GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Evangelisatie-Predikant.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Evangelisatie-Predikant.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van verschillende zijden wordt tegenwoordig, als er gesproken wordt over den arbeid der Evaiigelisatie, op aangedrongen, dat er kome de Evangelisatie-predikant. Of, laat ik het-wat meer algemeen zeggen: iemand, die zijn geheelen tijd geeft, dus zes of zeven dagen van de week, aan het werk der Evangelisatie. Dat behoeft dan niet persé een predikant te zijn. Het kan wezen een candidaat, een Evangelist, om het even, als het maar is een man, die met gaven en liefde voor dat werk is bezield; die zijn volle arbeidskracht daaraan geven kan; die organiseerend talent heeft, en over een grooter of kleiner terrein de leiding van het werk op zich nemen kan; en die dus voor zijn arbeid wordt bezoldigd voor levensonderhoud.

Voor een paar weken werd over deze kwestie geschreven in het Noord-HoUandsch Kerkblad door Ds Hoek van Enkhuizen in zijn overzicht van den arbeid in Noord-Holland. In Noord-Holland is reeds een broeder werkzaam, die daaraan zijn krachten geeft. En daar roept men om meer werkers.

Het zal niet verwonderen, dat vooral in Noord-Holland deze zaak leeft bij de Gereformeerde Kerken. De Particuliere Synode van 1931 heeft op voorstel van de classis Zaandam het volgende besluit genomen:

„De Particuliere Synode dringt er bij de classes op aan, om te zien of er niet binnen haar ressort enkele Kerken zijn, die in aanmerking komen voor het beroepen van een dienaar des Woo-rds, of het aanstellen van een hulpprediker, zoo-noodig in overleg met de deputaten voor dezen arbeid van classis en provincie".

en in verband daarmede

„de deputaten te machtigen om, zoo nieuwe aanvragen om finantiëelen steun, die vóór 1 .Januari 1932 bij hen mochten inkomen, dit noodzakelijk maken, een derde collecte aan de kerken te vragen".

De Deputaten der Part. Synode voor de Evangelisatie deelen mee in hun rapport, dat van drie Kerken mededeeling kwam, dat ze een hulpprediker begeeren aan te stollen inet hulp van de classis en de Part. Synode. Het zijn de Kerken van Hoorn, Krommenie en Castricum.

Krommenie en Castricum. Het verslag meldt, dat al deze aanvragen werden ingewilligd, zoodat er in Noord-Holland naast den broeder, die daar reeds werkzaam is, D.V. spoedig een drietal candidaten in de Theologie zullen arbeiden in het werk.

Het besluit met den gerechtvaardigden wensch: „Wat zou het heerlijk zijn, als spoedig de geschikte jonge mannen gevonden werden, die hierin het Koninkrijk Gods in Noord-Holland met al hun krachten dienen mochten".

We mogen ons verheugen in de energie, waarmee Noord-Holland de zaak aanvat. Dien kant moet het uit. We moeten hebben menschen, die al hun tijd voor den arbeid der Evangelisatie beschikbaar hebben. Voor Noord-Holland geldt dat in het bizonder. Daar is de nood zoo groot. Er is misschien geen gebied in ons vaderland, waar de verwoestingen door het Modernisme en het .Materialisme zoo groot zijn, als juist daar. Commissies die plaatselijk' arbeiden met lectuur en huisbezoek enz. zijn daar niet voldoende. Daar moeten vaste arbeiders zijn. En als de Kerken in Noord-Holland maar met blijde offervaardigheid de gevraagde derde collecte houden, komt het wel klaar, en zal er op den duur nog wel meer kunnen gebeuren.

Maar buiten Noord-Holland is het eveneens wenschelijk, dat we krijgen den man, dien ik nu wil noemen Evangelisatie-predikant.

Er is in het werk der Evangelisatie, zooals het nu in den regel gebeurt, iets niet in orde.

Hoe toch gaat het toe? Als er in een plaats door den Kerkeraad de Evangelisatie ter hand wordt genomen, dan gaat het zóó: er wordt een commissie benoemd, die haar organisatie bouwt, reglementen opstelt, sub-co-mmissies samenstelt, werkers zoekt, broeders en zusters, die des avonds in hun vrijen tijd er op uit gaan. Zondagscholen oprichten, vereenigihgen, enz. Dat werk gebeurt dan voor een zeer groot percent een of meer avonden

in de week. Broeders en zusters geven daarvoor een deeltje van hun vrijen tijd na hun dagelijkschen arbeid. Niet waar, zoo gaat ongeveer overal het werk.

We zijn dankbaar, dat de arbeid gebeurt. Maar deze wijze is niet de meest gewenschte. Er kleeft een groot gebrek aan. Arbeid, die in avonduren in vrijen tijd gedaan moet worden, blijft uit den aard der zaak gebrekkig. Daaraan kleeft iets van haastwerk, van resteerende tijd, van uitgespaarde uren. Van met moeite gevonden gelegenheid. Van. opoffering van wat vaak niet joed kon worden opgeofferd, zonder dat weer andere dingen schade lijden.

Want hoe gaat het? De menschen, die voor dit werk een deel van hun vrijen tijd kunnen en willen geven, en die gaven hebben voor het werk, zijn niet vele. In den regel dezelfden, als ook al arbeiden in Kerkeraad, Schoolbestuur, Patrimonium), Kiesvereeniging, en een stuk of wat andere organisaties meer. Waarbij dan en passant nog komt, dat ze in den regel een huisgezin hebben, dat althans ook éénigen tijd en aandacht vraagt. Wat komt er dan van de Evangelisatie terecht?

Is het dan niet te verstaan, dat er menschen zijn, die na een tijd van arbeiden inzien, dat ze feitelijk geen tijd hebben, en bericht zenden van bedanken ?

Daar komt nog wat bij. De leiding berust in den regel bij een der plaatselijke predikanten. Die organiseert, informeert, controleert en adviseert. Maar nu het practische werk. Er zijn gezinnen, waar eens bezoek moet worden gebracht door een predikant. En — daarvoor heeft die nredikant absoluut geen tijd! Zijn werk in de gemeente, of in zijn wijk gaat voor. En dat vraagt ongeveer honderd procent van zijn tijd, zoodat hij geen gelegenheid heeft, om geregeld zich op de hoogte te houden. Zijn leiding is hoofdzakelijk op de vergadering van 'de Centrale Commissie, en zoo spoedig die vergadering weer afgeloopen is, staat hij practisch weer buiten het werk tot de volgende vergadering over eenige weken.

Dit karakter van arbeiden voor de Evangelisatie, dat dus kan worden samengevat in de aanduiding: arbeid in overgeschoten 'tijd verricht, drukt het Evangelisatiewerk. Daardoor draagt het veel te veel het karakter van het gelegentliche; van het: als er eens wat tijd overschiet. En dan loopt de Kerk des Heeren gevaar, dat haar naar Goddelijk bevel opgevatte werk van het boodschappen aan het moderne heidendom om haar heen prutswerk wordt.

Men versta me wel. Ik bedoel allerminst te zeggen, dat het prutswerk i s. Maar - het gevaar er voor loepen we zeker.

Ik kom nog al eens op vergaderingen, waar over Evangelisatie wordt gehandeld. En dan wordt er vaak gewaagd van zegen en groei. Maar eveneens van tobben en moeite. Van kwijnen soms.

Als het jaarverslag van den Secretaris wordt voorgelezen of de openingstoespraak van den Voorzitter, zit ik steeds te luisteren, wanneer de tekst genoemd zal worden: „De oogst is wel groot, maar de arbeiders zijn weinige, al zijn de velden wit om te oogsten". En als die tekst in 't zicht komt in gemeld verslag, zucht ik in mezelf, dat het toch overal gelijk is.

Er hapert iets. Er is iets niet in orde. Wat het is, kan niet in één woord en zin worden gezegd: het ligt aan verschillende factoren. Maar één van de oorzaken is, dat het werk het karakter draagt, dat ik boven heb genoemd. Wanneer we hadden een man, die al zijn tijd wijden kon aan de Evangelisatie, zou er vermoedelijk iets veranderen en verbeteren. Dan ging voor een deel het karakter van arbeiden met overgeschoten resten tijd er af. Voor een deel. Want hoc het ook wordt aangelegd, steeds zullen we moeten blijven arbeiden met broeders en zusters, die een deel van hun tijd geven. Maar dan was er plaatselijk althans één, die al zijn tijd er aan geven kon. Dan kon de leiding beter zijn, en van dien vasten arbeider kon werkelijk stimuleerende en stuwende kracht uitgaan.

Voor een deel zóó, als het ook bij de Zending gedaan wordt. We moeten met onze Evangelisatie waar het kan, nieuwe wegen inslaan. De tijd roept bij het wassen van den stroom van ongeloof en afval. De Kerken zullen wèl doen, zich te bezinnen, of ze met de methode, de joraktijk van hun Evangelisatie, wel op den goeden weg zijn, dan of ze ook eens haar krachten in moeten spannen, om te kornen tot den vasten arbeider in het Evangelisatiewerk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 december 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

De Evangelisatie-Predikant.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 december 1931

De Reformatie | 8 Pagina's