GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE ADVIEZEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE ADVIEZEN.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duivelscbe inwerpselen.

Met dezen naam duid ik, naar me toeschijnt, hei best aan het smartelijk en benauwend verschijnsel in het zieleleven van Gods kinderen, en waaraan ook ernstiger naturen buiten den kring der oprecht-geloovigen niet vreemd schijnen, waaromtrent onze lezer B.. te A. me eenige vragen deed.

Hij klaagt erover, dat hij reeds jarenlang gekweld wordt door plotseling, buiten en tegen zijn wil, in hem opkomende onheilige, goddelooze, somtijds zelfs godslasterlijke gedachten. Zulke gedachten en voorstellingen, die zijn ziel verschrikken en waartegen, schoon niet altoos even intens, al wat in hem is in verzet komt, dringen zich, zoo schrijft hij, het meest aaii hem op in oogenblifcken waarin zijn ziel haar aandacht poogt te richten op God of op de dingen Gods: onder het gebed, het lezen en hooren van Gods Woord, het gebruik van het PI. Avondmaal e.d.

Hij deed daarbij de ervaring op, dat dit verschijnsel juist optrad, als hij vreesde dat het komen zou.

Veel had hij ertegen, gedurig nam hij zich voor er tegen op zijn hoede te zijn. Doch niets baatte. Integendeel, het dreigt hoe langer zoo meer de kwelling van zijn leven te worden.

Het rooft zijn vrede. Het dreigt hem moedeloos te maken in den strijd met de zonde. Het doet hem twijfelen aan zijn kindschap.

Daarom vraagt hij, of dergelijke ervaringen bestaanbaar zijn met wedergeboorte en geloof in Christus: indien ja, wat dan de bedoeling Gods mag zijn, met het toelaten van zoo bang en bitter een lijden over zijn kind; en welke middelen van verweer een. geloovige daartegen ten dienste staan.

Als ik me zet, om B.'s vragen, zoo goed als ik kan te beantwoorden, begin ik met de gulle erkenning, dat ik ze reken tot de moeilijkste, die we op het schemerig gebied van ons .innerlijk leven ontmoeten.

Hierom zoo bij uitstek moeilijk, omdat de individueele, de zuiver-persoonlijke inslag, dien ons

zieleleven — vergat men 't maar nooit! — altijd heeft, vooral bij verschijnselen als waarover B schrijft, zoo buitengew^oon groot is.

Als bij twee hetzelfde zielkundig gebeuren zich voordoet, 'is het daarom nog niet hetzelfde.

Eigenlijk moet men elkander van zeer nabij en heel intiem, kennen, om op vragen als B. stelt, elkander het antwoord, te helpen zoeken.

En dan kan men het nog alleen doen in zeer vertrouwelijk gesprek.

Daarbij komt, dat de Schrift ons over ervaringen als ons nu bezighouden geen rechtstreeksch licht ontsteekt, nóch in openbarend woord noch in aanschouwelijk voorbeeld. Slechts bij wrijze van afleiding en gevolgtrekking kunnen we hier den draad in den doolhof vinden, en dan — ieder eigenlijk nog alleen in zijn eigene.

Dit geldt dan vooral de tweede en de derde vraag, waarin ik zoo vrij was B.'s schrijven, op mijn eigen manier saam te vatten.

Minder de eerste: of ervaringen, als waarover B. klaagt, bestaanbaar zijn met — laat het me kort zeggen — zaligmakende genade.

In het algemeen — dit in 't voorbijgaan — houd ik niet van dergelijke vragen.

Met of zonder bewustheid van wie ze stelt, zijn ze vaak niet vreemd aan de zucht om zich te laten voorrekenen met hoeveel zonde en met boe weinig genade een mensch nog wel in^ den hemel kan komen.

En zulke rekenaars laat men het best met hun puzzle zitten.

Doch zóó is de vraag door B. niet bedoeld.

Hij is geen rekenaar, die ten behoeve van de zonde liefst zooveel mogelijk afdingt op de genade; die om zooveel mogelijk ruimte te houden voor 't vleesch, zooveel terrein als maar-even kan betwist aan den Geest. Hij een aangevochtene, die hoopte een mensch in Christus te zijn, en die nu in dit vertrouwen wordt geschokt door de bange ervaring waarover hij klaagt.

En dan acht ik me gelukkig hem te mogen verzekeren, dat het tegen wil en dank door onze' _ziel heenflitsen van zondige gedachten en gru-'welijke beelden, op zichzelf volstrekt geen bewijs is, dat de genade der wedergeboorte, en des geloof s niet ons deel werd. 'S^& ï

Bepaalde voorbeelden •. onder "" ae*• Éeiligea der Schrift kan ik hiervoor niet aanvoeren, ' wijl, voor zoover ik weet, niemand hunner met zooveel woorden van dergelijke ervaringen sprak, noch de Schrift zelve haar mogelijkheid ergens uitdrukkelijk leert.

Doch wat het Woord ons openbaart: an de diepe verdorvenheid onzer natuur door de zonde, (Gen. 6:5, 8:21, Rom. 8:7), van de onvolkomenheid onzer heiligmaking in dit leven' (Rom. 7; , en van de macht des duivels om rechtstreeks in te werken op onze gedachten en voorstellingen (1 Kron. 21:1, Ez. 6:12; verheft het, dunkt me, iDOven allen twijfel, dat óf als een van eigen wil onafhankelijke spontane opwelling uit de „onzalige fontein" binnen in ons, óf als een gevolg van prikkeling der sluimerende „begeerlijkheid" door Satan, óf als een inwerpsel des duivels, buiten onze eigene verdorvenheid om, allerlei diep-zondige gedachten en Godonteerende voorstellingen in ons opkomen.

En al kunnen we nu in de H. Schrift geen enkel voorbeeld aanwijzen, ten bewijze, dat dit ook metterdaad zoo geschiedt, in alle latere eeuwen waren er tal van oprechte kinderen Gods, die er smar-'telijke ervaring van hadden. En onder die voorbeelden waren er niet .zoo weinige, die bij vriend en vijand het getuigenis hadden vair een bij uitstek godzaligen wandel. Zelfs predikers, die be-• hoorden tot de eerste sterren aan den hemel van Christus" kerk, hebben erover geklaagd.

Met een-oprecht geloof en met een waarachtige bekeering zou dit stellig moeilijk te rijmen zijn, zoo dergelijke booze opwellingen, tot Godslasteringen toe, uit het onder-bewuste van eigen hart, of dergelijke goddelooze inwerpselen van Satan, door den wil werden opgenomen, en daarmee bewuste en gewilde uitingen der ziel werden.

Maar waar ze, in plaats van door het.bewuste leven der ziel te worden aanvaard en tot een eigen daad gemaakt, juist omgekeerd, aanstonds , als ze door de ziel worden waargenomen, met afschuw worden afgewezen en uitgestooten — is niet in te zien, dat ze met zaligmakende genad., e onbestaanbaar zouden zijn.

Integendeel, daar geeft de reactie waartoe de wil er door geprikkeld wordt getuigenis van oprecbté bekeering, die immers, eèn „haten en vlieden van de zonde" is, en „een vreugde in God en lust in alle goede werken".

Al mogen die booze opwellingen dus, voorzoover ze niet omgaan buiten de verdorvenheid van ons hart — en dat doen ze zelfs als inwerpselen des duivels niet; want zonder onze verdorvenheid zou Satan geen rechtstreekschen toegang tot ons binnenste hebben — al een diep-verootmoedigend getuigenis zijn van onze verwording door de zonde en van de onvolkomenheid onzer vernieuwing; — in den weerzin en het verzet waarop ze stuiten, hebben we een even waarachtig en krachtig getuigenis voor Qnze oprechte liefde tot onzen God .en van onze aanvankelijke vernieuwing door den Heiligen Geest.

Dit als-antwoord op de-eerste' vrkag..

Dat op de , tweede en derde, D.V., in een volgend nummer.

Correspondentie, v. W. te A. Bij nadere overweging blijkt irïe uw tweede vraag tocli te ver buiten de g'renzen van deze rubriek te liggen, om haar liier te beantwoorden. 'kHoop het in een particulier schrijven te doen.

F.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 oktober 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

GEESTELIJKE ADVIEZEN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 oktober 1928

De Reformatie | 8 Pagina's