aards te vieren In bescheiden zelfverheffing prijzen w^ ons gelukkig boven onze voorouders en loven wij den „vooruitgang", waarvan wij de heerlijiko voordeden genieten. 'Wat al gemakken waarborgt ons de techniek! Telegraaf, telephoon, vliegsport gashaarden, electrische tram, electrische vatenwas' scher, stofzuiger en strijkijzer, electrisch licht. Hoe zou men in ons dagelijksch jakkerleven daarbuiten kunnen? 'Wie zou het kunnen stellen zander de zegeningen der techniek? Het moderne leven met zijn duizeiidvoudig verfijnde behoeften is immers ondenkbaar zonder dat alles. Dit zal niemand tegenspreken: zoqals het leven thans, in den maalstroom der groote steden geleefd moet worden, bligft men achter en gaat mten ten onder wanneer men niet 'met den ijlgang der tijden meeholt. Heeft Engeland dit niet ondervonden, toen het in den wereldoorlog betrokken, tot zijn schade bemerken moest, dat zijn chemische industrie (vergiftige gassen en explosieven) en zij'n machinepraductie (kanonnen en granaten) bij die van Diuitschland ten achter stond! Vandaar, dat men in Engeland thans de studie der natuurwetenschappen meer op den voorgrond geplaatst heeft biji de opleiding der jeugd: het mag niet meer voorkomen, in de toekomst, dat een ander volk, beter moordtuigen kan vervaardigen! Ook dit is een zegening van den vooruitgang! of liever, laat ons de ironie laten varen, en ronduit zeggen: ook dit is een vloek vaji wat men vooruitgang noemt. Ook dit is een der tee'kenen van de slavernij' waarin ons de techniek, de chemie, de machine, heeft gekluisterd. Oorspronkelijk zijn de machinale en chemische industrie ontstaan om te voldoen aan de wassende materiëele behoeften der menschheid. Thans echter dwingen zij ons, onze behoeften tot onverzadigdheid te vermenigvuldigen om een afzet te vinden voor haar eigen niet te remmen productiviteit. Is het werkelijk een geluk voor de menschheid geweest toen tusschen de jaren 1770 en 1790 de Engelsche katoenspinners, met de machinale weefgetouwen, het monster der fabrieks-nijverheid het aanzien gaven? Wie durft deze vraa, g ontkennend beantwoorden? De bekende Italiaansche schrijver Guglielmo Ferrero zegt in zijn merkwaardig boek „Tusschen twee werelden" dat men in onze dagen alles mag verloochenen: God, het vaderland en het huisgezin, maar één • ding moet men aanbidden: de machine. En toch, hoe barok dit ook schijnen moge, wil ik den moed hebben, het monster bij den naam te noemen. De vooruitgang der technische wetenschappen met al haar toep'assingen, heeft de menschheid meer ellende dan voordeel gebracht. Zij bevredigt duizend kunstmatige behoeften, maar waren wij niet veel gelukkiger zonder die bevrediging en zonder die behoeften? Is niet ons leven kleurloos en leelijk geworden, is niet ons bestaan, tot in het ongerijmde gespannen, zijn niet onze z'orgon, onze aandacht, onze belangstelling voor materiëele zaken op den spits gedreven? Meent men'werkelijk dat de industrie, de techniek, de chemie, de menschheid meer geluk gebracht hebben?

Er is nog oen andere zijde aan de zaak; do overschatting der techniek heeft gevoerd tot een overschatting der natuurwetenschappten. Dit heeft als van zelf ^geleid tot het streven, het aandeel dezer wetenscÉappten bij 't middelbaar en voorbereidend hooger onderwijs steeds meer uit te breiden. Men zou het tegendeel verwacht hebben. Het jagende leven is voor bijna een ieder tegenwoordig gevuld met materiëele problemen. Wijsgeerige, aesthetische, letterkundige belangstelling wordt onderdrukt, ten bate van wat „praktijk des levens" eischt of schijnt te eischen. Men moest bij het anderwij's dus uit alle macht trachten, de jeugd, als tegenwicht, althans met zooveel mogelijk ideëele waarden te verrijken, waarop zij' later zal kunnen teren. In plaats daarvan werkt men consequent aan het doorvoeren van een' oriënteering in tegengestelde richting: het onderwijs geheel te dwingen in liet dwangbuis der practische behoeften. Tot voor kort Was het doel van het onderwijs in het algemeen, den kinderen alle elementen van kennis en oordeel bij te brengen, welke , zij' in alle aspecten van liun verder leven konden nqodig . hebben. Daarbij was men zich wel bew'ust, dat de mensch nog voor andere dan oeconomische en miaterieele problemen te staan komt. Tegenwoordig schijnt men dit .niet meer te gevoelen. .'Wiskunde, natuurkunde, scheikunde, mechanica, aangevuld met staathuishoudkunde en boekhouden, staan tegenwoordig bovenaan op de leerprogramma's. Stoffelijke belangen en de studie der stof, dreigen de geestelijke wetenschappen allengs geheel te verdringen. Dit zal, wat men „voOTuitgang" belieft te noemen, waarschijnlijk zeer ten goede komen. Ik zeg waarschijiilijk, ol: nidat ik niet weet in hoeverre een eenzijdige natuurwetenschappelij'ko hypertrophie van onze hersenen ten slotte niet zal blijken schadelijk te zijn. Maar in elk geval is het zeker, dat het bevoorrechten van de materiëele boven de geestelijke wetenschappen, het geluk der jnenschheid niet vergrooten zal. Integendeel. En jk acht het een groqt nadeel voor het algemeen geluk der menschheid, dat men er naar streeft het middelbaar en voorbereidend hooger onderwij's allengs meer, zooals het heet „aan te passen aan de eischen der praktijk". In die voorbercidendei leerjaren proest men juist het o; ngekeerde doen: ongeacht al die practische eisehen, trachten bij de jeugld een zoo i)reed mogelijfcen ideëelen grondslag van algemeene 'pntvrikkeling te leggen. Wie eenmaal de phase der middelbare school voorbij is, vindt nauwelijks tijd of gelegenheid meer am! een basis van algemeene cultuur te leggen. Op de kantoren en banken waarheen de 'H.B.S. als eindpunt leidt, niet, en evenmin op de Universiteiten, die allengs niets meer zijn, geworden, dan vakscholen waar men een practisch diploma kan halen. Dus wake men teglen achterafstelling der ideëele vorming op d^ H.B.S. en het Gymnasium. Hier blijve hoofddoel, het bijbrengen van elementen van beschaving.

Bijbel boven Babel.

Prof. Obbirik' aioiaakt in „Bergopwaarts" een vergelijlgng tussohen de Israëlietiscihe en de Babelsche •svietgevingi, die .den miannen van het Pian-Babyloinisixie weinig.stof tot vreugde zal geven.

Maar de verschillen zijn niet minder merkwaardig, zoowel - sVat de zedelijke als wat de sociale wetten betreft. In de heele wet van Hammurapi komt geen enkele religieuse gedachte voor, zelfs niet bij de wetten over tempelproetituées en tooverij. Dat wat in Israël ten grondslag ligt: giji zult den Heer uwen Grod liefhebben met uw geheele hart, wordt te Babel zelfs niet genoemd.

Terwijl Israels gansche wetgeving bedoelt het volk Godsvrucht te leeren, is de wet in Babel niet anders dan regeling van maatschappelijke verhoudingen. Al waren dus de formèele en nmterieele overeenkomsten nog veel talrijker en ingrijpender dan ze zijn, dan nog bleef de kloiof tusschen beide wetgevingen diep en breed.

Niet alleen bracht het godsdienstig: standpunt oen principieel verschil teweeg tusschen Mozes en Hammurapi, maar ook het cultuurniveau was verschillend. In religieus opzicht stand Israël torenhoog boven Babel, maar hun cultuiirstand was lager. Dat komt aok uit in de wetgeving.

Babel, dat een hoog ontwikkeld cultuurland was, met uifcgebreiden handel en scheepvaart, had reeds lang bet instituut van geld leenen op rente. In Israël was dat verboden: x. 22:25. De Staten-vertaling, die gemaakt werd in den tijd toen , , rente" niet als zonde werd geacht, heeft den; Bijbel daarmee in overeenstenïming gebracht, en het Hebr. wootrd voor rente vertaald door „woeker". In Deut. 23:21 wordt toegelaten van den vreemdeling rente te nemen, niet van den volksgenoot.

Een ander punt, waaruit de lagere cultnurstand van Israël blijkt, is de kwestie van de bloed-' wraak. In Babel was de straf voor manslag reeds overgenomen door den staat, in Israël is het nog overgelaten aan de beleedigde partij', en' is de instelling der vrijsteden de eerste verzachting daarvan.

Maar merkwaardig: terwijl in de wet van Hammurapi een misdrijf tegen een aanzienlijke gepleegd, veel zwaarder moet worden gestraft, dan een misdrijf' tegen een man uit hett volk, is Israël reeds ver daarboven uit.

Ook is de strait in Babel meest ruwer dan in Israël. Terwijl wij in het O.T. alleen in Dent. 25:11 vinden het afhakken van de. hand die zich vergreep, is een dergelijke symbolische straf in Babel regel: en lasteraar - wordt de tang uitgerukt, enz.

Het zoogenaamde Licht uit het Oosten.

Niet minder besohamend voor de verheerlijk'ers der Oosters'Cihe bescha, vlng is een opstel van Ellen Forest in de „Groene Amsterdammer"!

„Het Moderne" Japan.

Ik jnoet altijd even glimlachen als ik menschen hoog hoor opgeven over het „Moderne Japan". Ik denk dan on-willekeurig aan de helraerij van Ushigome en al wat daarmee annex is.

In alle Oostersche landen, veel meer nog dan bij ons, floreert het bijgeloof. De Parijlsche bladen staan vol advertenties van kaartlegsters en zieners, in 't hartje van Londen, in BiOndstreet, en in Piccadilly, 'kunt ge files auto's zien staan en queue jnaken voor het huis van een waarzegster. Weinig vleiend als dit voor onze beschaving is, zijh de slachtoffers van deze haaien toch excepties en hebben ze, als excuus en misschien als reden, hun désoeuvrement. Bij ons doen alleen de noblesse en een soort rapaille „charme de se trouver en si gente compagnie" nog aan zulke dingen. In Japan doet alles nog aan bijgeloof.

Er is geen straat in Tokio bijna, waar ge niethet bekende bord van den waarzegger kunt zien hangen, als ge het kent.

Onthoudt d, it: zes zwarte balken, waarvan drie roodgekruist zijn. Hun rol is lang geen onschuldige, want, meer dan in evangelie, gelooft mien in do waarheid van hun beweringen.

De kunst van deze heeren, soms dames, berust op do laatste glimpsen van oerouden astrologiselien cultus, die mysterieuse overeenkqmst trachtte te vinden in den loap .der sterren, en 's menschen lot. De kalender speelt hier een groote rol, en de heeren astrologen hebben een eindeloos aantal gelukkige en ongelukkigie dagen, uren, maanden CU jaren, dat niet alleen varieert voor ieder individu — maar ook al naar de daad, die te gebeuren staat.

Ik heb in ons land , aok half-ontwikkelden en zwakken van geest ontmoet, die de menschen beschouwden al naar den datum hunner geboorte. Iemand zei me met een ernstig gezicht en, ik vrees, een even ernstig gemoed: „Met die vrouw krijg ik zeker ruzie, dat is een visch, die is in April geboren".

Gewoonlijk ga ik voor dergelijke menschen een eindje uit den weg, omdat ik het land heb aan aberratie. Voor een patholoog lijken zulke wezens me zeer interessant — maar ik voar mij word graag beoordeeld of veroordeeld (wat achter den rug steeds gebeurt) voor daden of woorden, niet naar mijn verjaardag. In Tokio b.v. 'als een zakenman zich wil associeeren^ ziet hij' eerst uit te vinden wanneer de aspirant-associé geboren is. En dan naar den waarzegger. Ieder jaar heeft spteciale sterren met bijzondere invloeden op 't m'enschenleven. Nu wordt de dag van de conceptie berekend en met den dag van de geboorte samien in verband gebracht met sterrenbeelden.

Zijn sterrenbeelden van bruid en bruidegom JJiJvoorb^eld te vijandig, dan moet zoo'n huwe­ lijk niet plaats vinden, dit geldt ook voor compagnons en zakenconnecües in 't algemeen. Gesteld, alles is best, dan moet er nog een datum uitgezocht worden, die voor beide partijien gunstig is, enz. enz.

't Is onmogelijk te zeggen, hoe diep het bijgeloof geworteld is in de ziel van een Japanner. Ge kunt makltelijker de kweek uit je tuin halen dan iets afdoen aan het bij'geloof van een Oosterling. In Ushigome werd een vrouw gearresteerd, die in 't holle van den nacht, in een witte kimono, de 'kimono der dooden, de beeltenis van een ontrouwen minnaar met een spijker door het hart, in den ouden w'onderboom sloeg. De bedreigde — want hem - wiens beeltenis dus in Ushigome ' bij den temp'el van Suwa Jinja misbruikt wordt, moet sterven — klaagde de vrouw aan wegens poging tot' moord.

Toen ik Japan verliet, was de uitspraaJc nog niet gevallen — maar zal de rechter den mioed hebben, dit oude bijgeloof van Japan te behandelen als waanzin ?

De Ushi no toki mairi, d.i. „de pelgrilnstocht ondernomen in het uur van den Os" was, tot voor 30 jaar, één van de geliefdste hocus pacus middelen. Hier werd een beeltenis in papier of was mishandeld, zooals men hoopte, dat het het origineel zou gaan. Hoopte, niet geloofde. Werd iemand bij, zijn geloiovige wraakritus op heeterdaad betrapt, dan maakte de bedreigde korte metten en sloeg het hoofd van den nieuwsgierigen onverlaat a£ in eenvoudige zelfverdediging; . Deed hij' dit niet, door verzuim of door vlugheid van den ander, dan keerde de zwarte magie zich tegen hem en stierf hij' binnen het jaar.

Over de zending oordeelt Ellen Forest gelijk' we dat gewoon zijn - van de religieus-neutralen. Geheel ongeigrond is echter haar pessimistisch oordeel niet.

Niemand heeft meer respect, kan meer respect hebben voor den socialen arbeid der zendelingen van alle secten van het Christendom dan ik. Alleen als ze met bekeeren beginnen, slaat de vrees me omi het hart. De Japanner, van huis uit Shin-to-ist, daarna Buddhist, daarna aanhanger van het Ryo-bu shinto of een der tallooze mengsels van shinto-isme en Buddhisme, heeft een bijzondere visie op goden.

Een God is vóór al een wezen dat vrees aanjaagt. Zoo goed en lief ze ook zijii, houdt ze in de gaten, want als je hun toorn ontketent, is het mis

Dit is misschien één van de reden waarom een Japanner zoo angstvallig probeert ze allen of liever (allen is onmogelijk, er zijn er ontelbare) er zooveel mogelijk te vriend te houdep.

Geeft men hun nu het Christendom^, dan mag men 'toch niet verwachten, dat ze plotseling in dien voor hen nieuwen God, alleen goeds zien.' Men leert hun: Christus is voor ons, ook voor hen, gestorven. Maar dat maakt op den Japanner niet zoo'n ergen indruk; De dood heeft voor hem, sedert eeuwen, zijln prikkel verloren.

En ze leeren toch ook weer, dat die opofferende God van Liefde, veel eischt. Vasten en bidden en Zondag houden. — Doen ze dat niet — dan.... En daar is weer de vrees. Men roeit geen bijgeloof uit bij ons in 't Wiesten, maar veel minder nog in het OiOBten. Veelal beteekent het bijbrengen van bet Christendom niet veel anders dan het eene bijgeloof op het andere enten.

Ik ken een Japansch meisje dat I^atholiek werd.

Op haar lage kaptafeltje prijkte een fleurige, welgedane Madonna met een qvervoed, gezwollen Kindeke.

Dat aanbad ze. Maar in den toko-no-ma, deeereplaats, hing een Kakemono met een Buddha — en tegenover een Ideine Kamidana (altaar voor Kami, een Shinto' God) hing de Butsu-dana, het altaar voor Buddha. Zo bad aan alle drie, brandde voor alle drie wierook en zette rijgt en take voor alle drie. Ze zorgde echter angstvallig, dat geen van drie den ander kon zien. Toen ze in Parijs was, móést ze biechten. Ze had afgesproken dit schriftelijk naar Tokio te doen en de absolutie was haar verzekerd bij aankomst van den brief. Toen de biechtbrief net weg was, droom, de ze van water; wat in haar bijgeloof beteekende, dat ze sterven zou. En nu begon haar angst. Als ze stierf vóór de brief in Tokio was, stierf ze beladen met zonden. Die kan God niet vergeven, dat moest de priester doen. Dus voer zo ter helle en moest daar vertoeven tot de brief in Tokio absolutie zou brengen. Maar daarmee was het nóg niet uit. Hoe moest men boven weten waar haar te vinden? Ze zouden haar zoeken bij de Japanners. Wie zou eraan denken dat ze bij de blanken was, en die konden haar niet ver-staan.

Zes weken is deze naïve ziel in de hel geweest. Zo liep rond met een graigezicht en bad zich suf. Wij hadden zielsmeelij maar alle redelijk praten hielp niets. Een bijgeloof geënt op een ander kan, in een naïven geest, bijna niet anders dan zóó . werken.

Ik zeg U, ik glunlach, als ik hoor van dat „Moderne" Japan. Het vernisje is zoo dun.

Ze gedragen zich zoo keurig als ze hier zijn, niet? Maar als ze op een Japansche boot teruggaan beginnen ze al te rochelen, te slurpen, te eten als zwijntjes, te spuwen en te schreeuwen. Modern Japan is een onding. Ze hebben er de deugden van oud Japan, de Bushido, verloren en de ondeugden van het Westen aangeleerd en onder dat alles leeft, diep geworteld, het bijgeloof, als een niet uit te schakelen element, als iets wat bij hun leven hoort, waarop hun leven voor een ' deel gebaseerd is — en dat misschien gedeeltelijk schuld is aan het onomstootbare feit, dat ze voor ons Westerlingen, in zaken vooral, absoluut onbetrouwbaar zijn.

Niet aldus de Chinees, wiens bijgeloof dezelfde origine heeft — maar anders werkt en die als ruggesteun zijn waarachtig filosofische levensopvat­ 175 ting en levenshouding heeft. In Japan is alles ontaard door de tijden heen. Godsdienst en bijgeloof en zelfs de Bushido (weg der ridderlijkheid) is door ^ den natuurlrj'ken aarüeg van den Japanner voor sophisterij, verworden tot „words, words, words".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 maart 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 maart 1923

De Reformatie | 8 Pagina's