GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De wertoSIze onzer Synoöes.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De wertoSIze onzer Synoöes.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Op grond van onderzoek staat het alzoo vrijwel vast, dat onze Synodes onder het euvel der toe­ nemende breedsprakigheid niet of weinig hebben te lijden.

Dit-geeft ons een aanwijzing, in welke richting de verandering van de werkwijze onzer Synodes niet in de eerste plaats behoeft te worden gezocht.

Indertijd is in de pers het voorstel gedaan om het getal hoogleeraren, dat d© Synodes van advies dient, tot vier te reduceeren en daarbij eerlijk op te deelen, twee van Kampen en twee van Amsterdam. De hoogleeraren in het Kerkrecht zouden steeds moeten worden aangewezen.

Dadelijk is daarop een amendement ingediend bij ons kerkelijk publiek. Inkrimping van het'getal hoogleeraren werd door dezen voorsteller wel wenschelijk geacht, maar op de hoogleeraren van Kampen kon niet worden bezuinigd, omdat de Theologische School de Inrichting der Kerken is en deze hoogleeraren daar verschenen in kerkelijke kwaliteit. Op de hoogleeraren te Amsterdam kon deze aftrekmethode wel worden toegepast en daarvoor bestond, zoo luidde het amendement, reden te meer, omdat het getal buitengewone hoogleeraren in de Theologie aan de Universiteit zich uitbreidde en nog meer kon uitbreiden.

Wanneer over een geamendeerd voorstel gestemd wordt, komt naar goede orde het amendement het eerst onder den hamer.

Die orde willen we ook hier, al is er van een stemming geen sprake, bewaren.

Door het melding maken van "de buitengewone hoogleeraren verried dit amendement zekere vrees, dat bij den tegenwoordigen stand van zaken de adviseurs uit Amsterdam die uit Kampeni in getal zouden kimnen overtreffen.

Bestaat er voor die vrees' grond? 'Voorzoover men de omstandigheden kan' overzien .gtellig niet.

En wat bviten" afzienbaren' tijd zou kunaem. geschieden is al te' nevelachtig oim: er nu rekening mee te houden.

Voor het heden i's het zóó gelegen: Kampen heeft vijf hoogleeraren-en één oud-hoogleeraar en brengt dus samen zes adviseurs op de Synode; -, , .. Amsterdam telt vier gewone en twee'buitengewone*'-' 'i' hoogleeraren in de theologie. Alzoo ook zes. Se^ kuurder evenwicht kan dus onmogelijk aangebrachte.

En nu de naaste toekomst. - •

Indien het onzen God behaagt, bereikt prbf/.-Bouwman in 1933 den zfeventigjarigen-leeftijd, dé-. hoogleeraren Honig en Kuyper in 1934, Volgens de geldende bepalingen moeten zij dan' aftreden.. Natuurlijk behouden zij dan het recht — en wij hopen, dat zij daarvan nog, zeer lang geb'niik zullen maken — om als adviseurs onzer Synodes op te treden. In hun plaats zullen nieuwe hoogleeraren moeten worden benoemd. Dan wordt dé toestand ^. dras zóó gewijzigd, dat er van de Theol. School vijf hoogleeraren en drie oud-hoogleeraren (want het is onze .hartelijke wenseh, dat ook prof. Lindeboom dit beleven zal), vasn de Theol. faculteit aan de-Vrije Universiteit vier-gewone, twee • buitengewone lïoogleeraren en één', oud-hoogleeraar ter-Synode kunnen komen. Van.Kampen < ïns acht, .vaii-i Amsterdam zeven.

Dan heeft Kampen zeJfs • een overwicht.

Maar iit geeft niet de minste reden tot be zorgdheid.

Al had Kampen er zdfs' nog meer.

En wat nu de uitbrwding van hfet-getal bui-' - .. (engewone hoogleeraren in de theologie betreft, , diê' is-, voorzoover wij er o'-^er kunnen - aordéelen, : , vrij-wel' illusoir.

Eigenlillc nog minde-E dan illusoir..

Want er wordt ten dleze zelfs geen illusie ge--• MoesteI!i..

Het element, dat er--te veel aiviseurs vaa, de» ', Vrije Universiteit op . de Synodes zullen komen^ '; kan dtts wel uitgeschakeld.

'; De-motiveering vaM het ameadement laat zi(*\ i hiertoe herleiden: Ifet is wenschelijk, dai'het ^e-! tal hooggeleerde praeadviseuïjs vermiadert, . Bij Kampen gaat dat öiet om de Jcea-kelijke-kwaliteit der hoogleeraren, derhalve blfft alleen over, - dat de Synode beslrate: van de. Theologi, sche F|«: ultesb worden niet. meer dan twee hoogleerareTf). ter SfTtode als ad'^iëeurs toegelaten.

Hierop komt het nu ma^r aan: Meeft est& Sy-S)de daartoe - werkelijk de. bevoegdheid?

En dan staal o.i. de zaak vlak omgekgei-d.

De Theologfeche School staat geheel' en al onder et zeggenschap der Kerken. Als dfeze, itt General© ynode vergaderd, beslisten - se-zullen wel verstandiger zija! - dat ^ Theologische School niet. meer 'dan twee hoogteerafen als-adviseurs naarde Synod& mag afvaa^rdigen, kan deze niet mees doen dan er zich bij neer t© leggen. De Synod» kaa dat op een acfetermiddag-afdoen.

Maar ten aanziea van de Vrije Universiteit pat dat zoo gemakkelijk; niet.

Er bestaat een „regeling van het verband tusschen de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Theologische Faculteit der Vrije Universiteit".

Deze is , tot stand gekomen door wederzijdsche verbintenis van de Synode van Amsterdam 1908 en de Directeuren der Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag.

Artikel 13 van die regeling luidt: De Kerken verbinden zich, om de gewone en buitengewone Hoogleeraien der Theol.

Faculteit uit te noodigen als adyiBrée'rende leden in liare Generale Synode zitting te nemen.

Zoolang het kontrakt tusschen de Kerken en de Direkteuren van voornoemde vereeniging van kracht is zijn onze Synodes aan deze bepaling gebonden.

Het amendement, waarover wij thans spreken, besluit dus in zich verbreking of wijziging van het kontrakt met de „Vrije Universiteit".

Dat iemand die konsekwentie zou aanvaarden alleen om het getal adviseurs van de Vrije Universiteit te beperken, mag wel uitgesloten geacht.

Mogen we dan ook maar aannemen, dat dit amendement bij voorbaat is verworpen?

Dan kunnen we nu handelen over het voorstel

zelf. Hel luidt, naar men zich herinnert: twee adviseurs van Kampen en twee van de Vrije.

In dit voorstel heeft men geen onbeleefdheid

jegens de hoogleeraren te zien. Het is op de perstafel gelegd door een hoog­

leeraar zelf.

Trouwens, ook het amendement.

Gevoeligheden blijven er dus buiten. Zelfs moet getuigd, dat er veel bekoorlijks voor een hoogleeraar in ligt.

een hoogleeraar in ligt. Wanneer hij uitrekent, hoeveel tijd eea Synode

van hem vordert, dan is de som niet luttel. Prof. Berkhoff uit Amerika gaf op de Synode van Groningen als zijn indruk weer, dat op onze Synodes de hoogleeraren veel harder moeten werken dan op die van zijn kerk en voegde er humoristisch aan toe, dat hij het met zichzelf er nog '; iiiet over eens was, of hij dit in zijn vaderland wel zou rapporteeren, men mocht er ons voorbeeld eens willen volgen en daarop was hij geenszins gesteld.

En het zijn niet alleen de Synodeweken, welke den hoogleeraai-uit zijn werk halen, maar wie op een Synode aanwezig is loopt meer kans om in een Deputaatschap benoemd te worden dan wie wegblijft.

Het is onnoodig uit te meten welk een arbeid een Deputaatschap van een hoogleeraar soms eischt in den tijd tusschen twee Synodes in.

Indien dan ook een Synode alleen maar de wenschelijkheid uitsprak, dat de hoogleeraren zich meer op den achtergrond hielden, zou deze wenk waarschijnlijk niet onwelgevallig zijn.

De professoren zouden het dan niet meer als een plicht behoeven te beschouwen de Synode bij te wonen.

Reeds nu is het absentisme der hoogleeraren op de Synodes tamelijk sterk, behalve dan op de Synode van Assen, welke ook in dit opzicht buitengewoon mocht heeten en waar zelfs wijlen prof. Geesink, die anders zelden op een Synode verscheen of er zich maar gedurende enkele zittingen liet zien, nimmer op het appèl ontbrak

•Ook wijlen prof. Bavincfc verzuimde nog al eens, omdat hij andere werkzaamheden gewichtiger achtte.

Op de laatste Synode ontbraken prof. Kuyper, die door ongesteldheid verhinderd was, prof. van Gelderen, die in Zuid-Afrika aan de bijbelvertaling hulp verleende en wijlen prof. Geesink geheel. Anderen verschenen niet voor korter of langer tijd. Het gebeurde meer dan eenmaal, dat de Theol. Faculteit der Vrije Universiteit slechts door drie, ook wel door twee hoogleeraren vertegenwoordigd was. Hoewel de hoogleeraren van Kampen minder afwezig waren — misschien was het verschil in afstand naar de Synodestad hierop van invloed — zoo was toch ook hun college meer dan eens inkompleet.

Dat hierbij niet aan eenige geringschatting voor den Synodalen arbeid mag worden gedacht, behoeft wel niet te worden verzekerd.

Ook hoogleeraren komen soms te staan voor wat men noemt een botsing van plichten.

En dan hebben zij voor zichzelf uit te maken, wat het zwaarste weegt.

Ook andere Synodeleden verkeeren vaak in hetzelfde geval.

zelfde geval. Maar dan kan altijd een secundus hun plaats innemen.

Dat kan bij de hoogleeraren niet.

Alleen al uit dien hoofde zou het weinig zin hebben een bepaling in het leven te roepen, welke het getal hoogleeraren beperkte.

Daarenboven klemt ook hier het bezwaar, dat de kerken wel eenzijdig iets aangaande de hoogleêraren der Theol. School kunnen besluiten, maar aangaande de theologische professoren der Vrije Universiteit niet.

Of de kerken er door gebaat zouden zijn, indien het getal praeadviseurs uit de hoogleeraren tot een minimum werd igereduceerd, is een punt, dat schrijver dezes moeilijk kan aanroeren. Niemand is onmisbaar. Maar wanneer het de verschillende praeses onzer Synodes in hun slotredevoeringen niet te doen was om te vleien, doch om de waarheid getuigenis te geven, dan kan men tot geen andere konclusie komen of de invloed van de hoogleeraren op de Synodes wordt door de kerken op prijs gesteld.

Voegt men daarbij dan nog dat de discussies in het algemeen niet breedvoeriger zijn dan vroeger en dat ook de hoogleeraren op dien regel wel geen uitzondering zullen maken, dan valt het kwalijk in te zien, hoe van zulk een bepaling eenige verbetering in de werkwijze der Synode te wachten is.

Examen-mytte.

Het is wel een bijzonder ongelukkig samentreffen, dat we in twee achtereenvolgende nummers van ons blad moeten opkomen tegen ean bewering van prof. Bcmvman uit Kampen.

Wij doen dit zeer ongaarne.

Toch meenen we, dat zijn gevoeleai inzake liet admissieexamen aan de Vrije Universiteit, waaraan hij in „De Bazuin" uiting geeft, niet onweersproken kan blijven.

Prof. Bouwman begeeft zich in een polemiek met prof. Kuyper.

Daarin mengen wo ons niet.

Maar prof. Bouwman laat zich verleideai tot do volgende beschouwingen, welke wij niet mogen laten passeeren: „Heit moge v/aar zijn dat een kwart eeuw geleden wel eens wat veel toegevendheid werd gebruikt (n.l. te Kampen, H.), maar het is toch een onwed er s prekei ij ke waarheid, dat in de laia; tste 10 a 15 jaren te Kampen veel trouwer getracht werd om-het examen op peil te houden dan in Amsterdam. Wij zouden op voorbeelden kunnen w ij z e n. En het is o o^ k niet tegen te.spreken, dat de jongelui die admis s i e-ex amen willen doen, zeggen: Ik ga liever naar de Vrije Universiteit, omdat het examen daar veel gemakkelijkér is. Wij geven de candidaten voor dat examen geen ongelijk."

Hier begint zich een mythe te vormen.

Prof. BO'Uwman trekt zich terug achter uitdrukkingen als „onwedersprekelijk", „het is ook niet tegen te spreken", „wij zouden op voorbeelden kannen wijzen".

Maar hij bewijst niets en niemendal.

Tegenover deze lichtvaardige wijze van beschuldiging, welke de eer van onze Vrije Universiteit raakt, steekt gunstig af de manier, waarop Dr Impeita terzelfder tijd in het „Gereformeerd Kerkblad voor Drente en Overijssel" deze zaak bespreekt.

Hij schrijft: „De bladen melden ons, dat er .te Amsterdam 38 en te Kampen 19 studenten zijn ingeschreven voor het eerste jaar theologische studie. Te Amsterdam dus juist tweemaal zooveel als te Kampen. Waaraan dit ligt is niet geheel duidelijk. De laatste jaren waren de getallen ongeveer gelijk. Nu fluistert men wel iets bijV. over de voorkeur die gegadigden geven aan het afleggen van het admissie-examen te Amsterdam als schijnbaar meer kans biedend dan te Kampen; maar op dergelijke geruchten kan men niet afgaan, 't Zal wel meer de onnaspeurlijke kwestie zijn van eb en vloed, nu hier, dan daar".

Dr Impeta treedt tegenover die geruchten met een bezadigdheid op, welke wij ook aan Prof. Bouwman toewensohen.

In plaats van die mythen en geruchten eens duchtig onderhanden te nemen, willen we volstaan het volgende te memoreeren.

1. Officieel is bepaald, dat de eischen van het admissieexamen aan de V. U. gelijk zijn aan die van het Staatsexamen.

2. Het admissie-examen aan de V. U. wordt geheel afgenomen door de Literarische fakulteit, welke er natuurlijk geen belang bij heeft de Theologisohe fakulteit zooveel mogelijk studenten toe te voeren.

3. De meeste hoogleeraren aan de Literarische fakulteit hebben geregeld zitting in de regeeringscommissies-voor de eindexamens aan de gymnasia en lycea en zijn alzoo met de eischen voor toelating aan de Universiteiten ook praktisch door en door vertrouwd.

4. Het is voor de Theologische fakulteit van het hoogste gewicht, dat geen krukken en breekebeenen straks de theologisohe colleges volgen en hoewel ik geen opdracht höb eenige verklaring naimens de Theologische fakulteit af te leggen, durf ik toch wel verzekeren, dat dit gewicht ter dege wordt gevoeld en dat, indien er aandrang noodig ware, de theologische fakulteit eer zou verzoeken de eischen zoo scherp mogelijk te stellen dan om toeschietelijkheid te gebruiken.

5. Een examen blijft een examen. De mogelijkheid, dat er eens iemand „doorrolt" bestaat daarbij altijd. Bij het Staatsexamen evengoed als bij het admissie-examen te Kampen. Het zou dwaasheid zijn, die mogelijkheid voor het admissie-examen aan de Vrije Universiteit te ontkennen.

6. Het initiatief om het admissie-examen te Kampen en te Amsterdam gelijktijdig af te schaffen ging steeds mt van de Vrije Universiteit.

Op grond van het bovenstaande besluiten wij, dat de waarborgen voor het op peil houden van het admissieexamen zeker niet geringer zijn te Amsterdam dan te Kampen.

Intusschen doet het ons genoegen uit hetzelfde „Bazuin"-artikel te vernemen, dat prof. Bouwman in de gegeven omstandigheden meer voelt voor finale afschaffing van het admissie-examen dan voor het aanhangige voorstel van curatoren, dat een gemeenschappelijk admissie-examen beoogt.

Dit is ons uit het hart gegrepen.

Dan komen alle mythes terecht, waar ze behooren.

Hierin hebben prof. Bouwman en wij elkander weer gevonden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 oktober 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

De wertoSIze onzer Synoöes.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 oktober 1929

De Reformatie | 8 Pagina's