GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Eenige bezwaren tegen professor Visschers „Paradijsprobleem”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eenige bezwaren tegen professor Visschers „Paradijsprobleem”.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

IX.

De kennis van de Oude Oostersche Kultuur en de kennis van de Heilige Schrift. II.

De kennis van de Oude Oostersche Kuituur kjui dus uitnemend dienst doen ter verdediging van ons geloof aan de Schrift.

Mits men daarbij maar hooge voorzichtigheid in acht neemt en niet steeds voetstoots aanneme, wat men als resultaten boekt.

De apologetiek heeft hiervoor reeds meermalen leergeld mO'eten betalen.

Wij hebben een kritische ho'uding in deze aan te nemen om ons te wap^enen tegen voorbarigheid.

Maar nu een andere, vraag.

Levert de kennis van de Oude Oostersche Kuituur ook eenig nut O'p voor onze kennis van de Schrift?

Wij beantwoorden deze vraag volmondig bevestigend.

Allereerst kan kennis van de Oude Oo'Stersche Kuituur ons helpen bij de vertaling der Schrift.

De talrijke opgravingen welke er gedaan zijn gaven meer licht over de beteekenis van bepaalde woorden.

Vooral de papyri en de scherven, welke van onder de vuilnishoopeii in het Oude Egypte worden opgedolven, brachten ons in aanraking met de taal. welke ten tijde van het ontstaan va.ii het Nieuwe Testament in de landen rond de iWiddellandsche Zee werd gesproken.

Het was een eigenaardig Grieksch, dat van het klassieke Grieksch in menig opzicht afwijkt.

Onze kennis van. de Koinè - zoo heet het Grieksch, waarin hef Nieuwe Testament geschreven is — ^s doo'r verschillende vondsten ongetwijfeld toegenomen.

Voorbeelden daarvan geven we, hier niet.

Wie er meer van begeert te weten, kan ze behalve in buitenlandsche-O'ok in Nederlandsche werl^n vinden, b.v. in „Het Wiooid Gods en hel woord des mensche'U" van pirof. Dr R. H. Woltjer en in „Het Nieuwe Testament in het licht der nieuwere onderzoekingen" van p.rof. Di' M. van Rhijn.

Het zou te veroordeelen zijn, wanneer wij \; ui deze gegevens geen gebruik maakten.

Daaraan ontleenden wij zelfs één van de gronden om op; een verbeterde bijbelvertaling aan te dringen.

Toch —-wij moeten er dit dadelijk bijvoegen — was dit niet een van onze voornaamste gronden.

Dat wij tot een betere bijbelvertaling in staat zijn, danken wij aan die opgravingen niet alleen en zelfs niet in de eerste plaats.

Men mag hier vooral de ve^rhoudingen niet uit het oog verliezen en heeft zich in het bijzonder te wachten voor overdrijvingen.

Zonder de waarde van deze vondsten te onderschatten gaat toch de kennis, welke wij verkregen hebben door vergelijking van verschillende handschriften des bijbels en die, welke vrucht is van diepere taaistudie er ver boven uit.

Het belangrijkste do'kument van de Koinè is en blijft het Nieuwe Testament.

Al wat er in den loop. der laatste jaren opi dit gebied ontdekt' werd, kan niet opwegen tegen wat in het Nieuwe Testament zelf ons geboden wordt

Zamelt men bijeen hoeveel woo'rden, dank zij het nieuwere onderzoek, een. gewijzigde beteekenis hebben verkregen, dan valt het resultaat niet mee.

Tegenover wat wij uit het Nieuwe Testamsati zelf reeds wisten, is het zelfs gering te noem& n.

Wij wenschen het enthousiasme van de ontdekkers geen domper op te zetten.

Maar wel is er alleszins reden om hierbij zijn bescheidenheid te bewaren.

Alleen zóó kan voortgezet onderz; öek vruchtbaar zijn.

Bovendien meet men er rekening mee honden, dat aan verschillende woorden uit het profane Grieksch door schrijvers van het Nieuwe Testament een nieuwen inho^ud is gegeven.

Dat zijn natuurlijk vooTal woorden, welke geestelijke begrippen uitdrulcken.

Daaraan zonder meer de beteekenis, welke zij in het profane Grieksch hebben, toe te passen, zou gelijk staan met het Nieuwe Testament geweld aan te doen. ;

Het is het Nieuwe Testament zelf, dat hier te beslissen heeft.

De kennis van de üostersche kuituur is ook nog in een ander opzicht van gewiciht voor de kennis van de Schrift.

Zij kan n.l. uitnemend steun bieden aan ons \-o o r s t e 11 i n g s V e r m Oi g e n. ,

Wanneer wij lezen van Abraham, Izak en Jakob en hun nomadenleven, dan maken wij ons onw iUekeurig een voorstelling van die figuren.

Dat is nu eenmaal een behoefte van onzen geest.

Nu zijn die voorstellingen dikwijls lieel verkeerd.

Wie zich b.v. Abraham denkt als een rijzige gestalte, zou zich daarin weleens kininen vergissen.

Doordat nu het kultuurmilien ons nader bekend is geworden, zijn wij bij' niachte veel van die voorstellingen, te korrigeeren.

Toch zal men moeten toegeven, dat dit aan de waarheden der Schrift zelf niets verandert.

Of ik al weet, hoe Dagen, Baal en Astarto oorspronkelijk werden afgebeeld, daardoor wordt de zin der Schrift opi zichzelf voor mij niet , duidelijker,

Of mij al wordt uitgelegd, dat het „beddeke", dat de-kreupele op Christus' bevel op zijn rug moest nemen en naar huis dragen, niet een soort v; ui ledikant was, maar eenvo'udig een matje of een dunne matras, verheldert voor mij de bet (^ e k e n i s van deze h i s t O' r i e n i e t.

Of het al wordt uitgemaakt, waar de kribbe, waarin onze Heiland na Zijn geboorte werd neergelegd, geplaatst was, in een stal, een grot, of een gedeelte van een woonhuis, dat vO'Or de dieren was bestemd, maakt voor mij het mysterie van de vleeschwO'rding des Woiords niets aanbiddelijker.

Of mij al getoond wordt, hoe in die dagen papier en inkt er uit zagen, gunt mij in den inhoud van het geschrevene geen dieper blik.

Of men mij al mededeelt, dat langs het Nazareth', waar Jezus werd opgevoed, een drukke karavaanweg liep, zoodat de Heiland niet in zulk een eenzaamheid opgroeide als men gewoonlijk denkt, dit kan een spoorslag zijn om een der Evangelische gezangen te wijzigen en misschien ook een mijner vcnrstellingen korrigeeren, maar geen enkele waarheid, door.de Schrift gemeld, ondergaat eenige wijziging.

Of al blijkt, dat de besnijdenis reeds vóór Abraham bestond, dat er in de heidensche religies sagen zijn, waarin spioren van een scheppingsof zondvloedverhaal worden aangetroffen, dat er sprake is van een wetboek van Amrafel of Ammiirapi, is wel voor de godsdienstgeschiedenis van gewicht en wanneer ik er de voorstelling op-na^ hield, dat de besnijdenis wijst opi een nog niet bestaand gebruik of dat het scheppingsverhaal vóór Mozes niet is bekend geweest, behoor ik die voorstelling grondig te herzien, maar de zin van de Schrift wordt daardoor opi geen enkele wijze tot meer klaarheid gebracht.

Al het genoemde is hooigst interessant.

Doch die inlichtingen aangaande het kuituurmilieu raken slechts den buitenkant.

Op onze kennis van de bedoeling der Schrift en de bedoeling des Heiligen G e e s t e s hebben zij-niet den minsten invloed.

Zoo is ook een reis naar Palestina, voor wie het doeji, kan, zeer aan te bevelen.

Hij zal zich verschillende omstandigheden en gebeurtenissen, waarvan de Schrift gewaagt, beter kunnen voorstellen,

Maar voorstellen is niet hetzelfde als v o r s t a a n.

Het kan heel goed zijn, dat iemand, die nooit liet Heilige Land betrad en van de ontdekkingen omtrent het kultuurmilien nooit extra studie maakte, beter den zin der Schrift verstaat dan iemand, die als geloovige heel zijn leven aan opgravingen enz, heeft gewijd.

Om opbouwende kritiek te oefenen, kan ik van dit punt nog niet afstappen,

Laat ik voor ditmaal eindigen met de vraag: wie kan er één geloofswaarheid, door onze vaderen omhelsd, noemen, welke donr het kultuuronderzoek onderst I'oven is geworpen? Of wie kan er één geloofswaarheid noemen, welke door het kultuuronderzoek aan het licht is gebracht?

Het rapport over het „Vrlje Kerklied". lV.

Op het Historisch Overzicht volgt in het rapport „Do gegevens der Heilige Schrift".

Bij^ den eersten indruk kan dit bevreemden. Wij zijn immers gewoon om altijd eerst de Schrift te laten spreken en daarna te onderzoeken hoe de bezinning daarover in de historie is geweest.

Waarom juist die volgorde werd gekozen, wordt in het rapport niet uiteengezet.

Ook hieruit merkt men, dat het nog niet zijn delinitieveri vorm heeft verkregsii.

Natuurlijk is de gekozen, orde wel te rechtvaardigen.

Men kan n.l. eerst van de geschiedenis van het „Vrije Kerklied" kennis willen nemen, om daarna van de Schrift uit te beooTdeelen of die geschiedenis een afbuiging van de zuivere lijn. vertoont of niet. Buigt ze af dan moet reformatorisch worden ingegrepen. Geeft zij' een ware .ontwikkeling te aanschouwen, dan moet tot een verder voortgaan op' het ingeslagen pad worden geadviseerd. Komt men tot de konklusie, dat de geschiedenis eeiisdeels ontwikkeling, anderdeels afwijking beteekent, dan behoort op; tweeërlei wij'ze te worden geopereerd.

De Schrift blijft de toetssteen voor het historisch gewordene.

Zoo kan men de volgorde van het rapport zeer wel verdedigen.

Maar dan , ^tuit men toch opi één be'zwaar,

N, ]. dit, dat na „de gegevens der Schrift" als derde deel nog een „Statistisch Overzicht" komt.

Bij een methodische uitwerking zou in elk geval het „Statistisch Overzicht" zich onmiddellij'k moeten aansluiten bij' het ^, Historisch Overzicht".

De Statistiek toch zamelt de vruchten van de Historie in.

Wij' schrijven dat vanzelf niet als kritiek op het rapport.

Onze bedoeling is alleen het voor ieder duidelijk te laten uitkomen, dat het rapport nog een zeer voiorloopig karakter draagt.

De Deputaten, voor deze zaak benoemd, hebben alleen de Synode willen toonen, dat zij' gewerkt hebben.

Over „de gegevens der Schrift" zegt het rapport, dan het volgende:

A. In het Nieuwe Testament zijn ter aanduiding van het kerkgezang en zijn inhO'Ud geen andere teksten te vinden dan Efeze 5:19: prekende onder elkander met psalmen en lofzangen en geestelijke liederen, zingende en psalmende den Heere in iiw hart; — en Collossenzen 3:16: et Woord van Christus wone rijkelijlc in u, in alle wijsheid; leesten verma.a.nt elkander met psalmen en lofzangen en geestelijlce liederen, zingende den Heere, met aangenaamh? id in uw hart, — Schriltplaatsen zooals ca, Etcze 5:14: ntwaak, gij die slaapt, en sta op uit de dooden, en Christus zal over u. lichten; — Hebreen 12:13: n maakt reclite paden voor uw voeten, opdat hetgeen kreupel is, niet verdraaid worde, maar het veel meer genezen worde; — Jakobus 1:17: lle goede gave en a.He volmaakte gilt is van boven, van den Vader der lichten afliomende, — en andere teksten, die wel (zie: istoriscti overzicht) als bewijsplaa, tsen genoemd werden, en - waarin men om haar metriek mieende gedeelten van kerkliederen, althans van toen gezongen geestelijke liederen terug te vinden, bewijzen omtrent het gezang der eerste Cliristelijke kerk niets. Hot kan zijn, dat dit regels uit toenmaals bekende liederen vormen. Maar de mogelijkheid is even sterk, dat het rythme dier regels geheel onwillekeurig is, en de cadans alleen bewijst de hooge bezieling, - waaronder de schrijvers schreven, In gewoon bedoeld proza komt dit meermalen voor, In onze statenvertaling b, v, is Psalm 114:3 tot een onbedoelde hexameter geworden:

Wat was u, gij zee, dat gij vloodt, gij Jordaau, dat gij acliterwaarts keerdet? Ér is geenerlei bewijs, dat metrische regels in do Handelingen en in do Brieven inderdaad aanlialingen uit to-en gezongen liederen zijn, en nog minder, dat dit kerkliederen go-Aveest zijn. Ook kan 1 Corinthe 14:26: wanneer gij samenkomt, een iegelijk van u, heelt hij een psalm", — niet in aanmerking komen^; hier is van, den zang der gemeente geen sprake, maar van een bijzonder cliarisma des Geestos, en wel van deze gave, dat de Heilige Geest iemand gat te spreken in het midden der gemeente in oen geestelijk lied.

B. In Efeze 5:19 en Colossenzen 3:16 is sprake van psalmen, die, zullen ze in die gemeenten gezongen zijn, een Grioksche metrische bewerking hebben vereischt, Avaarvan wij geen enkel overblijfsel bezitten.

Dat .Takobus 1:17: lle goede gave etc, een metrische vertolking zou zijn van b, v. Psalm 68:20: ag bi] dag overlaadt hij ons, — is een vrij los vermoeden en nimmer door iemand bewezen, Hoe die psalmen gezongen, zijn, is ons gelieol onbekend. Wat de hymnen en geestelijke oden betreft^ staat allerminst vast, dat het zingen dezer liederen moet opgevat worden als het gezang in de kerkelijke samenkomsten. Volgens Ewald (inZahn's commentaar') kau ook de bedoeang geweest zijn ze te gebruiken bij deótyajixfde liefdemaaltijden, en de huisgodsdienstoefoningen. Uit de vermaning van den apostel Paulus vloeit dus in het geheel niet voort, dat deze hymnen en oden voor den eeredienst waren aangowozen en door de gemeente in haar olficieele vergaderingen gezongen worden.

C. De Heilige Schrift zegt ons dus positief niets over het gebruik van „gezangen" in den eeredienst Wel blijkt, dat wat de apostel Paulus don goloovigen in het algemeen aanbeveelt te zingen, liederen waven, die tot stand waren gekomen of hot morkteeken droegen van. de bijzondere bezieling des Heiligen Geestes, gelijk deze zich in de eerste Cliristelijke kerken openbaarde. Immers gaat aan den tekst uit Efeze 5 (vers 19: sprekende etc) onmiddellijk vooraf: wordt vervuld met den Geest (vers 18), Wel trekt het de aanda-oht, dat in het Nieuwe Testament de lyriek ontbreekt en geen dichterlijk boek, als het boek der Psalmen in het Oude Testament, gevonden wordt. Ligt hierin niet eenige aanwijzing, dat God de psalmen 185 van het Oude 'testament bestemd heeft als liederen ook voor de gemeente van de nieuwe bedeeling? "

Dit exegetische deel is alzoo heel wat beknopter dan het historische.

Dat zal het ook wel moeten blijven.

Toch zal menigeen zich afvragen, oif er niet meer van gezegd had kunnen worden.

Over de exegese van de aangehaalde teksten is veel getwist

Zijn de - argumenten, hier aangevoerd, nu zóó sterk, dat zij' voor ieder Gereformeerde overtuigend zijn ?

Ook hierop weten we maar één antwoord: waoht het eindrapport af.

Ds K. Fernhout 70 jaar.

Verleden Maandag mocht Ds Fernhout zijn 70sten jaardag vieren.

Ons blad, dat zulke jubilea stilzwijgend pleegt te laten voorbijgaan, zou hiervan geen gewag mogen maken en schrijver dezes zou met partikuliera felicitatie moeten volstaan, ware het niet, dat de jubilaris in nauwe relatie tot, „De Heformatie" stond.

Onze lezers zouden er ons stellig een verwijt van maken, indien wij hun gevoelens jegens hem niet poogden te veiiolken.

De wijze, waarop-hij de rubi'iek „Geestelijke Adviezen" verzorgt, wordt door ons allen, zonder uitzondering, hoog gewaardeerd.

Zijn adviezen munten uit door beslistheid, wijsheid en teederheid, een kombinatve, welke zelden wordt aangetroffen.

Hij bewandelt daarin geen ]iadei), die door de velen vóór hem reeds stuk geloopen zijn, maar heeft een helder inzicht in de behoiC^fteu van onzen tijd, houdt daar rekening mee, geeft een oo-rdee], dat zich door zelfstandigheid kenmerkt en verrast daarom menigmaal met frissche gedachten.

Wij zouden niet over hem durven schrijven, gelijk wij nu doen, indien hij' niet den leeftijd' van den sterke had bereikt

Maar gedurende 70 jaren heeft de genade van onzen Heere Jezus hem bij de nederigheid bewaard.

Vrees, dat woorden van dank en woorden van lof daaraan iets zullen veranderen, behoeft dan ook niet te woTden, gekoesterd.

Wie zóó in de leerschool van onzen geoefend is, kan dit wel verdragen. Heiland

Wij willen dan deze gelegenheid benutten er uitdrukking aan te geven, hoe rijk wij ons gevoelen in zijn bezit

Dat gevoel spi-eekt te sterker, waar wij den laatsten tijd den eenen voortrekker uit de dagen der Doleantie na den anderen grafwaarts zagen dragen.

Doleantie na den anderen grafwaarts zagen dragen. Maar gelijk het gemis de waarde van het bezit verhoogt, zoo ook hier.

verhoogt, zoo ook hier. Het respekt, waarmee wij tegen hen, die door onzen God werden opgeroep'en, opzagen, dragen wij over op hem.

Hij — en gelukkig zijn. er ook nog enkele anderen — is voor ons een opgericht teeken, dat ons herinnert aan groo-te daden G-ods, maar dan een levend teeken.

Ds F'emhout 70 jaar.

Wie kan het gelooven?

Ik denk, dat de jubilaris de eerste zal zijn om het te b, evestigen, dat het wonderlijk is in zijn oogen.

Er zijn tijden in zijn leven geweest, dat hij' niet 'durfde hopen, tot 'dezen leeftijd te zullen opklimmen.

Hoe heeft hij het echter ondervonden: bij den Heere zijn uitkomsten ook tegen den dood.

En nu mag hij met veerkrachtigen tred nog 'door het leven gaan en met jeugdige liefde en gerijpte ervaring in het rijk van zijn Koning dienen.

Ds Fernhout 70 jaar!

iemand, die hem voor het eerst ontmoet en van zijn geboorteregister onkundig is, zal het niet kunnen aannemen.

Indien hij twintig jaren smo'kkelde, zou men in het geheel niet verbaasd zijn.

Pm ook wij, die weten, dat hij zeventig is, wij kunnen het ons niet voorstellen.

.Kaarsrecht is zijn gestalte, levendig zijn geest.

Als man van welverzorgd uiterlijk, van fijne vormen, van natuurlijke innemendheid zonder ingenomenheid, van helder inzicht in de waarheid, van geheiligde beschaving, van rustige welsprekendheid, welke in de' improvisatie O'P' haar best uitkomt, van benijdenswaaxdige zieleherderlijke eigenschappen, van aangeboren takt, van cliep' gevoel verkeert hij nog in ons midden.

Gunne de Heere hem ons nog een reeks van jaren.

Voor zijn gezin en voor onze Kerken.

^'laar ook voor ons blad.

^'laar ook voor ons blad. Men sta het ons to'e, dat wij ook opi dit jubileum nog trachten zaken te doe'ii.

• Het zal wel opgevallen zijn, dat in de laatste weken do rubriek „Geestelijke iVdviezen" niet verscheen.

Dit ligt niet aan Ds FernhO'ut.

Hij' verlangt om te dienen, ook te dienen van advies.

Het ligt evenmin aan de redaktie.

Want hoeveel kopie zich ook moge opstapelen, de „Geestelijke Adviezen" mogen niet uitvallen.

186 Het. ligf aan onze lezers.

Of zij dan geen vragen meer zenden aan Ds Fernhout ?

Dat wel.

Dcch het zijn vragen, welke niet in deza rubriek thuishooren. Zij zullen mettertijd beantwoord woi-d(~n, maar dan op een andere pilaats in o> ns blad.

Laten wij het liier nog eens moio; en zeggen: A'ragen van keikrechtelijken, van do'imatisohen, van histoïischen, van exegetisshen aard vallen buiten het kader vari de „Geestelijke Adviezen".

En al trekt Ds Fernhout de grenzen gelukkig niet al te scherp de grenzen zijn er toch en ze zijn er om geöerbiedigd te wo'rden.

Warvoor de bedoelde rubriek dan bestemd is?

Om zoo mogelijk licht te geven hoe gij moet handelen, indien gij te kampen hebt met moeilijkheden in uw geloofsleven.

Ook om u met raad bij te staan, indien gij geplaatst wordt voor — om eens een oude uitdrukking te bezigen — „gevallen der conscieutie".

Wij mogen niet onderstellen, dat er onder de leden onzer Kerken geen moeiten in Int geloiofsleven meer bestaan. Evenmin, dat de conscianlie niet meer zoo nauw spireekt, dat zij niet gaarne zou weten, wat in bijzrmdere omstandigheden de wil des Heeren is.

JMeen, dat men liever andere vragen stelt dan zulke, zal wel verklaard moeten worden uit schroom om over deze dingen te spireken.

Doch voor Ds Fernhout behoeft gij niet beschroomd te zijn.

Wie gij zijt, blijft een geheim tusschen u on hem.

Zelfs de redaktie mengt zich hierin niet.

De antwoorden worden op' zulk een wijze gegeven, dat niemand er u uit kan kennen.

Zij bedoelen om niet alleen u bescheid te geven, maar om ook anderen, die in soortgelijke omstandigheden verkeeren, doch niet durfden aankloppen, te helpen.

Wanneer gij vragen inzendt, bewijst gij' misschien honderden anderen een dienst.

Hel is ons bekend, dat zeer velen ]}& Fernhout meer dan dankbaar zijn voor zijn adviezen.

Alen kan echter naar aanleiding van ziju jubileum niei beter zijn dankbaarheid jegens hem toonen dan door bem vragen van genoemd karakter te stellen.

Dat mag eenigszins paradoxa.al klinken.

Maar zoo is het.

Want Ds Fernhout is dankbaar, als hij een beker koud water mag toereiken aan een discipel van Christus.

Dat is het geheim van „den man, die den Heere vreest", van den dienstknecht des Heeren.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 maart 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

Eenige bezwaren tegen professor Visschers „Paradijsprobleem”.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 maart 1928

De Reformatie | 8 Pagina's