Geen anti-Semietisme.

Ik haast mij terug te komten op tnijn laatste artikel in No. 21 van „De Reformatie".

Eerstens moet ik een fout verbeteren van den zetter, die echter gemakkelijk was te m'aken: ik Schreef namjelijk, dat Loesche was een antiiantisemiet. De zetter giste, dat ik eenmiaal het woordje anti te veel had geschreven, en liet het weg. Het zou ook beter geweest zijn, zoo ik had geschreven, dat Loesche vroeger een tegenstander was van de antisemieten.

Een tweede fout was, dat ik scihreef over documenten van den „Wijze van Zion", terwijl het daarbij ging over de z.g. Protocollen van de „Wijzen van Sion".

De derde fout echter maakte het noodzaJcelijk, dat ik op den inhoud van heel het stuk terug'kom'. Het bedoelde niet van anti-semietische strekking te zijn, mlaar w as het niettemin wel. Het verraadt ook, dat een schoenmaker beter doet zich bij zijn, leest te houden. Ik heb mij op glad ij's begeven en ben gevallen en heb mij , zeer gedaan. Een broeder zag dit en in plaats van mij uit te lachen schoot hij haastig toe en gaf mij de hand om mij weer op de been te helpen. Wat toch is het geval? Heel de geschiedenis van die vree-selijke protocollen van de Wijzen van Sion moet een groote leugen, zoo niet erger, moet kwaadaardige laster zijn. Dr Loesche is er ingeloopen; duizenden voor hem is het zoo gegaan; mij na heml. Mijn mededeeling ontleende ik aan een Oostenrijksche Kerkbode. Doch ik had beter kunnen weten. Ds "J. v. Nes Czn., Missionair Dienaar voor de Zending onder de Joden, had reeds in No. 13, 0, ct. 1921 „Zendingisblad", geschreven over den titel van een veel besproken boek: de Wijzen, van Zion en medegedeeld, dat het óéne doorloopende vervalsching is en een leugenboek. Dit nu zal ook wel gelden van het door mij geciteerde Amerikaanscih'e boek van Henry Ford. Thans kwam mij voor het eerst onder de oogen een circulaire door de Commissie voor de Zending onder de Joden te Lèeuwiarden, in Mei 1922 verspreid, onder het opschrift: streven de Joden naar de Wereldheerschappij? Een vraag door Ds van Nes op meer dan een plaats, alwaar Z..Eerw. sprak', beslist ontkennend beantwoord. Eerst nu las ik' in No. 7, October 1921, van Ik zal handhaven twee artikelen tot verweer geschreven-door den bekenden opper-rabbijn uit "Utrecht J. Tad onder de titels: het Jo-ods c h e . w e r e 1 d p r o g r a m en een onthulling over de zoogenaamde , , P r o t o col len der oiudsten van Zion". Ten slotte nog las ik', waarvoor ik niet dankbaar 'genoeg kan zijn, een vlugschrift van den zoo bekenden grijzen - vioorvechter voor de Zending onder de Joden, van D. Dr Hermann L. Strack getiteld: Jüdische Geheimges e t z e ? mit' drei Anhangen.

Het derde aanhangsel is getiteld: „D' i e W e i s e n von Zion" und ihre Glaubigen.

Uit alle deze bijdragen is mij schrikkelijk duidelijk geworden, hoezeer de antisemieten van over lange tijden met leugen en laster 't Jodendom-hebben vervolgd; hoe hoodig ïhet is, dat men om' het Jodenvraagistuk , ook mjaar eenigszins billijk te beoordeelen, worde voorgelicht, gelij'k dat, Gode zij dank, thans in onze kringen op zeer vele plaatsen door onzen Missionair geschiedt. Echter lij'kt het mij zeer gewenscht toe, dat onder de rubriek' Zending in „De Reformatie" ook worde opgenomen de Zending onder de Joden. Wel weet ik', dat zij in ons Z e n d i n g s b 1 a d haar plaats heeft; ook herinner ik mij nu wel indertijd van Nes' m'ededeeling gelezen te hebben in ons Zendingsblad, toch moet mijn tirade , , i'k acht dat dit vraagstuk te weinig' onze aandacht heeft", hem onaangenaam' hebben laangedaan. Ik vermoed echter, dat er wel m^et mij meerderen zullen g'é-vonden worden, die te weinig op de hoogte - zijn.van deze groote kWestie. Het zou mij spijten indien mijn vorig schrijven ook maar eenige schade zo-u hebben kunnen doen aa'n het heerlij'k werk van de Zending onder de Joden; echter mij heeft het een ze.er groot voordeel bezorgd: nu althans te w-eten van den laster en leugen en mij te 'klmnen wachten daaraan mede te doen en dit dank ilc aan de nobele wijze waarop onze Missionair strijdt voior den arbeid, die hem' zoo lief is. Instede van mij direct in de pers aan te vallen, waartoe genoegzame aanleiding door mij was gegeven, verkoos hij mij in de gelegenh'eid te stellen mij beter te oriënteeren en m'ijn fout te herstellen. Hij was de nian, die mij de hand gafj-Zoo heeft hij de zaak' van de Zending onder de Joden, wat mijn persoon betreft, op bizondere wijzfe gediend. Daarvoor dank ik hem naast God, met

innigen dank. G. KEIZER.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen