GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PAULUS’ BRIEFWISSELING MET DE KERK TE KORINTHE.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PAULUS’ BRIEFWISSELING MET DE KERK TE KORINTHE.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

Met 1. Kor. 7 begint het tweede deel van den eersten brief. Niet in dien zin, dat thans een of andere uiteenzetting van leerstelligen aard zou worden geboden, of dat nu niet langer verschillende min of meer los naast elkaar staande kwesties zouden worden behandeld, doch zóó, dat Paulus er toe overgaat de hem door de Korinthiërs gestelde pj^eii te beantwoorden. Aangaande nu de dingen, waarvan gij mij geschreven hebt, zoo vangt hoofdstuk 7 aan, en soortgelijke opschriften 8:1, 12:1, 16:1, 12 doen vermoeden, dat ook daar door den Apostel punten aan de orde voorden gesteld, waarover hem door de Korinthiërs opheldering of uitsluitsel was verzocht.

Het eerste van deze vraagstukken betreft het huwelijk. Het zevende hoofdstuk maakt op het eerste lezen een ietwat bevreemdenden indruk. Immers het wekt den scTiijn, Hat Baulus hier ingaat tegen d© Goddelijke Scheppingsordinantie, bij welke het huwelijk is ingesteld. Nader toezien leert echter het tegendeel. Alles wordt duidelijk, wanneer we letten op vs 7, waar Paulus zegt, dat hij zelf van desn Heere de gave der onthouding van het huwelijk ontving, d.w.z. God schonk hem die, op'dat hij zijn apostolisch ambt te beter zou kunnen volbrengen. Wie die gave niet heeft, d.w.z. wie niet door God zelf met het oog op de komst van Zijn koninkrijk van de Scheppingsordinantie is vrijgesteld, die blijft er aan onderworpen en is schuldig te fauwen.

Oyerigens zien we ook hier weer, h.oe de Korinthiërs in uitersten wandelden. In dezelfde gemeente, waarin schrikkelijke hoererij te vinden is, is ook op het stuk van het huwelijk een neiging tot ascese. Paulus vermaant in "het algemeen te bliJTeii bij de roeping tot zaligheid, waarmede God heeft geroepen. Men houde het beginsel vast, dan volgt de toepassing in de bepaalde onderdeelen, die we nu hier niet alle bespreken kunnen vanzelf.

Het tweede punt, dat 'de apostel uit den brief van de Korinthiërs behandelt, is het eten van afgoden off ervleesch. Zulk of f ervleesch kon men te Korinthe zeer gemakkelijk te eten krijgen. Men kon genoodigd worden aan een heidenschen officiëelen of particulieren maaltijd. Maar vooral moet gerekend met de mogelijkheid, dat men zonder het te weten offervkesch at. Neem het volgende geval. De heidensche priesters ontvingen een deel van het offervleeseh, en het kwam voor, dat zij' dit Op de markt lieten ver"koopen. Wie op de markt vleesch kocht, kon dus offervleeseh in handen krijgen.

Nu is het sfandpunt, dat Paulus ten aanzien van deze kwestie inneemt, zeer merkwaardig en van veel verdere beteekenis dan de moeilijkheid te Korinthe. De apostel zegt, zeer zeker hebben de sterken gelijk. Een afgod is niets en dus afgodenoffer gewoon vleesch. Volgt daar nu uit, dat men vrij offervleeseh eten kan? Allerminst! De vraag, of men van de bevoegdheid, , die men op zichzelf heeft, al dan niet gebruik zal maken, hangt van heel andere factoren af. Dan moet nagegaan, of men het zelf verdragen kan, óf men toch nog niet, hoe weinig het dan ook moge zijn, zijn geweten bevlekt. Meer nog, men heeft rekening te houden met den broeder. En het kan noodig zijn ter wille van den broeder, die zwak is, zich van het offervleeseh te onthouden.

Het stuk over het eten van het offervleeseh brengt Paulus op een aantal andere punten, die hij niet alleen in verband daarmede, maar tot op zekere hoogte zelfs er door heen bespreekt. Zoo in hoofdstuk 9 zijn apostolaat, dat hij echter niet behandelt om dat apostolaat op zichzelf, maar om in éi^en voorbeeld te laten rien, hoe hij zich ter wille van anderen onthouden heeft van veel, dat hij anders vrij had mogen doen. Maar vooral noemen weliier het stuk van. het Avondmaal, dat bijna een deel op zichzelf wordt, wat ook weer noodig was met het oog op de misstanden, die te Korinthe voorkwamen. Met de Avondmaalsviering was n.l. nauw verbonden de z.g. liefde-maaltijd, een gezamenlijk eten, waarin zich eenerzijds de sterkte van den broederband openbaarde, maar OOK anderzijds een vorm van armverzorging tot uiting twam. Men nam zijn eigen eten mede naar de vergaderingen der meente en zette de meegebrachte spijze op tafel, opdat allen samen daarvan konden genieten. Zoo kwam het vele en goede, dat de rijken zich konden verschaffen, den armen ook ten bate. Maar wat gebeurde er? Nauwelijks had men plaats genomen, of ieder haalde haastig naar zïoh toe, wat hijzelf meegebracht had. Zoo at en dronk de een meer dan goed voor hem was en de ander kwam te kort. Daarna ging men dan Avondmaal vieren. Zoo werd de heilige disch ontheiligd en de kwade gevolgen bleven niet uit. paarom waren onder hen vele zwakken en kranken en velen ontsliepen.

Een gansch ander onderwerp roert hoofdstuk 12 aan. Het gaat daarin over de geestelijke gaven, d.i. over die bijzondere gaven, welke Gods Heilige Geest schonk in den eersten Christelijken tijd, toen het Nieuwe Testament nog niet bestond en die dienen moesten om de gemeenten te bouwen en te bestieren. Te Korinthe was van die ^aven een rijke mate geschonken. Maar de Korinthiërs hadden hun evenwicht verloren. Hoog stelden ze vooral de gaven der talen, de z.g. glossolalie. We hebben daaronder te verstaan een spreken in woorden door den Heiligen Geest geschonken tot eer van God, dat onverstaanbaar was voor anderen en alleen dan de gemeente stichten kon indien het in gewone taal werd overgebracht door een tweede gave, die der uitlegging. Deze gave leek zeer wonderbaar en dat maakte haar bijzonder begeerlijk in de oogen der Korinthiërs, die op het buitengewone gesteld waren. Maar Paulus laat hen zien, dat ze op deze manier niet het rechte gebruik maakten van de gaven des Geestes. Wanneer ze scTiatten wilden, dan moest zeker de profetie het hoogst wórden geschat. Doch wat meer zegt, er is meer dan de geestelijke gaven, hoe uitnemend die ook mogen zijn, meer is de liefde. De liefde blijft, de liefde tot den broeder moet ook het gebruik der geestelijk© gaven beheerschen. Aan deze uiteenzetting danken we het wondere hooglied der liefde, dat ons in 1 Koir. .13 geschonken is en dat allerminst het betoog over de gaven onderbreekt, doch het gezichtspunt biedt van waar ze moeten worden beschouwd.

1 'Kor. 1.5 komt Paulus op de opstanding des vleesches. Er waren er te Korinthe, die deze opstanding loochenden. Maar ook deze dwalenden hielden vast, dat Christus waarlijk was opgestaan. En zoo kan Paulus hen laten zien, dat als Christus is opgestaan, de opstanding van de zijnen daar het noodzakelijk gevolg van is. Het is grof rationalisme, dat men aan de opstanding des vleesches twijfelen kan. Reeds in de natuur zien we uit den graankorrel den halm verrijzen. Zou God dan niet machtig zijn den mensch een heerlijk licJiaam te geven ?

Het laatste hoofdstuk van den eersten brief behandelt in hoofdzaak punten, die we reeds noemden, toen we het hadden over de stichting 'der gemeente en de aanleiding tot het schrijven. We vermelden daarom nog slechts, dat Paulus hier aandringt op het getrouw houden van de collecte voor de armesi. te Jeruzalem. Eenmaal had de apostel de vexplichting op zich genomen te zorgen voor de behoeftigen van de moederkerk der Christenheid en hij kwijt zich ook hier van de met blijdschap aanva.arde taak. (Gal. 2:10.)

Is er nu eenige eenheid in dezen brief, eeiiig verband tusschen al deze kwesties?

We geloovenvan wel. De Korinthiërs waren rationalisten. Alles werd beredeneerd. Daarbij kwam geestelijke hoogmoed, ze stelden zich boven ieder en alles. En dat leidde er toe, dat zij misbruik maakten van de Christelijke vrijheid. Ze maakten die vrijheid zelf tot een soort regel bij hun gedragingen en ze begrepen niet, dat vrijheid nooit een wet of maatstaf kan zijn. Het gebod Gods en de liefde tot den broeder verloor men te Korinthe uit het oog. Let men daarop, dan wordt, we willen niet zeggen alles, maar toch veel verklaard. Hier ligt do wortel van veel zonde. En door heel den brief van de twisten tot de loochening van de opstanding des vleesches zien we ~den boozen wortel telkens spruiten schieten. Hier ligt ook een groot deel van de blijvende beteekenis van onzen brief.

F. W. GROSHEIDE.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 maart 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

PAULUS’ BRIEFWISSELING MET DE KERK TE KORINTHE.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 maart 1930

De Reformatie | 8 Pagina's