GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Onder den drang der bezuiniging.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onder den drang der bezuiniging.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De nieuwe onderwijs - p1annen.

(Slot.)

Het in „De Standaaxd" verdedigde en in ons vorig artikel' besproken stelsel heeft nog meer A-oordeelen, dan dat met de eigenaardige toestanden van iedere plaats kan gerekend worden. De uniformiteit wordt ook in dezen zin gebroken, dat weer te rekenen valt met de individueele behoeften van de A^erschillende scholen. Er zijn immers scholen, waaraan voorbereidende klassen zijn verbonden, en de leeftijd van toelating later k'aii gesteld worden dan aan scholen, die het „bewaarschoolondcrwijs"' missen. Andere scholen bezitten zulke voorbereidende klassen niet, en wanneer nu de aanvangsleeftijd gelijk moet zijn aan dien van de eerstgenoemde, zou dit met zich medebrengen, dat ook deze scholen met het voorbei'cidend onderwijs moeten verrijkt worden, en waar is dan het resultaat der bezuiniging? Dan is alles, wat door de inkorting tot zes leerjaren bespaard werd, spoedig verdwenen, en de saldo's, die men ter voordeure binnenhaalt, verdwijnen door de achterdeur. Daarom is het gewenscht, dat de regeering voor zes jaren subsidieert, en aan de besturen overlaat, binnen welke leeftijdsgrenzan die zes jaren zullen vallen.

Maar schept die ongelijkheid geen concurrentie? Ontstaat er^ als de eene sohool vroeger toelaat dan de andere, geen wrijving?

Neen, want in de eerste plaats stelt de wet. een algemeen minimum, wat om verschillende redenen noodzakelijk is, en ten tweede wordt gerekend met de plaatselijke behoeften en omstandigheden. In een stad en een dorp zal er dus als vanzelf overeenstemming zijn, en al blijft er variatie, we moeten voor zulk een verscheidtenheid niet al te bang wezen. Daai'in ligt juist een noodzakelijke levensvoorwaarde. Eenvormigheid doodt het leven. Wanneer de eene school een precies-gelijkende copie is van de andere, gaat er veel van de schoonheid van het eigene teloor, en laten wij' toch in een tijd, waarin de rechten der gemeenschap den toon aangeven, alles aangrijpen, om op te komen voor de waarde van den enkeling en de .persoonlijkheid. En ontstaat er dan een, mits eerlijke, wedstrijd, uitnemend. Zij, die in de loopbaan loop en, hebben kans de eérkroon te verwerven. Ons christelijk onderwijs is voor concurrentie niet bang. Tenminste, het.mag den geoorloofden wedijver nooit vreezen.

Nog heb ik' niet ten volle den lof van het aangekondigde stelsel bezongen.

Er-is nog meer, vi^at mij tot een verdediger van deze lijn maakt.

Wanneer de regeering deze richting uitgaat, en dus voor niet meer dan zes leerjaren subsidieert, maar dan verder de besturen en dus ook' de ouders vrijlaat, zal ongetwijfeld het particulier initiatief weer gelegenheid ontvangen zich te ontplooien. De ouders krijgen weer een prikkel om zelf aan het werk te gaan, en niet langer wordt alles v, an den staat verwacht. Voor een zevende leerjaar moet men zelf zorgen. Voor langer onderwijs moet men zelf beialen, en dit „moeten" zal m. i. heilzaam werken. Echter onder tweeërlei beding. Ten eerste, dat ook bij de openbare scholen dit moeten regel worde, en de ouders zelf de h'and aan den ploeg slaan, en ten tweede, dat de onderwijzers niet de dupe worden van de meerdere vrijheid van de ouders.

Over dit laatste een enkel woord.

Vroeger heb ik iets geschreven over het gevaar, dat van de zijde der onderwijzers der school k'an dreigen, en mij aldus uitgelaten:

Ook de leerkrachten, die aan de school arbeiden, bunnen een struikelblok zijn voor de normale ontwikkeling der vrijheid. Laat ik onmiddeUijik mogen zeggen, dat ik geen bepaald feit op 't oog heb, on niemand een Seitenhieb begeer te geven, rnaar ik denk aan dit gevaar, dat, de onderwijzers in de school een positie zouden willen innemen, die hun niet toekomt.

Hoe kan dit geschieden?

Wel, wanneer zij tegenover de ouders en de besturen hun zin zouden willen doordrijven, en in do school de alleenheerschappij begeerden te voeren. Ook wanneer zij van 'den invloed, die h'un is toevertrouwd, misbruik zoiiden maken, en tot leuze verhieven:1' ecole c' est moi. Evenzeer wanneer in een school voor eigen rekening de ouders geheel en al zijn buitengesloten, en de school een winstgevend bedjijf van het hoold geworden is. In al deze gevallen kan de vrijheid der school het kind van de rekening worden, en de cojiflicten die hier eu daar gerezen zijn, bewijzen wol, dat ik me niet schuldig maak aan Don Quichotisme.

Daarom hebben de onderwijzers oolc te waken. Zal de vrije school waarlijk vrij zijn, dan moeten niet het minst-do leerkrachten medewerken, om de waarachtige vrijheid te bevorderen, e n met de o'uders alle krachten inspannen om ieder staketsel, dat de vrijheid belemmert. Uit den weg te ruimen. En dan hebben wij alle vertrouwen, dat het hun begeerte is om te blijven wat ze zijn: medearbeiders en medearbeidsters met de ouders, en nimmer te worden staatsambtenaren, die geen band meer gevoelen met het gezin.

Dit handhaaf-ik nog ten volle.

Maar hieraan moet ik nu eerlijkheidshalve iets toevoegen.

Het gevaar is niet denkbeeldig, dat, wanneer de overheid weer meer aan het particulier initiatief toevertrouwt, onder de leuze der bezuiniging een niet-zachte aanval wordt gewaagd op de salarissen der onderwijzers. We zijn immers onze geschiedenis nog niet vergeten. Toen hebben honderden en nog eens honderden onderwijzers voor een lage bezoldiging ons christelijk onderwijs gediend en zulks met liefde gedaan. Gaarne bra.chten zij het offer. Voor de zaak des Heeren hadden zij alles veil. Zij lieten zich niet beheerscben door een geest, die nu bij tal van ontevreden elementen voor henzelf en, voor anderen het leven vergalt, en in onze christelijke onderwijzerswereld niet thuishoort. Maar in deze erkentenis ligt tevens een aanklacht. Een aanklacht tegen menig schoolbestuur, dat in den tijd der lage subsidies den „meester" een salaris uitkeerde, waarvan geen hoer een kwartaal leven kon en leven wilde. Zoo is ook' meer dan een predikant behandeld, al moet nign voor generaliseering .en groote \voorden als „hongerloon" zich hoeden. Ën omdat die historie nog niet onder het stof is begraven, kan ik het mij uitnemend indenken, dat in de onderwijzerskringen men de inkrimping der overheidsbemoeiing en de vrijmaking van het particulier initiatief ja wel met vreugde, maar tooli met eenige gemengde blijdschap wordt begroet.

Thans staat het salaris vast.

Ook al haalt de regeering het omlaag.

Maar er valt door de schoolbesturen niet aaai te tornen, en de tijd van de bekrompenhleid, zooals die in vroegere jaren werd gekend, is voorbij. Doch' is er ook kans, dat, als de staat zich terugtrekt, daarvan iets terugkeert? Daarom stelde ik' als conditie, dat van de meerdere oudervrijheid nimmer de onderwijzers het slachtoffer mogen worden, eu wij met alle krachten hebben te waken voor een herhaling, van dezen toestand, dat het tekort iu onze schooldgeldbetaling op 'hen verhaald werd. Dit kan natuurlijk vóórkomen worden door een wettelijk' minimum, dat een normaal salaris moet zijn, maar dit moet ook vermeden door het vaste voornemen der ouders om den onderwijzer te geven, wat des onderwijzers is. Ook' deze dienaar zal van zijn altaar leven.

En nu ten slotte.

Ook deze reparatie aan de schoolwet doet zieu, hoe broodnoodig een nieuwe wetgeving is. Wat wij behoeven is geen restauratie, maar repa-ratie. Men zet geen nieuwe lap op een oud kleed. Een nieuwe koers moet ingeslagen, en een nieuw systeem moet gevolgd. Misschien geeft God, dat uit het kwade dezer jaren iets goeds voor de waarachtige vrijheid van onze scholen geboren wordt. Intusschen hebben wij wakende en biddende te zijn. Het is, zooals ik vroeger schreef,

geen tijd om kalm en rustig' op onze lauweren in tü doinmelen, en te meenen, dat het alles pais' en vrcö is en boter tot den boom. De vrijheid der vrije school bnjft onze waakzaamheid en gebed eischen, en wanneer deze vrijheid in die mate in 't gedrang zou komen^ dat we geen vrije ouderschool meer overhielden, moeten w© bereid zijn, om weer van ondeien op te beginnen, want liever geen financieele gelijkheid, dan gelijkheid, die ons onze zelfstandigheid ontneemt.

En zoiu dat offer te groot zijn?

Ik geloof van harte, dat, wanneer het moet, God ons christenvolk en ook onze christen-onderwijzeis en onderwijzeressen getrouw zal .maken, om den ouden weg weer te gaan. En met moed. In overgegevenheid. Met bezieling. Zeker, de schijn is tegenwoordig soms tegen, maar zou niet, als hel er op aan komt, en God ons roept tot den strijd, wat nu nojg dommelt, ontwaken, en naar de .wa^ penen grijpen? En ja, dan zal het kaf wel w^gstuiven, en het waardeloos erts wegvallen, miaar het echte - goud blijft over, en dat gjoud wordt in den oven wel beproefd, maar niet vernietigd. Het komt blinkend uit het. vuur tevoorschijn!

Is voor de waarachtige vrijheid het volk des Hoeren niet keer op keer jn den oven geweest? Ook om de vrijheid der vrije schoiol.

God, onze Verbodsgod, beware haar in het midden der jaren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 maart 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

Onder den drang der bezuiniging.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 maart 1924

De Reformatie | 8 Pagina's