GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het kerkgaan van onze jonge kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het kerkgaan van onze jonge kinderen.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Onze jonge kinderen behooren to^t de gemeente.

Ze hebben daarom récht op een plaats in de samenkomsten der gemeente. Behóóren er zelfs te zijn, voorzoo'ver er, in verband met hun leeftijd, in karakter en doel dezer samenkomsten geen praktische gegevens zijn, die hen uitsluiten.

De samenkomsten der gemeente zijn geen samenkomsten der geloovigen alleen met elkander^ maar samenkomsten van de gemeente, als zoodanig, met baar God, in Christus.

Doel is 'de stichting der gemeente en de verheerlijking Gods.

Bij de ontmoeting met haar God is de gemeente niet alleen actief maar ook passief. Niet zij is het, die Gode iets toebrengt, maar het is God, die in Christus Jezus, door den Heiligen' Geest, zijn ai'beid aan haar ten koste legt en zijn genade haar schenkt.

Het dóél der samenkomsten sluit onze allerjongste kinderen uit.

Doch bij kinderen bij wie het bewustzijn ontwaakte, en aan wie daarom alle geestelijke activiteit en ontvankelijkheid niet kan worden ontzegd, is, mits ze zich behoorlijk gedragen, niets dat hen van de samenkomsten der gemeente zou uitsluiten.

Zoo ongeveer was tot dusver onze gedachtengang.

Als die juist, wijl Schriftuurlijk, is, heb ik o-ver ons onderwerp niet veel meer te zeggen. Ik mag er ook niet méér dan hoogstens nog één kort artikeltje aan wijden.

Daarom nog alleen de volgende opmerkingen.

In de eerste plaats zou Ik, naast de vrees, de kinderen al te vroeg, d.w.z. als ze, naar redelijke verwachting, nog zoo goed als niets aan den dienst hebben, Qen plaatsje willen vragen voor de vrees, dat we ze ook maar één Zondag langer dan noodig is, thuis laten. '

In de laatste richting is er toch zeker evengoed de mogelijkheid van te zondigen tegen den God van ons zaad^ en onzen kinderen geestelijke schade te doen, als in de eerste.

En er is dubbele reden om de vrees daarvoor een stem in het kapittel te geven, nu we, met al onze groote-menschen-wijsheid, niet in staat zijn, om uit te maken, op welken Zondag of zelfs in welk levensjaar onze kinderen dan voor den kerkgang rijp geacht kunnen worden. Trouwens, een algemééne regel zou er, bij de individueele verschillen onder onze kinderen, in geen geval te stellen zijn.

Bij dezen stand van zaken, is het beter een "heel jaar te vroeg dan een half jaar te laat.

„Maar, in het beste geval, zegt men, gaat er van den dienst voor onze jonge kinderen toch zooveel verloren. Het meeste gaat over-en langs hen heen."

Nog ééns: als ik denk aan 't woord van den Heere Jezus over de kinderkens, en aan de bestraffing, die de discipelen opliepen, toen ze den kindertjes den weg tot Jezus versperden — durf ik in ons schattings-vermogen niet zoo heel veel vertrouwen stellen.

Doch, zeker, véél in den dienst, veel vooral van de bediening des Woords, die er de hoofdzaak in is, zal jonge kinderen voorbij gaan.

Maar is dat nu — voorzoover het gevolg is van hun leeftijd — zoo erg? 't Is erg, als men een kostbaar vocht met dikken straal over een flesch uitgiet. Want wat in de flesch niet komt, werd vermqrst, is verloren.

Maar dergelijk een schade beloopt de prediking gelukkig niet, als er kinderen onder het gehoor zitten, die veel nog niet verstaan.

Of, als onze jonge kinderen mee ter kerk moeten, dan niet aan de Dienaren des Woords de eisch moet worden gesteld, dat ze het Woord ook onder het bereik der kinderen zoeken te brengen?

In zóóver, zonder twijfel, naar het me voorkomt, dat de prediker zich door de tegenwoordigheid der jonge kinderen bestendig late waarschuwen tegen hoog-dravendheid en oratorisch geknutsel, en late dringen tot natuurlijkheid en eenvoud. Want die vragen de kleinen voor zich en — óók voor de groeten.

Maar de eisch, dat de prediking zich van begin tot eind op de kinderen instelle, zou onrecht doen in tegenovergestelde richting.

In een kring, waarin men 'tover preeken had, hoorde ik eens binnen vijf minuten den eenen dominee vonnissen, omdat hj' veel te „geleerd" preekte, en van een anderen dominee zeggen: „d'r is niks an, 'tis net een Zondagschooltje".

Ik denk, dat de meeste dominees beide beschuldigingen wel op hun rekening krijgen. De benijdbaren, die aan beide ontkomen, zullen wel weinige zijn.

Laten we er intusschen allen ons best voor doen. Doch dan zijn er nog anderen, die hmi best doen moeten, om den afstand tusschen de preek en onze jonge kinderen zoo klein mogelijk te maken.

Dat zijn de ouders van die kinderen.

Als vader en moeder, na den dienst, in hun gezin nog eens even op de gehoorde preek terugkomen, om eens te hooren wat ervan begrepen werd en wat niet, en om dan wat de kinderen niet begrepen of weer vergaten, in hun eigen woorden "toe te lichten of te herinneren — dan zal dat niet alleen de kinderen prikkelen om met aandacht en inspanning te luisteren, maar ze ook oefenen in het verstaan, en onder den zegen des Heeren, de vrucht der prediking bij hen ten goede komen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 mei 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Het kerkgaan van onze jonge kinderen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 mei 1931

De Reformatie | 8 Pagina's