GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In de scbosol der wijsbegeerte.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de scbosol der wijsbegeerte.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hegetl en de slang

Hegel's leer is een sprekend voorbeeld van de eigenmachtigheid en ei^ngerechtigheid der wijsbegeerte, die zich boven den godsdienst verheft.

De kerk in de middeleeuwen deed verkeerd door de filosofie tot een ancilla (slavin) van de tlieologie te maken.

Maar deze fout is een klein vergissinkje in vergelijking met hetgeen de grootvorsten der moderne, idealistische, wijsbegeerte durven doen: de theologie maken tot „bedeelde" van de diakonie in den wijsgeerigen tempel.

Misschien doen we zijne filosofische majesteit, Hegel, een weinig onrecht met deze vergelijking, want hij heeft aan de religie nog wa; t anders willen geven dan een aalmoes, namelijk het respect van zijn hart en de glorie van zijn verstand.

Welnu, laat ons dan zóó zeggen: de idealistische wijsbegeerte heeft met de christelijke theologie een huwelijk (het reeds bekende: mariage de raison) aangegaan, waarin de filosofie het „hoofd" en de theologie de onderdanige Sara is, die met nederige fluisteringen haar man noemt: mijn Heer!

Wij zijn zeker, met dit beeld , aian Hegel geen onrecht te doen.

Maar dan staat ook vast, dat hij het christendom wèl onrecht aangedaan heeft, temeer daar hij zijn meest grootsche ideeën op het christendom heeft buitgemaakt.

Of is dit niet een puur christelijk denkheeld, den grond van al het bestaande Geest te noemen ?

„God is een Geest".

En de gedachte van de ontwikkeling van het

geestelijke uit het natuurlijk'e, van het natuurlijke tot het geestelijke, is zij, op' zichzelf beschouwid, ook niet een openbaxingssdhat van den biJDel? „Een natuurlijk lichaam wordt er gezaaid, een geestelijk lichaam wordt er gemaaid."

Maar zie nu hoe Hegel de van den ahristelijken boom gekapte takken ent opi den stam van zijn rationalistisch-mystieken wonderboom.

Gelijk we gezien hebben, plaatst Hegel den godsdienst in rangorde (naar den ' maatstaf 'der rede) tusschen de kunst en de wijsbegeerte.

De kunst is het zich-bewust-worden van den Geest door de aanschouwing (dat is het lagere bewustzijn).

In den godsdienst heeft de bewustwording p-laats door voorstelling. Deze voorstelling is minder dan het begrip, maar toch ook een weten en wel in procesmatigen groei. De Sohrift spreekt ook van een religieusen groei (van heerlijldieid tot heerlijkheid) in den levensfcing van het christendom zelf, maar bij Hegel is deze ontwikkeling een proces, waarin alle godsdiensten betrokken zijn.

De vele en verschillende religies der mensdhheid ziet hij niet als wezenlijk tegenstrijdig, maar als trappen (fasen) van ontwikkeling. De Geest worstelt in de vele gestalten van godsdienst naar het lipht, gelijk de zon in de vele kleuren van den dageraad opstuwt naar den glansenden dag. Grondgedachte van alle godsdiensten is de vereeniging van den mensch met God in den weg van mensch-wording Gods.

Deze menschwording Gods is niet (pias op!) de „verborgenheid der godzaligheid", waarvan de Schrift spreekt, namelijk „God geopenbaard in het vleesch", maar (volop pantheïstisch): het bewustworden van God in den mensoh. Het godsdienstig bewustzijn is eigenlijk het bewustzijn van God zelf, maar dan in den geest des menschen.

Laat ons het met een modern beeld duidelijk maken wat Hegel bedoelt: Gelijk! de electrisahe stroom het gloeilampje noodig heeft om tot lioht te komen, zoo is het menschelijk brein het instrument, waarvan de Geest zich bedient om het licht-in-zich-zelf te doen ontvlammen.

Dóór den mensch wordt God God!

Heine had niet heelemaal ongelijk, toen hij zei, dat de slang-in-het-paradijs de gansche Hegelsche filosofie geleerd heeft in een kort bestek': „Reeds zesduizend jaar vóór Hegel heeft de kleine leerares (Privatdozentin) in het paradijs de hééle filosofie van Hegel vóórgedragen, en verkondigd, dat het absolute bestaat in de identiteit (het éénder zijn) van zijn en denken; dat de mensch God wordt in den weg der kennis, of, wat hetzelfde is, dat God in den mensch tot bewustzijn komt".

Welke zijn nu de stadiën vaïi ontwikkeling, die „de godsdienst", op zijn lange reis door de wereldgeschiedenis, passeert ?

Wij zullen dit niet voor de aardigheid, maar voor de vaardigheid in het beproev: en der geesten, kortelijks nagaan.

Het splitsingsprinciep (als we het zoo noemen mogen) in de geschiedenis der religie is voor Hegel de zonde!

Maar wat noemt hij zonde?

De zondeval is volgens hem het losraken (Entzweiung) uit den natuurstaat, waarin de oer-mensclh schuldeloos en argeloos leefde, en het komen tot bewustzijn van goed-en-kwaad.

Dit lijkt — als twee droppels waters — op' de bijbelsche openbaring van den zondeval.

Maar, kijkend-achter de woorden, zien we een verschil als van wit en zwart.

In den Bijbel is de val des menschen een eclhte val, van boven naar beneden, maar bij Hegel is het een val van beneden naar boven. De zondeval is een noodzakelijk' stadium in den weg der ontwikkeling, want zonder zonde is er geen zedelijk bewustzijn.

Wilt ge het nog nader weten?

Hoort dan deze fraaie beschouwing van een leelijk ding!

Zonde is de los-weeking van hjet individu uit de gemeenschap, het bewustworden als enkeling tegenover de gemeenschap, het vóór-zich-zijn tegen den universeelen wil!

Dit vóór-zich-zijn is het kernpunt der zonde, maar tevens het beginpunt van de verzoening en de genezing, want de weg der religie is de weg van den Geest, die poogt de eenheid te herstellen door den individueelen wil opi te smelten in den universeelen wil.

Aangezien nu de menschelijke geest in werkelijkheid niets anders is als het middel tot bewustwording van den absoluten Geest, staan we hier voor het curieuse „feit", da, t de groote Geest in den zondeval des mensöhen eigenlijk van zichzelf is afgevallen en nu in den religieusen mensch, of, wilt ge, in het religieuse bewustzijn van den mensch, de hereeniging (verzoening) met zichzelf zoekt.

Ziet nu, hoe Hegel dit proces in de historie van den godsdienst aanschouwelijk maakt.

Er zijn drie hoofdsoorten (of hoofd-stadiën) van godsdienst.

Eerst is er de natuurgodsdienst.

De allerlaagste „religie", bestaande in fetischisme en animisme, valt hier buiten, omdat ze den naam godsdienst niet verdient. De mensch is hier onbewust.

De eigenlijke religie begint waar de menscih de natuurmacht als een soort zelfstandige macht tegenover zich denkt.

Het getal van deze natuurgodsdiensten is (behoeft het nog gezegd? ) drie, en wel: de Chineesche, de godsdienst van de maat; de Indische, van de fantasie; en de Boeddhistische, van het in-zich-zelf-zijn.

De tweede groep van godsdiensten vormt den overgang van de gebondenhieid naar de vrijheid (of subjectiviteit).

Ook hier weer een drietal: De Perzische (het licht), de Syrische (de smart), de E g y p-tische godsdienst (het raadsel).

Nu verschijnen de religies, waarin de mensch zichzelf herkent als persoonlijkheid tegenover den persoonlijken God.

De (drie) religies der geestelijke vrijheid zijn: de Joodsche (de verhevenheid of majesteit Gods, waardoor de mensch wordt getuchtigd); de G r i e k-sche (de schoonheid en noodzakelijkheid); de Romeinsche (bezonnenheid en doelmatigheid).

Natuurlijk ziet Hegel (uit oorzaak van zijn ontwiklcelings-manie) deze religies als trappen in een opklimmende reeks.

De Joodsche religie staat beneden de Grieksohe, omdat de Joden hun. God als een particulieren Volks^God (God van Jakob, of God van Israël) beschouwen!

Met uw welnemen, „vader" Hegel, hebt ge Israels psalmen ook gelezen?

„Zegt onder de heidenen: De Heere regeert (Ps. 96)!"

„Gij gansche aarde, juicht den Heere (Ps. 100)!" Groote menschen begaan soms groote „vergissingen".

Juister is Hegel's bescihouwing over de decadentie in den Romeinschen godsdienst, waardoor ide christelijke religie echt op. tijd kwam!

De Romeinen eindigden. met den staat te vergoddelijken in den persoon van den keizer.

Daardoor werd de wereld speelbal van een tiran. D'e mensch verloor zijn persoonlijlcheid. De smarten over dit verlies worden de geboorteweeën van den nieuwen godsdienst, de eenig en alleen ware, de absolute, godsdienst: het christendom.

Het christendom kwam in de volheid der tijden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

In de scbosol der wijsbegeerte.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1923

De Reformatie | 8 Pagina's