GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Querlflo’s Saul en David.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Querlflo’s Saul en David.

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij de veelbespro'keh tooneeluitvoering scheen alles ZOO' verlo'kkelij'k. > -'

Zij ZOU gehouden worden in''besloten' kring. Intusschen werd . met de kaarten met ijver gekolporteerd.

Alleen amateur-spelers zouden' 'voor ' het voetlicht komen. Evenwel bleek het heele spel te staan onder de leiding van een beroepsspeler, den heer Saalborn.

Christen-studenten zouden ten tooneele' verschijnen. Maar er moeten er onder de spelers zijn geweest, 'die nooit een collegezaal hebben gezien.

Een bijbelsch stuk zou er worden opgevoerd..

Maar 'dan niet van de hand van den een of anderen letterkundigen krabbelaar. Doch van een eerste-rangs-auteur..

Wel van een Jood. Van Querido.

Maar - dat hinderde niet. : ÏSMB^J? !| Ï

't Was immers een stuk uit het Oude Testament. Onbegrijpelijk is het, dat er zijn, die aj zulke mooie voorstellingen hebben geslikt.

Dat er ouders oO'k' i onder de Gereformeerde'n waren, die dachten: , het'zal wel vertrouwd wezen.

Ik heb nog een 'kleine hoop, dat zij bij 'de opvoering toch geschrokken zullen zijn.

Dat zij onrustig geworden zijn en zichzelf zullen hebben afgevraagd: hoèi kon ik mijn kinderen hiertoe, verlof geven ?

Wanneer men van 'déïi inhöud.''-van: : diti to-onéelwerk kennisneemt, dani wordt het u .e^n, ra; a, dsel, hoeveel er bij hen mee door. kan.

Daarom acht ik het niet Oiudienstigortze lezers van den inhoud eenigszins o-p de hoogte te brengen.

En dan zal i^ den heer Querido allerminst den lof onthouden, die hem toekomt. Er zijn in zijn boek, uit letterkundig oogpunt, eenvoudig s> chitterende passages. Stukken van Oostersche poëzie. Ook hier en daar wel eens kreupele beeldspraak. Maar over het geheel heeft hij hierin zijn naam gehandhaafd. Ook. zijn naam als overdadig, al te weelderig stylist. Dat het als too'neelstuk tooneelbezoekers zal voldoen, betwijfel ik. Hij laat zijn personages praten tot , ze er heesch van moeten worden. En voorzoover ik er verstand van heb, is dit juist het tegendeel van wat een tooneelauteur zich als eisch heeft te stellen.

Hij blijft tamelijk trouw aan. het bijbelsche verhaal. Maar gelijk te verwachten was, mist hij alle diepere visie op zijn onderwerp. Hij vat Saul op als een lijder aan zware melancholie, die veel angsten uitstaat, in wien de tegenstellingen van haat en liefde snerp'en, die zich om het niet gehoorzamen aan. bet GO'ddelijk' bevel een. verworpene Gods noemt. Van den boozen geest, die in Saul voer, wordt slechts later; .en dan maar met een enkele uitdrukking, gewag gemaakt.

•Maar den donkeren achtergrond, dat Saul een koning was, die God aan Israël in zijn toorn schonk en David de verko'rene des Heeren was, uit wien de Messias zou voorfk'omen, en die in zijn leven ook den Messias menigma^al typeerde,

ziet hij niet. Dat laat opzichzelf reeds den christen, den 'Gereformeerde onbevredigd.

Daardoor blijft alles laag bij den grond.

En was het dat alleen nog maar.

Doch er staan stukken in, 'die voor den Calvinist niet slechts, maar voor ieder, die door de moderne m9raal niet is vergiftigd, zedekwetsend zijn.

Ik heb 'dan ook geaarzeld enkele van die gedeelten hier over te nemen.

Maar waar van zoo verschillende k'anten dit stuk als doodonschuldig wordt voorgesteld, waar men verzökert, .dat zijn inhoud geen bezwaar oplevert, meen ik, dat de waarschuwing tegen dat gevaar alleen krachtig kan zijn, wanneer men de dingen bij hun naam noemt.

Ik verwonder mij, dat sommige deelnemers het gevaar niet dadelij'k hebben ingezien.

Zouden zij reeds zoover zijn afgezakt?

Of verkeeren zij in tijdelijke wereïd-bedwelmiijg?

Ik hoop no'g het laatste. - ^J^ISÖSSSi^

Ik bied dan mijn lezers verontschuldiging aan, dat ik hun zulke - aflceerwekkende lektuur onder de oogen breng.

Maar bet moet. Eerst dan een fragment uit het Eerste 'Bedrijf (bl. 18). Daar spreekt Saul tot Jonathan:

En David., . zoon van Izay ? .... Wie is hij ? ... ééns mijn schildk'necht!: Ha ha! een fraaie herder, 'die Filistijnen, slaaf - en reuzen-velt met kiezels! Mijn kleine Da-vid, , de ving'ren tokk'elend langs de snaren, en tooverij . van klanken sprenk'lend om mijn •hoofd. (Hoonend).

Versiert hij niet zijn enkels, armen, handen, met ringen, kralen, banden, als bijzit tooit haar opgesmukte' lijf? (fel'schimpend). Wie is hij die een koningsdochter won tot prijs, k'oelhartig Van lichtzinnigheid? -

Een herder met wat vale schapen, , die vlooien zocht met zijnen hond! En nu? Een woelig proriker!

Bedwelmen doet hij alle vrouwen, (zinnelijk') met lied en za, ng en 't lenige - gevlei van zijne weeke stem en woord.

Met wierook , lokt hij donk're m a, ' a g d e n '• uit mij n paleis en wecpt ze onb e^ . scha, amd zijn'.wrange lusten, toe.

Want hij is brandend zwoel van zin', . , ^zó.ó vyulp, sch, dat heel, zijn wezen ZO'U •'iiÖiiÉC: ^ • ' • vergaan, • , ate, hij niet daaglijk's O'fferde, - ; zijn zonden > ter verzoening. — Moet, hij' mijn. troon, betreden ?

De snijkiant van een kei mo'est gro'even door zijn hek!! Ik grijp mijn speer en rijg hein aan 'den dood.

Hoor kind, .jioor hier, de-wulpsohe vrouwem.

krolsch! Zij razen luid om hunnen • li ev.eling., .

Het vol'k: , 'doejt mee: .., . S.aiil sloeg zijn, •i^^S-tienduizenden!'O '"Gelogen volk'., ., gelogen!

O Jonathan hoor toe, uw koning krenljen door h o e r e t o n, g; - en ; §laia£; .; : (n: ap.ae, ),

Van. komhiéhtaar .onthoud! ik mij; . It spiati^'érde alleen.

W; at dunkt u van zulk' een taal?

Druischt ze niet geheel tegen 'onze Gerèfornieerdè zede in?

Moet 'zelfs niét een zich respékteer.end wereldling er afschuw vkn hebben ?

Er staan woorden in, die zeïfe in liet^ ergstogeval niet van' menschen gebruikt woerden, maar alleen van beesten.

En mocht men opmerken, dat Querido zó, ó scthree'f om Saul's gezonkenheid te karakteriseeren, dan ma, g daartegen protest niet uitblijven.

Mag men dan aan, het papier toevertrouwen de liederlijke taal, die een dronkaard soms, uitbraakt, alleen om van 'de dronkenschaipi een goed beeld te geven?

Mag men om den bdklagenswaardigen toestand •van krankzinnigen te teekenen, letterlijk weergeven • de schunnige woo-rden, welkje er somtijds uit hun mond voorkomen? '

Evenmin ma.g, wat Querido hier bestaai, ooit worden goedgepraat.

Hier is 'de Jordaan-Querido, de Ma, nus-E*eet-Querido , aa, n het woord, met zijn plat. realisme.

Eigenlijk is "t nog erger gesteld.

Want in , „.De Jordaan" en in „Manus Peet'" wordt voor een deel werkelijkheid, lage werkelijkheid gegeven.

Maar hier een gefingeerde (verzonnen) werkelijkheid.

Dat Saul op die manier, ooit te keer is gegaan, kan men uit het bijbelverhaal niet bewijzen.

Trouwens in bet vervolg; van dit tooneelstnk moet 'de polygamie (veelwijverij) als pikante saus dienen.

In plaats van dit, waar het noo'dig mocht zijn, even aan te roeren, gelijk onder ons goede zede eischt, wordt het in dit tooneelstuk' naar den voorgrond geduwd.

In het Tweede Bedrijf vindt men na een feestavond David met zijn vrouw Michal alleen. Micbal lijkt bijna, geheel een Westersch vrouwtje. De omgang met haar man heeft niets van dat Oo'Stersche op' een afstand blijven. Te schriller wordt daarom 'de beschrijving, welke David aan Michal van het heerlijke feest geeft en wa, arin hij tot haar zegt:

Hoe vloeide rood de'wijn!

De knapen zongen, de meiskens dansten;

zelfs neuriede de b ij zit mee.

En even later:

Zoo vele volk'ren leerde ik kennen; zoovele vrouwen noemde ' k m ij n. —-

Maar hier, ia het Hebreeuwen-land is de vrouw een heiligdom in huis. Zij groeit het sappigst op in warmte en aarde licht, als de wort'len van d'ólijf. Zij is er vrije meesteres en ingeweven in onze dierbaarste gepeinzen. Geen b ij zit of boeleerster, hoe teed're lofcstem ook, vermag haar weg te dringen.

Is dit, vooral waar de omgang als in Westersch milieu wordt overgebracht, niet krenkend vO'or de vrouweneer? •

Maar Michal wordt hier oofc al beschouwd als door de wol geverfd.

Als David 's nachts moet vluchten, stelt zij hem gerust, dat Saul's knechten hem niet spoedig zullen achterhalen. Zij heeft haar maatregelen genomen. Daaronder ook deze:

Uw b ij zitten en slaaf, de w.oel'ge krijgers Saul's bevolen zoolang. zij kunnen te weren;

Toen het bedrog van Michal was uitgekomen en , Saul haar ontmoet, snauwt hij zijn dochter toe:

Gij liegt boeleerster, gij liegt en uw stem, zoO' vroom en eerbaar mij misleidend, met sluwen klank van David nagebootst.

Welke dame Michal heeft gespeeld, weet ik gelukkig niet. Maar toen zij zich voor'het eerst op het tooneel hoorde toespreken als „boeleerster" moet haar schaamtegevoel wel sterk geprotesteerd hebben.' Maar door de repetities wordt dat overwonnen. Hoe jammer! Liever ware zij weggeloopen! Maar nu moest zij ook deze woorden van Saul aanhooren: '

Verdedigt gij uw lief, den lief van , alle vrouwen? Een arglistig man met > honderd harten? ... die tegen ieder duifke, bla, nk ven minne, kirt? ... Uw David - sluw en wreed? — Verdedigt gij dit ongezuiverd schepsel, van wulps ch; h. eiid en van wellust af gevreten?

Nog meer tegen de borst stuit het volgende. 'David is in de spelonk van Engedi gevlucht, nauw •a, a, n Saul's jacht ontkomen. Hij is moedeloos. Maar 'Samuel, de hoog bedaagde, de wanldelende, komt hem in den nacht bezoeken om hem op te beuren. Teeder was hét'samenzijn. David'smeekt'Samuel om hem te gedenken in het gebed. Samuel omhelst hem. Maar David kan den ziener nog niet laten gaan. Hij valt op de k'nieën''en smeekt: Uw zegen, vader.

Samuel zegent hem en gaat heen. David blijft pijnzend staren. En dan leest gij onmiddellijk' daarop:

Abjathar (eerbiedig tot David). Ik waag het u te storen... Uw zangster vraagt naar baren heer.

David (die opschrikt bij Abjathar's stem.) Oatwa, ak'te Abichaël ? Abjathar.

.Ontwa, akt is zij, 't oog doorschitterd van een droomen-roes. Zij wilde haastiglijk' hierheen

Zij droomde van een kroon David (ontkent .en plechtig). Stil Abjathar... dool niet den heil'gen klank van Samuel's stem in mij, den innerlijken nazang van zijn wijsheid. Abjathar.

Zoo schoon is Abichaël nu... Omschenen van een profetie!....

DaVid (ingehouden, droomrig). O, deze vrouw, ; mijn Abjathar... Zij rooft mij Michal's heugenis. Rond haar gezicht zij spant een tooverij van licht....

Abjathar. Zoo vurig is haar woord, zoo smachtend David (hevig).

Stil Abjathar, ..... mijn zinnen branden , van huiverende lusten af! Bla, as niet in den gloed! Zeg haar ik kom! -

Nu moet toch het hooge woord er bij mij uit. Ik' vind dit walgelijk. Driedubbel walgelijk.

Ik' sta stom verbaasd, dat het „christelijk" publiek niet geweldig floot.

Ik sta stom verbaasd, dat ieder, die op den christennaam prijsstelt, niet haastig den schouwburg verliet en voor zijn God opi de khieën is gevallen met de belijdenis: gelijk een schaap heb i'k{ gedwaald in het rond, ai, zoek' uw knecht. uw dienstmaagd, schoon iij uw wetten schonden. Wend toch voortaan mijn 'Oog van d'ijdelheden af. Ik kon nog meer citeeren. Maar ife' wil het niet. 't Is genoeg. ' Meer dan genoeg. '

Wie dit goedkeurt, keurt heel het hèdéodaagsch tooneel goed.

Want het is zelf een stuk hedendaagsch tooneel.

Er zijn zelfs stukken iil het hedendaagsch tooneel, die minder gevaarlijk zijn.

Wie dit goedkeurt, glijdt, als Christus niet krachtig tusschenkomt, de wereld in.

Dat walgelijke kan er 'niet door coupitres uit verwijderd zijn. Want het zit door dit heele tooneelwer'k heen.

Of er behalve de enkelen onder de spelers, ook anders nog Gereformeerden aanwezig waren, is mij niet bekend. "

Ik ben niet inkwisitorii, al aangelegd.

Ik vertrouw, dat er heel weinigen zijn geweest.

Maar tot die weinigen zeg ik: ziet toe, dat het zout in u niet smak'eloos wordt.

'Ziet toe, dat gij onze, «kerken niet bederft. En hoe de tegenover ons staande, pers over dit artikel oordeelen zal, of zij er desnoods mee spotten zal, deert mij niet.

Ik •hoop met alle kracht tegen deze dingen te blijven getuigen.

Ik wil er ons, "Gereformeerde vo}k' gedurig a, an herinneren: Ziet, de Rechter staat' voor de deur.

De Vrüe er hullen.

Dit zal zeker uit de getuigenissen tegen de gewraa'kte tooneeluitvoering wel duidelijk zijn geworden: de Vrije staat er buiten.

Niemand minder dan de Rector Magnificus, Professor Van 'Gelderen, legde in die kwaliteit deze verklaring af.

Zelfs geen studentenvereeniging aan .de V. U., verzekerde de voorzitter van de Theologische Faculteitsvereeniging der studenten, de heer Prins: is erbij betrokken.

Aan de Vrije k'an in deze niets ten laste worden gelegd.

Dit zal nu wel bij allen vaststaan.

GewelfllBe agitatie.

Na ons stuk in het vorig nummer, • kwamen vele ingezonden stukken .bij ons in.

Dat wij ze niet plaatsen, geschiedt niet uit onwilligheid of om eenige andere reden.

We hebben er eenvoudig geen ruimte voor.

Dit stemt echter tot dank', dat ons Gereformeerde volk op, zijn post staat.

Dat blij'kt niet •alleen ui'ii de ons, •maar ook''uit de a.an andere bladen toegestuurde inzendingen.

De stroom is niet te verzwelgen.

Dat blijkt ook uit het besluit van den raad der Gereformeerde Kerk van Amsterdam, wa, arover wij ons hartelijk verblijden.

Nu zal men zich wel pogen te verdedigen: de reaktie kwam opzetten'.

Maar ik meen dit ten sterkste te moeten erkennen.

Van 'konservatisme zijn we niet gediend.

Dat weet ieder Reformatielezer. -

Ma, ar in de agitatie werkt niet als dqmineerende fak'tor het zondig konservatisme, maar de fijne intuïtie van ons Gereformeerde volk.

Zij voelen het: hier is a, fwij'king van ons heilig beginsel.

Moed?

Na de tooneelvoorstelling 'kwam de auteur, Querido op, zoo lazen we in verschillende bladen. De „Telegraaf" schreef:

Ouqrido huldigde in Saalborn dea voortreffelijken regisseur en den genialen tooneelspeler, die hier de ontzaggehjfc zware taak om te werken met spelers die de tooneeikunst niet als vak beoefenen, volbracht had met kracht, "Ijver, overgavo en geestdrift.

In de tweede plaats dankte hij de spelers zeer, die met overgave, ijver en ernst het werk haddea ondernomen, en den moed hadden getoomd te d'urvén optreden, in het werk van een andersdenkende.

Hij hoopte ten slotte dat de vertooining thans een niet al te goddeloozen indruk zon hebben verwekt.

Het „Handelsblad" gaf te lezen:

De ©erste vroeg het woord voor den bescheiden, duur van twee minuten, ten eerste om hulde te brengen aan Louis Saalborn voor de ontzaglijk zware taak welke deze met de regie op 'zich had genomen; ten tweede om aan deze ohristelijfce jonge dames en heeren dank te brengen vaor den door hen betoonden moed. Ieder die dten laatsten tijd de artikelen in „Die Standaard" heeft gevolgd en ook aandacht heeft gewijd aan de rubriek „Ingezonden Stukken" zal — zeide de heer Querido — begrijpen wat ik bedoel met „moed".

Het is alleszins verklaarbaar, dat Querido zoo sprak.

• Maar hij geleek ook den vos, die de passie preekte.

Ik las onlangs, dat er dikwijls meer moed toe behoort om „neen", dan om „ja" te zeggen.

223 Onze jongelingschap leeft tegenwoordig onder sterke pressie van buiten..

Het breken met kónven tie en traditie zit in de lucht.

Wie daaraan niet meedoet, wordt voor „bekrompen" gescholden.

En nu klinkt een jongere niets onaangenamer in de ooren, dan dat men hem bekrompen noeriit.

Daar kan hij niet tegen.

Zich dat brandmerk te laten opdrukken, in de Gereformeerde levenshouding te volharden, eischt schier eén' ruggegraat van staal.

Eischt een groote dosis moed.

En gelukkig hebben we een heele menigte van zulke jongeren.

Zij zeggen volstandig „neen".

De zwakken helaas bezwijken.

Daaronder reken ik ook de deelnemers aan de tooneeluitvoering. Of laat ik liever spreken: zij kenden een oogenblik va.n zwakheid en bogen door.

Querido zocht den moed aan den verkeerden kant.

Laten zij, die er aanwezig waren, dezen ^yie^oofc spoedig wegblazen en tot zichzelf komen.

Laten vooral onze studenten bedenken, dat zij voor een Mbzes-dilemma staan.

Ons Gereformeerde volk' heeft veel gebreken, maar het heeft toch meer dan eenige andere christelijke groep zijn liefde, zijn arbeid, zijn geld voor den Heere over.

En nu smaalt de wereld de Gereformeerden als bekrompen menschen.

Wat zult gij doen?

Doet als Mozes.

Van hem staat beschreven, dat hij door hei geloof geweigerd heeft een zoon van Farao's dochter genoemd te worden, verkiezende liever met het volk van God kwalijk gehandeld te worden dan voor een tijd de genieting der zonde te hebben, achtende de versmaadheid van Christus meerderen rijkdom te zijn, dan de schatten van Egypte, want hij zag opt de vergelding des loons.

Die genietingen der zonde behoeven nog niet grof te zijn.

Ze kunnen heel verfijnd wezen.

Toch moet de versmaadheid van Christus^ waaronder ieder geloovige ten slotte ligt, u liever zijn.

Op het standpunt van Querido zou Mozes het moedigst zijn'geweest, indien hij a, an het hof ware gebleven. Dan had' hij geheel alleen tegenover zijn volk gestaan.

Maar de Schrift leert het anders.

Het „Dista, nz-'Gefühl" mag ook' onder' ons niet uitslijten.

De lof van Querido js opzichzelf reeds een bedenkelijk téeken. J-'A^; -""? ; ; " '

Kunst en kunst.

Na Querido trad nog een der spielers op. Hun, die twijfelen of tooneelspel kunst is, ried hij aan, volgens „De Telegraaf": „Men ga maa, r naar Saalborn en vrage hem of hij een stuk met u wil instudeeren. Dit is de beste ma.nier om te weten of tooneelspielen een 'kunst is".

Hier heerscht klaarblijkelijk spraakverwarring.

De kunst in den hoogeren zin, zooals schilderen beeldhouwkunst wordt hier vereenzelvigd, met wat men in het dagelijk'sche leven wel kunst noemt.

Ik wil het best , aannemen, dat het voor den reqisoeur Saalborn een heele kunst was om van een stu'k met ongeoefende spelers iets terecht te brengen.

Het is voor ouders een heele kunst om kinderen op te voeden.

Het zo, u voor mij een heele kunst zijn om een middagmaal behoorlijk klaar te maken.

Men zal echter begrijpen, dat dit met „kunst" in hoogeren zin niets te maken heeft.

Zeer zeker valt er tegenwoordig een neiging op te merken, om zoowat alles, waar 'kennen bij te pas 'komt tot „wetenschap" en alles, wat „kunnen" onderstelt tot kunst te verheffen.

Er rezen wel stemmen op om boekhouden tot „wetenschap" te promoveeren. En zélfs het k'ookonderricht. Hoewel men dat toch nog beter, krachtens zijn naam, , k'ook-kunst, bij „kunst" kon indeden.

Dat op dien bewusten avond bleek, dat het tooneelspel een kunst in hoogeren zin zou zijn, heb ik uit de liberale pers niet kunnen opmaken.

Hoezeer zij de spelers met zachtheid behandelde, scheen dergelij'ke kwalificatie niet uit de pen tekunnen vloeien.

Verstandiger ware het daarom geweest, indien de speler-slot-sprek'er hierover het zwijgen had bewaard.

Lastige kwaal.

Hebben we in dit nummer een ernstige zaak ernstig onder de • oogen mogen zien, zoo bestaat er toch voor pessimisme geen reden.

Men kan even ontroeren bij' een kwaad, dat tot uitbreking komt, maax nooit mag men de proportiën ervan uit het oog verliezen.

Er is geen oorzaak om voor de toekomst van ons Gereformeerde volk bezorgd te zijn.

De jonge vijgjes worden gezien in onzen wijngaard.

Daarom mogen wij den Ifeere dienen met blijdschap.

Over zooiels moogt gij niet blijven tobben. Dan lijdt uw zieleleven er. onder. Dan krijgt ge een lastige IcwaaJ.

Met kbstelijken humor doktert Ds Laman in het Gerefürmeerd Kerkblad voor Drenthe en Overjsel" er over.

Boven zijn artikel plaatste hij het opschrift: .Humeuritis".

Tiiigelirig! „Dominee thuis? " Deur van de kamor 'ging open; binnengelaten werd juffrouw Philopappus. Groeten werden gewisseld, .juffrouw PhilopappHis ging zitten.'

Bij mij'zelf dacht ifc: Ze • heeft zeker wel weer wat op haar hart, dat er ai moet: 'Want dat wisten we al, wanneer juffrouw', Philopapp'us een bezoek kwam brengen, dan ' was er weer Wat, waaraan ze zich geërgerd had. Want hare ergernissen waren vele. Eerst volgde een praatje ia het algemeen over dit en dat, en dan tenslotte kwam • het los! Men' kon er vast opi rekenen, dat het zoo kwam, wanneer zé een bezoek bracht, dan had ze wat, dat haar dwars zat.

Een naar ©n vervelend niensch, ' denkt misschien al. gauw deze of gene lezer, en hier .en < iaar is stellig al de een of andere goedhartige lezeres, die medelijden heeft miet den armen doiminee, wiens deur toch altijd maar voor alle sooirten van menschen moet openstaa.n en die ze dan nog met een vriendelijk gezicht moet ontvangen. Moet ge toch vooral niet zeggen, lieve lezeres; wij vinden dat volstrekt geen nare menschen. Waarom; zoaden • wij dat ook? Het zijin immers patiënten, lastige patiënten soms, het is waar, maar tusschen een lastigen patient en een naar mensch is verschil.

Go hebt wel .gehoord van personen, die last hebben van bronchitis, nietwaar? Er zijn er wel, die er chronisch aan lijden. Bij het minste kontje, dat ze vatten, moeten ze kuchen en hoesten. Bronchitis is een ontsteking van de bronchiën, de luchtpijpvertakldngen. Zulke i t i s-lijders zijn er vele en velerlei. Bij pleuritis hebben ze een ontsteking van het borslvlies; bij meningitis hersenontsteking, bij peritonitis buikvliesontsteking, biji enteritis ontsteking van de darmen, en zoo al meer.

Zoudt ge nu van al deze itis-lijders willen zeggen, dat het nare, vervelende menschen zijn? Immer? neen! Ge zegt: het zijn patiënten; ge moet er medelijden mee hebben en geduld, en ze vooral niet bejegenen met een zuur gezicht en met een onverdraagzaam gemoed.

Zoo beschouwen wij nu juffrouw Philoipapip'US ook als een patient. Ze heeft insgelijks last van een ontsteking. Haar ziekte kunnen we noemen humeuritis, d. w. z. ontsteking van het humeur. Ook oen ziekte, een kwaal, soms chronisch. Misschien komt de naam in uw homoeopatisch handboekje niet voor, maar de ziekte bestaat terdege. Ge moet het maar goed onthouden: Hu-meu-ri-tis, ontsteking van het humeur.

Net als met bronchitis op lichamelijk gebied gaat het ook met deze aandoening van het hum.eur; een Ideine gevatte koude, een klein tochtje, — en het is maar weer hoesten en slijmreutelen en zagen en piepen en steken in do keel; heel het lieve leventje is dan weer gaande.

Precies zoo is het met humeuritis op zielkundig gebied. Een klein ergernisje, een klein hindernisje. .. en het is weer mis met het humieur; het prikkelt weer, het kittelt weer, het reutelt, zaagt en piept weer, net zoolang tot het losgehoest is. Zoo' ging tenminste het met juffrouw Philopappus. Als ze i? wam, dan wisten we het al, dat ze weer last had van die piakkelende humeur-hoest.

Iemand, die gezond van humeur is, weet daar niet van. Hij ziet nu ja ook wel eens idingen, die hem niet precies naar den zin zijn, maar hij' bewaart zijn. goed humeur er bij', en zegt met Salomo: wie zal al het kromme recht maken! Het zit hem niet te prildvolen en te kil: telen, hij moet er niet van schrapen ©n kuchen, en reu'telen en hoesten; maar hij eet met lust zijti boterhammen, zingt een psalm of oen lied en haalt eens heel diep adem; een best middel tegen humieur-prikkelingen.

Juffrouw Philopappus kan dat evenwel niet. DB slijmvliezen van haar humeur zijh bij het Ideinsto, zelfs bij het malste ergernisje dadelijk meer of min ontstoken. Maar daarom behoeft ge haar nog niet een naar en vervelend mensch te vinden. Evenals bronchitis is ook de humeuritis een lastig, iets; ze maakt op den duur zenuwachtig, zooals dat is met alle kwalen, waar een mensch te veel zijn laandacht aan wijidt. En als ge niet oppast, kunnen ze, wanneer ge veel met zulke menschen moet omgaan, u ook wel een beetje zenuwachtig en prikkelbaar maken. En dan krijgt ge ongenoegen. Indien ge niet oppast! zeg ik. VV^ant ge leunt er best tegen oppassen, door u van al die zeurderijtjes van juffrouw Philopapptis niets aan te trekken en er geen aandacht aan te schenken. Precies als met het tikken van een klok; als ge er op gaat letten, wordt iedere tik een hamerslag. Precies als met het kraaien van een haan; als ge er op let, kan het u dol maken. Maar als ge er geen aandacht aan schenkt, hoort ge niet eens, dat de klok tikt of de haan kraait.

Zoo was het ook met juÜroiuw Philopapp'us. Ik gaf haar de gelegenheid haar ontstoken liumeur goed uit te hoesten, en als ze goed en wel weer buiten de deur was, was ik al' haast vergeten, dat ze er geweest-was. Laat ik u daar eens raad in mogen geven. Ge moet zulke humeuritis-lijders vriendelijk behandelen, lankmoedig laten uithoesten, er niet tegen ingaan, want dan wordt het er veel erger mee, en als ze zich omgekeerd 'hebben, m'oet ge net doen of ze er niet gteweest zijh. Diat is tevens het beste middel op den duur om "deze patiënten zelf ook van hun kwaal ©en beetje af te helpen; indien ze maar bemerken, dat ze met al hun gepruttel niets uitwerken, dan knappjen ze er , '; elf van op. Want als ze bemerken, dat er met hun pruttelin.geu rekeniiig wordt gehouden; * dan is het mis; dan gaan ze over u heerschea erger dan de Filistijnen over Simson. En vérder moet ge de chronische humeuritis-lijders lankmoedig verdragen evenals zoovele chronisch-zieken, voor wie geen kruiden gewassen zijn en taet wie men vergeefs de heele apotheek kan doorgaan. Ze kunnen soms lang leven. Het is al jaren geleden, wat ik u van juffrouw Philopapplus vertelde, maar ze leeft nog. Ze moet wel over dé tachtig zijto. Lezen doet ze niet meer, dus ik kan liet gerust • in ons Direntsch en 'Overijselsch Kerkblad vertellen.; dat komt bovendien heelemaal niet, waar mijn goede juffrouw woont, en in onze beide provincies heeft ze, voor zoover ik weet, geen familie. En al kwam ze het ook té hooren.... nog niet erg... een m.ensch is nooit te oud om te loeren, en kwaad heb ik niet van haar gesproken. Ik wilde alleen maar eens raad geven, hoe men het best kan doen met menschen, die bij iedere werkelijk of ingebeeld ergernisje uit hun humeur geraken. \ ooral vriendelijk blijven, en er niet veel notitie van nemen; . Bewaar dit recept."

A: an zeurderitis en drut'doeneritis lijden ook veel menschen.

Heeft Ds Lajnan daar ook geen receptje voor? Dan gelieve hij daarbij te gedenk'en, dat hij ook nog zooiets is als medewerker van ons blad.

Zulke recepten kunnen over heel het land dienstig zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 april 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

Querlflo’s Saul en David.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 april 1924

De Reformatie | 8 Pagina's