GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Persstemmen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Persstemmen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Alle vroegstervende kinderen zalig? II.

Ter verdere oriënteering over den stand dezer kwestie in Amerika schrijft Ds Zwier in , , De Wachter" (Am.) nog:

Zooals onze lezers zullen weten, is de Westminster Confessie de geloofsbelijdenis van de Presbyteriaansche kerken in ons land.

Deze Confessie, omstreeks 1647 door de Calvinisten in Engeland opgesteld, werd met enkele wijzigingen van betrekkelijk geringe beteekenis door de Presbyteriaansohe kerken in Amerika overgenomen.

Deze geloofsbelijdenis is zuiver Gereformeerd. In sommige stukken is ze zelfs duidelijker en scherper belijnd dan de onze. Ze is een rijpere vrucht van het Gereformeerde denken in den bloeitijd der Gereformeerde theologie.

Met betrekking tot het onderwerp, dat ons in deze reeks bezighoudt, spreekt ze echter minder duidelijk dan onze Gereformeerde vaderen in de Dordtsche Leerregels van 1618-'19.

De Westminster Confessie spreekt in Hoofdstuk X, paragraaf 3, als volgt:

„Elect infants, dying in infancy, are regenerated and saved by Christ through the Spirit, who worketh when, and where, and how He pleaset h".

Getrouwelijk overgezet zijnde:

„Uitverkoren kinderen, stervende in hunne jeugd, worden wedergeboren en zalig gemaakt door Christus, door 'den Geest, die werkt wanneer en waar en zooals _ het Hem behaagt".

Deze belijdenis kan elk Gereformeerd mensch natuurlijk gaarne onderschrijven. Ze is zuiver Schriftuurlijk. Uitverkoren kinderen worden zalig. Niemand, die daaraan twijfelt.

Maar bevredigend is deze uitspraak toch niet.

De vraag blijft immers: Wie mogen wij volgens Gods Woord onder de uitverkoren kinderen rekenen? Alleen de kinderen des verbonds? Of zijn daarin ook sommige, of misschien alle kinderen - buiten het verbond begrepen?

Deze uitspraak is veel minder bevredigend dan die in onze Dordtsche Leerregels. Daar wordt, zooals we weten, duidelijk uitgesproken, dat godzalige ouders niet moeten twijfelen aan de verkiezing en zaligheid hunner kinderen, welke God in hunne kindsheid uit dit leven wegneemt (Hoofdstuk I, Art. 17).

•Volgens onze Belijdenis mag er dus aan de zahgheid van de vroegstervende kinderen des verbonds niet worden getwijfeld.

Maar de Westminster Confessie laat zelfs dit .eenigszins in het onzekere. Ze spreekt slechts van uitverkoren kinderen. Onderscheid tusschen de kinderen binnen en buiten bet vei-toond, tusschen die van geloovige en ongeloovige ouders, maakt ze niet. Ze zegt niet, dat we volgens Gods belofte de kinderen van godzalige ouders onder de uitverkorenen mogen rekenen, zoo ze in hunne jeugd worden weggenomen. Dus blijft de vraag opkomen: Zijn alle vroegstervende kinderen des verbonds wel onder de uitverkorenen begrepen? Dit wordt in het onzekere gelaten.

Geen wonder, dat deze uitspraak geen bevrediging schonk.

Toch bleef ze ruim twee en een halve eeuw onveranderd staan.

Gedurende dien tijd werd de Westminster Confessie vooral op dit punt vaak aangevallen. De vijanden der Gereformeerde leer vonden hier een zwak punt, waarop ze bun pijlen konden richten. Ze beschuldigden hen, die het met de Westminster Confessie hielden, van hardheid en wreedheid zelfs ten opzichte van hun eigen kinderen. Ze verweten ben, dat ze sommige van hun kinderen naar de hel zonden, dat volgens de Gereformeerde leer de vloer van - de hel geplaveid was met de beenderen van deze kleintjes, en dergelijke fraaiigbeden meer.

Geheel ten onrechte natuurlijk.

Historisch valt te bewijzen, dat de Gereformeerde theologen, die in de zeventiende eeuw te Westminster deze Confessie opstelden, zoo iets in 't minst niet, bedoelden. Zij waren van hetzelfde gevoelen als onze vaderen, die in 1618-'19 te Dordrecht vergaderd waren

Hun bedoeling met deze uitspraak in de Westminster Confessie was, tegen het Anabaptisme, dat in - dien tij-d in Engeland krachtig het hoofd opstak, op te treden.

De Baptisten verweten de Gereformeerden, dat ze voor de zaligheid hunner kinderen op - den Doop vertrouwden en dat ze feitelijk nog stonden op het Room-

sche standpunt, namelijk dat ongedoopt stervende kinderen verloren gaan.

Om deze valsche voorstelling te weerleggen, namen de Gereformeerde theologen te Westminster in hun Confessie deze uitspraak op: Uitverkoren kinderen worden zalig. De zaligheid hangt niet van den Doop, maar van de wedergeboorte af. De Heilige Geest is niet aan het doopwater gehouden, maar werkt wanneer en waar en zooals Hij wil.

Opzettelijk lieten ze de vraag, of alle vroegstervende kinderen onder de uitverkorenen zijn te rekenen, of alleen de kinderen des "verbonds, geheel onbeslist. Daarover lieten ze zich niet uit. De Heilige Schrift is immers niet duidelijk op dit punt, en daarom lieten ze deze zaak aan God over.

Van verschillende zijden werd deze uitspraak echter telkens aangevallen. Ze werd scheef voorgesteld. Verkeerde conclusies als boven vermeld werden er uit getrokken.

Geen wonder, dat dit begon te vervelen.

Geen wonder, dat dit begon te vervelen. Op nadere verklaring van deze uitspraak werd telkens aangedrongen. De zaak werd bij de General Assembly aanhangig gemaakt in het laatst der vorige eeuw.

Tegenstand ontmoette men op dit punt zoo goed als heel niet. Immers, alle Presbyterianen, ook die van de oude orthodoxe school, waren het hierover goed eens. Dr Hodge had zich met beslistheid uitgesproken, zooals we in ons laatste artikel hebben gezien. En ook anderen lieten zich niet onbetuigd.

Zoo kwam het dan eindelijk op de General Assembly van 1903 tot een nadere verklaring van dit stuk der Confessie.

Het artikel in de Confessie liet men onveranderd staan, maar er werd een nadere verklaring aan toegevoegd van dezen inhoud:

„With reference to Chapter X, Section 3, of the Confession of Faith, that it is not to be regarded 'é.'s teaching that any who die in infancy'a re lost. We believe that all dying in in fancy are included in the election of grace, and are regenerated and saved by Christ through the Spirit, who works when and where and how He pleases".

Zoo getrouw mogelijk vertaald luidt deze uitspraak als volgt:

„Dat Hoofdstuk X, paragraaf 3, van de Belijdenis des Geloofs niet te verstaan is in dezen zin, dat daarin geleerd wordt, dat sommige kinderen in hunne jeugd stervende verloren gaan. Wij gelooven, dat alle vroegstervende kinderen begrepen zijn in de verkiezing der genade, en dat ze worden wedergeboren en zalig gemaakt door Christus, door den Geest, die werkt wanneer en waar en zooals het Hem behaagt".

Daarmede had de zaak haar beslag gekregen.

In de Presbyteriaansohe kerken van ons land staat de zaligheid van alle vroegstervende kinderen nu vast als een. stuk van de Belijdenis der kerk.

Uit hetgeen Dr Warfield in zijn vroeger genoemde studie, The Development of the Doctrine of Infant Salvation, hiervan zegt, mogen we afleiden, dat hij dit beschouwde als een zuivere ontwikkeling van de Gereformeerde leer.

Langzamerhand, zoo zegt hij, zijn de Gereformeerden tot helderder inzicht in dit stuk gekomen, en blijkbaar is hij zelf het er goed mee eens.

Wij zouden ons echter niet zoo beslist durven uitspreken als de Presbyteriaansohe Kerk gedaan heeft.

We stemmen toe, dat er voor deze leer een logische plaats is te vinden alleen in de Gereformeerde theologie. Want het is waar wat Dr Bavinck in zijn D o g-m a t i e k opmerkt:

„Als het er op aankomt, is de Gereformeerde belijdenis ruimer van hart en breeder van blik, dan eenige andere Christelijke confessie. Zij vindt de laatste, diepste oorzaak der zaligheid alleen in Gods welbehagen, in Zijne eeuwige ontferming, in Zijne ondoorgrondelijke barmhartigheid, in den onnaspeurlijken rijkdom Zijner almachtige en vrije genade. Welke vastere, breedere grondslag zou daarnaast voor de zaligheid van een schuldig en verloren menschengeslacht te vinden zijn? "

Alle andere Christenen, die deze leer aannemen, doen dit door inbreuk te maken op de verdoemelijkheid der zonde: De kleine kinderen worden zalig, omdat ze onschuldig zijn.

Dat leert de Gereformeerde niet. Dat druischt in tegen de leer der Heilige Schrift.

Mogen we aannemen, dat alle vroegstervende kinderen zalig worden, dan kunnen we dat doen alleen op dezen grond, dat ze begrepen zijn in de verkiezing van Gods vrije genade.

Dat hebben onze Presbyteriaansche broeders goed gezien.

Maar toch kunnen we ons niet ontworstelen aan den indruk, dat ze met hun besliste uitspraak meer hebben gezegd daii ze met Gods Woord voor zich verantwoorden kunnen.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 oktober 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

Persstemmen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 oktober 1928

De Reformatie | 8 Pagina's